25 600 C
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het gemeentefonds voor het jaar 1998

nr. 20
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 februari 1998

Naar aanleiding van een publicatie in het Algemeen Dagblad van 8 januari jl. heeft mevr. Nijpels-Hezemans in het ordedebat van 13 januari jl. vragen gesteld over een aantal uitvoeringsaspecten met betrekking tot de lokale lastenverlichting voor gezinshuishoudingen (de zogenaamde f 100 maatregel). In deze brief ga ik op haar vragen in. Dit doe ik mede namens de staatssecretaris van Financiën en de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, mevr. A. G. M. van de Vondervoort. Ik zal bij de beantwoording de aanvullende vraag van de heer Hendriks over mogelijkerwijs te treffen sancties betrekken.

Mevr. Nijpels-Hezemans vraagt of de regeling inzake lokale lastenverlichting voor gezinshuishoudingen geldt voor iedere burger die maandelijks een bedrag betaalt voor wonen, c.q. voor een combinatie van wonen, zorg en service en waarin de lokale lasten zijn verdisconteerd. Verder vraagt zij hoe de gemeenten zijn of worden gewezen op hun verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de f 100 maatregel.

Allereerst hecht ik eraan aan te geven dat naar mijn mening de berichtgeving in het Algemeen Dagblad, waarnaar mevr. Nijpels-Hezemans verwijst, prematuur is. De besluitvorming over de f 100 maatregel, opgenomen in het belastingplan 1998, is voor de gemeenten pas op een laat moment afgerond. Daar komt bij dat tijdens de parlementaire behandeling in december 1997 door een amendement1 nog een wijziging is opgetreden in de wijze waarop gemeenten de lastenverlichting moeten realiseren. Zelfs nu nog is er voor de gemeenten geen duidelijkheid of de lokale lastenverlichting alleen via de gebruikersaanslag voor de onroerende-zaakbelasting (OZB) resp. de roerende-zaakbelasting (RZB) of ook op andere manieren mag plaatsvinden. Dat houdt verband met het aanvaarde amendement op het wetsvoorstel begrotingswet gemeentefonds 19982 dat thans bij de Eerste Kamer aanhangig is. Daarin is wederom een wijziging van artikel 229d van de Gemeentewet voorgesteld, te weten een verruiming van de mogelijkheden die gemeenten hebben om de lastenverlichting vorm te geven. Al met al brengt dit onzekerheid met zich. Veel gemeentebesturen moeten daarom nu nog de politieke discussie voeren over de vormgeving, over eventuele uitvoeringsaspecten en ook over de vraag hoe bewoners van niet-zelfstandige woonruimten zouden kunnen profiteren van de lokale lastenverlichting.

Zoals bij diverse gelegenheden aan de Tweede Kamer is gemeld1, voorziet de regeling erin dat degenen die een belastingaanslag krijgen voor de desbetreffende gemeentelijke belasting in aanmerking komen voor de lokale lastenverlichting. De f 100 maatregel voorziet in een vermindering op het aanslagbiljet voor de OZB/RZB, of, als de Eerste Kamer instemt met het wetsvoorstel begrotingswet gemeentefonds 1998, de afvalstoffenheffing/reinigingsrecht of het rioolafvoerrecht. De bewoners van niet-zelfstandige woonruimten krijgen geen (individuele) aanslag voor deze heffingen. Wel is het zo dat de gemeenten via het gemeentefonds voor elk van deze niet-zelfstandige woonruimten worden gecompenseerd. Het kabinet gaat er daarom van uit dat gemeenten het bedrag van f 100 ook doorsluizen naar de bewoners van niet-zelfstandige woonruimten. De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, mevr. Van de Vondervoort, heeft in de Tweede Kamer aangegeven dat het kabinet de gemeenten dringend adviseert om een zodanige voorziening te treffen dat ook aan diegenen die geen zelfstandige aanslag krijgen toch f 100 wordt uitgekeerd2. De gemeentefondsbeheerders hebben in een circulaire van 3 december 1997 de gemeenten hierop gewezen. Overigens heeft ook de VNG in haar ledenbrief de gemeenten aangespoord om ook bewoners waarvoor wel compensatie plaatsvindt via het gemeentefonds, maar waarvoor de regeling geen vermindering voorschrijft, te laten profiteren van de lokale lastenverlichting.

Mevr. Nijpels-Hezemans vraagt voorts hoe het mogelijk is dat gemeenten de f 100 maatregel vrijelijk kunnen interpreteren. Ook vraagt zij naar de problemen bij de uitvoering. Tenslotte vraagt zij hoe het kabinet kan garanderen dat iedere burger die daar recht op heeft, de f 100 krijgt uitgekeerd, ongeacht de woonvorm waarvan hij gebruik maakt en ongeacht de gemeente waarin hij woont. Aanvullend vraagt de heer Hendriks naar de bereidheid van het kabinet om sancties te treffen tegen gemeenten die de lokale lastenverlichting aan belanghebbenden zouden willen onthouden.

De maatregel, met al zijn verplichtingen en vrijheden, is uitvoerig in de Tweede Kamer en Eerste Kamer aan de orde geweest. Ook heeft het kabinet de Tweede Kamer ingelicht over het ontbreken van een wettelijke aanspraak van bewoners van niet-zelfstandige woonruimten op de lokale lastenverlichting.

Uit het voorgaande moge blijken dat alle belastingplichtigen van de desbetreffende lokale belasting een wettelijke aanspraak hebben op de vermindering van f 100. Een gemeente die de vermindering niet toepast, kan rechtens worden gedwongen dit alsnog te doen. Deze wettelijke aanspraak is afhankelijk van het wel of niet belastingplichtig zijn ter zake van de belasting die de gemeente kiest om de lastenverlichting door te geven.

Van de zijde van de VNG zijn en worden de gemeenten onder meer geïnformeerd over de uitvoering van de regeling. Onder meer geeft de VNG voorlichting over de wijze waarop gemeenten bewoners van niet-zelfstandige woonruimten kunnen bereiken.

Met betrekking tot de vraag van de heer Hendriks merk ik het volgende op. Inwoners die een wettelijke aanspraak hebben, maar de vermindering van f 100 niet krijgen, kunnen de vermindering rechtens afdwingen. Sancties van rijkswege zijn dus niet aan de orde. Bewoners van niet-zelfstandige woonruimten hebben zelf geen wettelijke aanspraak op de lastenverlichting. Het kabinet gaat er wel van uit dat gemeenten de verkregen gelden zullen doorgeven aan deze categorie inwoners. In het kader van de monitor Lokale lasten 1998 wordt onderzocht of de gemeenten ook aan de bewoners van niet-zelfstandige woonruimten de vermindering van f 100 hebben doorgegeven. Op de uitkomsten hiervan wil ik niet vooruitlopen.

De Minister van Financiën,

G. Zalm


XNoot
1

Kamerstukken II 1997/98, 25 691, nr. 10.

XNoot
2

Kamerstukken II 1997/98, 25 600 C, nr. 17.

XNoot
1

Dit is bijvoorbeeld gebeurd in de schriftelijke antwoorden op het Verslag van de Tweede Kamer bij het wetsvoorstel begrotingswet gemeentefonds 1998, vraag 11 (Kamerstukken II 1997/98, 25 600 C, nr. 5) en in de schriftelijke antwoorden ten behoeve van de algemene financiële beschouwingen, vraag 123(Kamerstukken II 1997/98, 25 600, nr. 34).

XNoot
2

Kamerstukken II 1997/98, 25 600 C enz., nr. 10, blz. 20.

Naar boven