25 600 C
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het gemeentefonds voor het jaar 1998

nr. 21
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 11 februari 1998

Naar aanleiding van de behandeling van de Najaarsnota 1997 en de gemeentefondsbegroting 1998 in de Tweede Kamer hebben Staatssecretaris Van de Vondervoort en ik overleg gevoerd met de VNG over de beëindiging van de artikel 12-status van de gemeente Den Haag.Mede namens de Staatssecretaris bericht ik u daarover het volgende.

In de Najaarsnota 1997 is de voorfinancieringsconstructie bij de beëindiging van de artikel 12-status van de gemeente Den Haag in beeld gebracht. Uitgangspunt hierbij is de reguliere artikel 12-behandeling geweest die inhoudt dat de aanvullende uitkeringen voor artikel 12-gemeenten ten laste komen van het gemeentefonds. Omdat een sanering ineens in 1997 bestuurlijk wenselijk was voor de oplossing van de problematiek van de gemeente Den Haag en een dergelijke snelle sanering tot te hoge jaarlasten voor het gemeentefonds zou leiden, is een voorfinancieringsconstructie toegepast. Deze leidt tot een snelle afwikkeling van de artikel 12-status van Den Haag en leidt – door de lagere rente waartegen het Rijk leent – tot lagere lasten voor de gemeenten zonder meerjarige budgettaire lasten voor het Rijk.

De meerjarige lasten voor de gemeenten hebben het volgende verloop: een bedrag van 118,8 mln in 1997, 148,0 mln in 1998 en een jaarlijks bedrag van 187,5 in de jaren 1999–2004. Het verloop van deze bedragen is zodanig vormgegeven dat er in 1997 en 1998 geen sprake is van een verhoging van de lasten ten opzichte van de bedragen die in de ontwerpbegroting 1998 opgenomen waren voor artikel 12-uitkeringen. De beëindiging van de artikel 12-status van de gemeente Den Haag leidt derhalve niet tot een aanpassing van de bevoorschotting aan de gemeenten. De bedragen in de latere jaren liggen op een niveau dat in combinatie met de verwachte uitgaven aan andere artikel 12-gemeenten niet hoger is dan het niveau van het totale beslag van de artikel 12-uitkeringen in de afgelopen jaren. Dit hangt mede samen met een daling van het aantal – met name grotere – artikel 12-gemeenten.

De Tweede Kamer is bij de behandeling van de Najaarsnota 1997 en de gemeentefondsbegroting 1998 akkoord gegaan met de voorgestelde constructie, maar heeft het kabinet daarbij gevraagd in overleg te treden met de VNG om te komen tot een verlaging van de jaarlijkse lasten door een mogelijke combinatie van een verlaging van het rentepercentage dat het Rijk in rekening brengt, een verlenging van de terugbetalingstermijn en eventueel een renteberekening over de zogenaamde behoedzaamheidsreserve.

De drie genoemde mogelijke aanpassingen hebben de volgende budgettaire consequenties.

Bij de opstelling van de Najaarsnota is een rentepercentage bij de terugbetaling gehanteerd van 5,6%. In het overleg met de VNG heb ik mij bereid verklaard de rente vast te zetten op het huidige renteniveau van 4,9%. Dit leidt tot een verlaging van de jaarlasten met een cumulatieve omvang van circa 35 mln. In de uitgangssituatie – de betaling door de gemeenten zonder voorfinanciering, cf. de opstelling van de IFLO – werd een rentepercentage gehanteerd van 7,6%. De voorfinanciering leidde derhalve al tot een rentevoordeel van cumulatief ruim 70 mln.

In de najaarsnota is uitgegaan van een terugbetaling van de voorfinanciering in de periode 1997–2004. Een verlenging van de termijn met één of twee jaar leidt tot een verlaging van de jaarlijkse last met respectievelijk circa 20 en 40 mln.

Over de behoedzaamheidsreserve die gehanteerd wordt bij de bevoorschotting van de algemene uitkering aan de gemeenten is tot dusver geen rente berekend. Wanneer er over deze reserve rente berekend zou gaan worden, is de hoogte van het rentebedrag afhankelijk van de fluctuaties in de hoogte van de behoedzaamheidsreserve. Wanneer de volledige behoedzaamheidsreserve uitgekeerd zou worden zou er sprake zijn van een rentebedrag van circa 30 mln. In het geval de reserve niet uitgekeerd hoeft te worden, is er ook geen rentebedrag. De instelling van een rentecomponent zou tweezijdig vormgegeven moeten worden, naar analogie met de renteberekening zoals die op dit moment plaatsvindt bij de sociale fondsen. Dit houdt in dat wanneer de behoedzaamheidsreserve achteraf onvoldoende is geweest en er naast de reserve nog een negatieve nacalculatie zou plaatsvinden dit zou leiden tot aanvullende lasten voor het gemeentefonds.

Het vorenstaande is in het overleg met de VNG d.d. 3 februari 1998 gewisseld. De VNG heeft daarbij aangegeven niet akkoord te gaan met het pakket van voorstellen, omdat zij de omvang daarvan onvoldoende acht. Zij gaat uit van een overname door het Rijk van een substantieel deel van de oude tekorten van de gemeente Den Haag. De voorgestelde modaliteiten leiden in hun ogen tot een te geringe aanpassing van de jaarlijkse lasten. In het overleg met de VNG is van de zijde van de regering aangegeven dat er in dit geval geen andere aanpak geldt dan voor de overige artikel 12 gemeenten, dat wil zeggen dat de lasten worden gedragen door het gemeentefonds. Deze lasten komen meerjarig niet uit boven het niveau van de lasten in de periode 1996–1998 zodat de afwikkeling van de artikel 12-status van de gemeente Den Haag voor de collectiviteit niet leidt tot een verhoging van de lasten.

Gezien de ontwikkeling van de rente sinds de opstelling van de Najaarsnota en de discussie in de Tweede Kamer acht ik de renteverlaging zoals deze bovenstaand is aangegeven evenwel verantwoord en redelijk.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Naar boven