25 533
Regels inzake de telecommunicatie (Telecommunicatiewet)

nr. 35
AMENDEMENT VAN HET LID ROETHOF

Ontvangen 19 maart 1998

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Het opschrift « § 8.4 Aanwijzingsbevoegdheid» vervalt.

II

Artikel 8.6 vervalt.

III

In artikel 15.1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot zesde en zevende lid worden drie nieuwe leden ingevoegd, luidende:

3. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde krachtens artikel 8.5 en met het onderzoek naar mogelijke overtreding van die artikelen zijn belast de bij besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingsautoriteit, bedoeld in artikel 2 van de Mededingingswet, aangewezen ambtenaren van de mededingingsautoriteit.

4. De artikelen 51 tot en met 55 van de Mededingingswet zijn van overeenkomstige toepassing op het in het derde lid bedoelde toezicht, onderscheidenlijk onderzoek.

5. Onder onderzoek als bedoeld in het derde en het vierde lid wordt verstaan handelingen die worden verricht met het oog op de vaststelling dat al dan niet een overtreding is begaan.

B. In het vierde lid (oud) wordt «eerste of derde lid» vervangen door: eerste, derde en zesde lid.

IV

In artikel 15.2, tweede lid, wordt «artikel 15.1, derde lid,» vervangen door: artikel 15.1, zesde lid,.

V

In artikel 15.4, tweede lid, wordt «artikel 15.1, derde lid,» vervangen door: artikel 15.1, zesde lid,.

VI

Artikel 15.5 wordt als volgt gewijzigd:

A. In het eerste lid wordt «bedoeld in artikel 15.1, eerste lid, onderscheidenlijk derde lid» vervangen door: bedoeld in artikel 15.1, eerste lid, onderscheidenlijk zesde lid.

B. In het tweede lid wordt «bedoeld in artikel 15.1, eerste lid, onderscheidenlijk derde lid» vervangen door: bedoeld in artikel 15.1, eerste lid, onderscheidenlijk zesde lid.

VII

In artikel 15.6 wordt «bedoeld in artikel 15.1, eerste lid, onderscheidenlijk derde lid,» vervangen door: bedoeld in artikel 15.1, eerste lid, onderscheidenlijk zesde lid,.

VIII

Artikel 15.7 wordt als volgt gewijzigd:

A. In het eerste lid wordt «bedoeld in artikel 15.1, eerste lid, onderscheidenlijk derde lid,» vervangen door: bedoeld in artikel 15.1, eerste lid, onderscheidenlijk zesde lid,.

B. In het tweede lid wordt «bedoeld in artikel 15.1, eerste lid, onderscheidenlijk derde lid,» vervangen door: bedoeld in artikel 15.1, eerste lid, onderscheidenlijk zesde lid,.

IX

In artikel 15.8, eerste lid, wordt «bedoeld in artikel 15.1, eerste lid, onderscheidenlijk derde lid,» vervangen door: bedoeld in artikel 15.1, eerste lid, onderscheidenlijk zesde lid,.

X

Na artikel 15.16 wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 15.2a Bijzondere bepalingen

Artikel 15.16a

1. Ingeval van overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel 8.5 kan de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit, bedoeld in artikel 2 van de Mededingingswet, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie de overtreding kan worden toegerekend:

a. een boete opleggen;

b. een last onder dwangsom opleggen.

2. De artikelen 56, tweede, derde en vierde lid, en 57 tot en met 68 van de Mededingingswet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15.16b

1. De directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit, bedoeld in artikel 2 van de Mededingingswet, kan degene, die jegens de in artikel 15.1, derde lid, bedoelde ambtenaren in strijd handelt met artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, een boete opleggen van ten hoogste f 10 000.

2. De artikelen 69, tweede en derde lid, 70 en 77 tot en met 82 van de Mededingingswet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15.16c

1. De directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit, bedoeld in artikel 2 van de Mededingingswet, kan een voorlopige last onder dwangsom opleggen indien naar zijn voorlopig oordeel aannemelijk is dat de voorschriften gesteld bij of krachtens artikel 8.5 zijn overtreden en onverwijlde spoed, gelet op de belangen van de door de overtreding getroffen ondernemingen of het belang van instandhouding van een daadwerkelijke mededinging, dat vereist.

2. De artikelen 83, tweede en derde lid, en de artikelen 84 tot en met 87 van de Mededingingswet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15.16d

1. Gegevens of inlichtingen omtrent een onderneming, welke door de Nederlandse mededingingsautoriteit, bedoeld in artikel 2 van de Mededingingswet, zijn verkregen in verband met enige werkzaamheid ten behoeve van de uitvoering van deze wet mogen uitsluitend worden gebruikt voor de toepassing van deze wet en voor de toepassing van de Mededingingswet.

2. Artikel 91 van de Mededingingswet is ter zake van de in het eerste lid bedoelde gegevens of inlichtingen van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15.16e

1. Ten aanzien van de uitoefening van de in deze wet aan de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit, bedoeld in artikel 2 van de Mededingingswet, toegekende bevoegdheden zijn artikel 4, eerste, derde en vierde lid, en artikel 5 van de Mededingingswet van overeenkomstige toepassing.

2. Ten aanzien van besluiten op grond van de artikelen 15.16a, 15.16b, 15.16c en 15.16d zijn de artikelen 92 en 93 van de Mededingingswet van overeenkomstige toepassing.

Toelichting

Met dit amendement wordt beoogd de handhaving van de bepalingen met betrekking tot systemen voor voorwaardelijke toegang op te dragen aan de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit. Artikel 8.6 van het wetsvoorsel kan dan vervallen, aangezien de Mededingingswet voorziet in adequate handhavingsinstrumenten.

Het toezicht op de toegang tot de kabel is reeds onder NMa geplaatst. Het is logisch, dat ook bij de voorwaardelijke toegang (conditional access) te doen. Er ontstaat dan een homogeen toezichtsregime ten aanzien van toegang tot de kabel.

Roethof

Naar boven