nr. 54
AMENDEMENT VAN DE LEDEN ROETHOF EN VAN ZUIJLEN
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Na artikel 18.10 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 18.11
1. De voordracht voor een algemene maatregel van bestuur krachtens de
artikelen 9.1, eerste en tweede lid, 20.1, vierde lid, en 20.3, vierde lid,
wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal
is overgelegd. Binnen vier weken na de overlegging kan door of namens een
der kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden
van een der kamers de wens te kennen worden gegeven dat het in het ontwerp
te regelen onderwerp bij de wet wordt geregeld. In dat geval wordt een daartoe
strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend.
2. Een krachtens de artikelen 3.1, eerste lid, 4.10, tweede lid, 4.10,
derde lid, 6.1, zevende lid, 6.9, vijfde lid, en 7.1, eerste lid, vastgestelde
algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan vier weken
na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de
plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.
Toelichting
Het bij dit amendement ingevoegd nieuwe artikel regelt de parlementaire
betrokkenheid bij een aantal uitvoeringsregelingen.
Ingevolge het eerste lid wordt voorafgaand aan de voordracht voor een
aantal amvb's, het ontwerp daarvan aan de beide kamers overgelegd. Deze hebben
vier weken de tijd voor overleg met de minister en kunnen binnen die termijn
ook om regeling bij wet vragen. Het betreft amvb's over de aanwijzing van
universele diensten en de regels betreffende prijs en kwaliteitsniveau daarvan,
over de criteria voor de tarieven van telex- en telegraafdienst, en over de
vaststelling van de termijnen waarvoor de WTV-vergunningen gelden.
Het tweede lid geeft de kamers middels de uitgestelde inwerkingtreding gelegenheid om over een aantal vastgestelde amvb's met de minister
van gedachten te wisselen, alvorens die amvb's in werking treden.
Roethof
Van Zuijlen