25 600 V
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 1998

nr. 85
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 24 juni 1998

Inleiding

Op 29 en 29 mei jl. werd te Luxemburg een vijftal ministeriële bijeenkomsten in NAVO-verband gehouden, te weten van de:

– Noord-Atlantische Raad,

– Noord-Atlantische Raad met de drie kandidaat-leden,

– Permanente Gezamenlijke Raad NAVO-Russische Federatie,

– NAVO-Oekraïne Commissie,

– Euro-Atlantische Partnerschaps Raad (EAPR).

Tijdens deze bijeenkomsten kwamen als hoofdonderwerpen ter sprake: de situatie in en rondom Bosnië-Herzegovina, alsmede Kosovo, de externe aanpassing van het bondgenootschap, de aanpassing van het Strategisch Concept van de NAVO, non-proliferatie (vooral in het licht van de Indiase en Pakistaanse kernproeven), de implementatie van de Stichtingsakte tussen de NAVO en Rusland en van het Handvest tussen de NAVO en Oekraïne en ten slotte, tijdens de EAPR, vertrouwenwekkende maatregelen en conflict-preventie in de Euro-Atlantische regio. Voor wat betreft het besprokene over Kosovo verwijs ik naar mijn brief aan de Voorzitter van de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken en voor Defensie van Uw Kamer terzake van 8 juni jl. (22 181, nr. 200)

Noord-Atlantische Raad

Het belangrijkste onderwerp dat tijdens deze vergadering ter sprake kwam, betrof uitbreiding van de alliantie. Unaniem werd de principiële bereidheid bevestigd vast te houden aan het in Madrid in 1997 vastgestelde open deur-beleid, dat, zoals bekend, niet is gekoppeld aan een tijdschema. Door enkele ministers werd gesteld dat nu eerst de politieke en militaire integratie van de drie toetreders (Polen, Tsjechië en Hongarije) vorm moet krijgen alvorens nieuwe uitbreidingsbeslissingen dienen te worden genomen. Tevens wilde men voorkomen dat de NAVO-top van Washington, in april 1999, geheel in het teken zou komen te staan van een nieuwe uitbreidingsronde. In mijn interventie heb ik op de noodzaak gewezen dat de top te Washington een concreet perspectief op zo'n tweede ronde biedt opdat niet bij sommigen de indruk zou ontstaan als zou de NAVO opnieuw scheidslijnen in Europa trekken. Ook zou het achterwege blijven van een concreet perspectief negatieve gevolgen kunnen hebben voor de ontwikkelingen in een aantal aspirant-landen, zoals bijvoorbeeld Roemenië.

Noord-Atlantische Raad met de drie kandidaat-leden

Tijdens deze bijeenkomst stond de situatie in en rond Bosnië-Herzegovina centraal. Na te zijn geïnformeerd over de situatie door de voorzitter van het Militair Comité en SACEUR, de generaals Naumann en Clark, sprak de vergadering zich in positieve zin uit over de rol die SFOR vervult, niet alleen bij de militaire maar ook de civiele implementatie van het Dayton-vredesakkoord. In diverse interventies werd gewezen op het cruciale belang van de terugkeer van vluchtelingen, die op dit moment vooral door de Bosnische Kroaten wordt bemoeilijkt. Een ander punt van blijvende aandacht vormt het arresteren van oorlogsmisdadigers. Ten aanzien van het voortduren van de SFOR-operatie werd de oriëntatie op een «end state» in plaats van op een «end date» nog eens herhaald. De «NAR ad 19» nam tevens het NAR-communiqué aan .

Tijdens de lunch vond, voor de eerste maal sinds vorig jaar in Madrid werd besloten tot aanpassing van het Strategisch Concept van de NAVO, op ministerieel niveau een informele gedachtenwisseling over dat onderwerp plaats. Bij die gelegenheid heb ik gewezen op het belang, dat de NAVO wordt gezien als een hernieuwde, actieve organisatie die niet slechts op gebeurtenissen en ontwikkelingen reageert, maar een eigen rol speelt in de vormgeving van veiligheid en stabiliteit. Tevens heb ik gezegd geen spanningsveld te zien tussen de zgn. «nieuwe missies» van de NAVO en het vermogen tot collectieve zelfverdediging, maar deze elementen juist als wederzijds versterkend te beschouwen.

Permanente Gezamenlijke Raad

Tijdens de PGR kwam Bosnië-Herzegovina eveneens ter sprake en sprak de Russische minister Primakov zijn goedkeuring uit over het nieuwe «operational plan» van SFOR en zijn tevredenheid in algemene zin over de implementatie van het Dayton-akkoord. Mede door het bekendworden die dag van het nieuws dat Pakistan een aantal kernproeven had gehouden, kwam het thema non-proliferatie ter sprake. In mijn bijdrage heb ik Rusland opgeroepen om samen met de NAVO de nieuw ontstane, gevaarlijke situatie het hoofd te bieden en een speciale verantwoordelijkheid in deze materie bij de erkende kernwapenstaten gelegd. De PGR nam vervolgens een verklaring aan, waarin zowel de Indiase als Pakistaanse kernproeven worden veroordeeld.

Mijn Russische ambtgenoot toonde zich tevreden over de implementatie van de Stichtingsakte en Permanente Gezamenlijke Raad, hoewel er volgens hem voldoende ruimte voor verbetering overbleef. In dit verband werd aangekondigd dat de Russische Federatie binnenkort zou komen met samenwerkingsvoorstellen op het gebied van «Theatre Missile Defence». Van NAVO-zijde werd door verschillende ministers aangedrongen op de vestiging, dit jaar nog, van wederzijdse militaire liaison-kantoren. Tot slot van deze PGR werd een Memorandum of Understanding getekend over wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de NAVO en de Russische Federatie.

NAVO-Oekraïne Commissie

Het betrof de tweede Commissie-bijeenkomst op ministerieel niveau. Oekraïne werd hierbij vertegenwoordigd door de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken Tarasjoek. Bij de evaluatie van het «Distinctive Partnership» tussen de NAVO en Oekraine sprak deze zijn voldoening uit over de uitvoering van het Handvest en wees in het bijzonder op het belang van de gezamenlijke werkgroep over defensiehervormingen. De NAVO-ministers namen het principe-besluit een militaire liaison-officier in Kiev te plaatsen. De Oekraïnse minister sprak de hoop uit dat de Commissie zou uitgroeien tot een forum van 17 gelijkwaardige landen en niet zozeer een forum van 16+1 landen zou blijven en merkte op dat het integratiestreven van zijn land in Europese structuren zich niet beperkte tot de NAVO maar ook de EU en WEU betrof. Minister Tarasjoek nodigde de Commissie uit volgend jaar een ministeriële bijeenkomst te houden in Kiev, waarbij hij bepleitte dat voortaan de drie kandidaat-leden van de NAVO-Oekraïne Commissie deel uit zouden maken.

Euro-Atlantische Partnerschaps Raad

Ten slotte vond in Luxemburg een ministeriële EAPR plaats waaraan, op Tadzjikistan na, alle partnerlanden deelnamen. Als enige onderwerp stond geagendeerd «vertrouwenwekkende maatregelen en conflict-preventie in de Euro-Atlantische regio». Bespreking hiervan werd voorafgegaan door een briefing over Bosnië-Herzegovina van de Hoge Vertegenwoordiger van de Verenigde Naties Westendorp. Gezien de omvang van dit forum was de individuele spreektijd beperkt en volstonden de meeste ministers met het oplezen van korte verklaringen. Hiervan vermeldenswaard is dat mijn Poolse ambtgenoot het voorstel lanceerde voor een EAPC Centre for Security Studies en, naar aanleiding van zijn reis door Centraal-Azië in zijn hoedanigheid van Chairman-in-Office van de OVSE, de EAPR opriep tot meer betrokkenheid bij deze regio. De meeste sprekers, onder wie ikzelf, onderstreepten het belang van de EAPR, waarbij ook de mogelijkheid werd genoemd van een rol voor deze Raad op het gebied van vredebewarende operaties. Ten slotte nam de EAPR het besluit tot de opening van een Euro-Atlantic Disaster Response Coordination Centre in Brussel.

De teksten resp. van het communiqué van deze Noord-Atlantische Raad, alsmede van de persverklaringen over de Permanente Gezamenlijke Raad, de NAVO-Oekraïne Commissie en de Euro-Atlantische Partnerschaps Raad, gaan volledigheidshalve hierbij. 1

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven