25 522
Gedrag van Nederlandse VN-militairen in Angola

nr. 4
BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 5 december 1997

Inleiding

Overeenkomstig de toezegging tijdens het debat over gedrag van Nederlandse VN-militairen in Angola, op 25 september jl., informeren wij u over de wijze waarop gestalte wordt gegeven aan de aanbevelingen van de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht (IGK). Diens rapport is de Kamer aangeboden op 5 september jl., samen met een begeleidende brief (25 522, nr. 1). De aanbevelingen van de IGK zijn nuttig en worden, zoals uit het vervolg van deze brief blijkt, in het algemeen overgenomen. Zij sluiten goed aan op het bestaande beleid van Defensie om ervaringen uit vredesoperaties te benutten voor nieuwe operaties. Enkele aanbevelingen zijn al uitgevoerd. Met andere aanbevelingen moet gaandeweg ervaring worden opgedaan, waarna in de praktijk zal blijken of nadere verfijning of aanpassing van de nu beoogde werkwijze nodig is. De dertien aanbevelingen van de IGK zijn vervat in paragraaf IX van zijn rapport (blz. 38, 39). Ze worden in deze brief in de oorspronkelijke volgorde behandeld.

Aanbevelingen van de IGK

De eerste aanbeveling van de IGK betreft crisisbeheersingsoperaties waaraan Nederland individuele militairen levert, dus zonder dat er sprake is van een bestaande eenheid met een eigen staf. De IGK beveelt aan in die gevallen te verzekeren dat de commandant van het Nederlandse contingent de bevoegdheden kan uitoefenen die de Wet Militair Tuchtrecht aan commandanten toekent. In deze aanbeveling wordt sinds eind 1996 voorzien door de «Senior Netherlands Representative» van een Nederlands contingent aan te stellen als tot straffen bevoegde meerdere in de zin van het tuchtrecht. Overigens moet worden opgemerkt dat bij zeer kleine missies van slechts enkele personen de praktische mogelijkheden hiervoor onvermijdelijk beperkt zijn, zeker als ook nog sprake is van grote afstanden tussen de standplaatsen van Nederlandse militairen.

De aanbeveling om commandanten van kleinere, ad hoc samengestelde contingenten van individuele militairen ook aan te stellen als bevelvoerend militair in de zin van artikel 59 van de Wet militaire strafrechtspraak, heeft Defensie aan de orde gesteld bij het Openbaar Ministerie belast met militaire zaken. Deze bevoegheden zouden commandanten immers mede door Justitie moeten worden verleend. Het Openbaar Ministerie heeft bericht de toepassing van het strafrecht binnen uitgezonden militaire contingenten te willen waarborgen door in voorkomende gevallen opsporingsfunctionarissen van de Koninklijke marechaussee in te vliegen. Zo kan naar het oordeel van het Openbaar Ministerie het doel van de aanbeveling van de IGK worden bereikt, zonder af te wijken van de bestaande verdeling van strafrechtelijke bevoegdheden, die voldoet.

De Chef Defensiestaf (CDS) zal de desbetreffende militaire attachés instrueren over door hen af te leggen bezoeken aan Nederlandse contingenten binnen vredesoperaties in hun regio. Van geval tot geval zal, overeenkomstig de aanbeveling van de IGK, worden bezien of bij kleine Nederlandse vredescontingenten in den vreemde een (adjunct-) militair attaché als commandant van die eenheid aan een Nederlandse ambassade in de regio moet worden verbonden.

De tweede aanbeveling van de IGK betreft het instrueren van uit te zenden commandanten over hun bevoegdheden op tucht- en administratiefrechtelijk gebied. Deze aanbeveling wordt al uitgevoerd. Overeenkomstig het tweede deel van deze aanbeveling worden commandanten nadrukkelijk gewezen op het instrument van repatriëring van tekortschietende militairen. Dit is een belangrijke corrigerende maatregel en een duidelijk signaal aan de overige leden van een Nederlands militair contingent. Ook wordt zo de internationale organisatie die de operatie leidt, duidelijk gemaakt dat Nederland laakbaar gedrag niet tolereert.

De derde aanbeveling van de IGK betreft de rapportage vanuit Nederlandse contingenten in internationale vredesoperaties. De IGK onderstreept dat bij contingenten waarin verschillende Nederlandse krijgsmachtdelen zijn vertegenwoordigd, alle opdrachten en elke informatieverstrekking moeten verlopen via de commandant ter plaatse: de contingentscommandant of, bij kleinere missies, de «Senior Netherlands Representative». De CDS heeft hierover op 23 november 1995 een aanwijzing uitgegeven, waarin de verantwoordelijkheid van de contingentscommandant voor de informatievoorziening aan het Defensiecrisisbeheersingcentrum (DCBC) en/of de krijgsmachtdeelstaf is vastgelegd. Zowel bij operaties waarvoor de CDS een bevelhebber heeft gemandateerd als bij operaties waar dit niet het geval is, verloopt de rapportage via de contingentscommandant/ «Senior Netherlands Representative». Deze aanwijzing van de CDS ligt in het verlengde van zijn grotere bevoegdheden bij de aansturing van vredesoperaties, die hem zijn verleend op 20 oktober 1995 en waarover de Kamer in een brief van die datum is geïnformeerd.

In zijn vierde aanbeveling gaat de IGK in op de beoordeling van militairen tijdens een uitzending. Zijn voorstel in ieder geval de slecht en de excellent functionerende militairen tijdens een uitzending door de commandant te laten beoordelen wordt overgenomen, met dien verstande dat dit gebeurt in de vorm van een ambtsbericht, dat overigens hetzelfde gewicht heeft als een beoordeling. Een vereenvoudiging van het beoordelingsysteem blijkt moeilijk te verwezenlijken zonder gevolgen voor de zorgvuldigheid, en is niet nodig als de genoemde werkwijze wordt gevolgd.

Op de vijfde aanbeveling van de IGK over het ontwikkelen van extra selectiecriteria voor uit te zenden militairen ben ik ingegaan in de brief van 5 september jl. Daarin staat dat de ontwikkeling van extra criteria voor militairen die onder moeilijke omstandigheden langdurig zelfstandig moeten functioneren, niet mag leiden tot een tweedeling in het personeelsbestand. Het zou onjuist zijn, als het gaat om militairen van vergelijkbare rang en achtergrond, sommigen op grond van persoonlijke kwaliteiten eerder dan anderen in aanmerking te brengen voor uitzending. Het gaat erom de selectie, de opleiding en de begeleiding van militairen zó te optimaliseren dat in beginsel elke militair kan worden uitgezonden. Een en ander laat onverlet dat, zoals de Kamer eerder is geschreven, in bijzondere situaties bijzondere eisen aan het defensiepersoneel kunnen worden gesteld. In die, vaak individuele, gevallen zal personeel zorgvuldig worden geselecteerd, waarbij de bewezen geschiktheid tijdens andere operaties een rol kan spelen.

De zesde aanbeveling van de IGK pleit voor versterking van een operationele staf als deze verantwoordelijk is voor meer operaties. Als de aandacht voor het uitgezonden personeel dit vergt, wordt de operationele staf van het desbetreffende krijgsmachtdeel versterkt. Overigens zijn al maatregelen genomen die erop zijn toegesneden dergelijke situaties het hoofd te bieden. De IGK heeft hiervan kennis kunnen nemen tijdens zijn bezoek aan de operationele staf van de Koninklijke landmacht op 29 oktober jl.. De aandacht voor het uitgezonden personeel zal ook gestalte krijgen door meer werkbezoeken, ook en vooral aan de kleinere missies.

Op voorstel van de IGK – de zevende aanbeveling – is onderzocht op welke wijze het thans geldende tuchtrecht kan worden aangepast om in geval van uitzending beter als middel tot tuchthandhaving te functioneren. Dit onderzoek is uitgevoerd door de CDS, de bevelhebbers en de directeur Juridische Zaken van het departement.

Het onderzoek onderstreept dat de aandacht dient uit te gaan naar de wijze waarop het tuchtrecht wordt toegepast. In Angola heeft het vooral hieraan geschort. Het tuchtrecht bevat nu al belangrijke instrumenten voor de prompte correctie van militairen. Een aantal van deze instrumenten kan echter, zo blijkt uit het onderzoek, worden aangescherpt. De Kamer zal naar aanleiding hiervan een Nota van Wijziging ontvangen op het eerder ingediende wetsvoorstel inzake de Wet Militair Tuchtrecht. Daarin zal worden voorgesteld de recidivebeperking voor de verhoogde geldboete van tweehonderd gulden tijdens uitzendingen ongedaan te maken, de maximum geldboete per maand te verhogen tot zeshonderd gulden en de verjaringstermijn tijdens uitzendingen te verhogen tot 60 dagen in de uitzonderlijke gevallen dat er geen tot straffen bevoegde commandant aanwezig is. In alle andere gevallen staat de termijn van 21 dagen de goede toepassing van het tuchtrecht niet in de weg. De commandant dient immers het tuchtrecht prompt toe te passen. Zoals gezegd, worden commandanten, overeenkomstig de tweede aanbeveling van de IGK, vóór uitzending gewezen op hun bevoegdheden en taken op dit gebied.

Overeenkomstig de achtste aanbeveling van de IGK worden de VN-gedragsregels onderwezen vóór de uitzending. Dit geschiedt tijdens de voorbereiding op operaties. Eenmaal in het missiegebied worden uitgezonden militairen opnieuw gewezen op de VN-gedragsregels.

De IGK breekt in zijn negende aanbeveling een lans voor nog meer aandacht voor het onderwerp «Omgaan met andere culturen en rassen» tijdens de voorbereiding op uitzending. Dit is inderdaad van groot belang. De afgelopen jaren is een groot aantal maatregelen genomen om een optimale voorbereiding op dit gebied te waarborgen. De omgang met andere culturen maakt deel uit van de voorbereiding op alle operaties. De inhoud van de lessen wordt voortdurend aangepast aan nieuwe ervaringen en inzichten. Uit te zenden militairen krijgen, zo mogelijk, informatie uit de eerste hand van eerder naar het desbetreffende gebied uitgezonden Nederlandse militairen. Bij cursussen over de omgang met andere culturen wordt onder meer samen-gewerkt met het «Institute for Training in Intercultural Management», Artsen zonder Grenzen, het Koninklijk Instituut voor de Tropen, en de Stichting Interculturele Communicatie en Conflictstudies.

Al deze inspanningen nemen niet weg dat het voorbereiden van militairen op de omgang met andere culturen de aandacht blijft vragen. Steeds moet de voorbereiding worden toegesneden op plaatselijke omstandigheden, die soms moeilijk zijn te doorgronden en het contact tussen een vredesmacht en de plaatselijke bevolking kunnen belasten. Ook kan sprake zijn van korte voorbereidingstijden, in het bijzonder als snel menselijke nood moet worden gelenigd bij rampen. Defensie spant zich tegen de achtergrond van het voorgaande in om, in samenwerking met anderen, Nederlandse militairen optimaal voor te bereiden op de omgang met andere culturen. De aanbeveling van de IGK terzake is daarbij een steun in de rug.

De tiende aanbeveling van de IGK, het onderstrepen dat elke Nederlandse militair in het buitenland gehouden is aan de in Nederland geldende normen en waarden, maakt deel uit van het beleid van Defensie. Tijdens de opleidingen en bij de implementatie van de gedragscode wordt hierop uitvoerig ingegaan. Uiteraard draagt een goed inzicht in de normen en waarden van andere culturen ertoe bij Nederlandse militairen hiervan bewuster te maken.

Zoals de IGK heeft bepleit in zijn elfde aanbeveling, zullen de operationele debriefings bij alle krijgsmachtdelen een dwingend karakter hebben, zoals nu al het geval is bij de Koninklijke landmacht. Psycho-sociaal onderzoek zal geschieden onder begeleiding van de Maatschappelijke Dienst Defensie. De Militaire Inlichtingen Dienst is belast met inlichtingen en de veiligheidsdebriefing die in den vervolge aan het eind van de uitzending in het missiegebied zullen worden uitgevoerd.

Overeenkomstig de twaalfde aanbeveling van de IGK zijn, zoals bekend, het rapport van de IGK en de daarbij behorende onderliggende stukken onmiddellijk in handen gesteld van het Openbaar Ministerie. Inmiddels heeft de Officier van Justitie te Arnhem laten weten dat het rapport niet zal leiden tot een strafrechtelijk onderzoek, behoudens het al eerder begonnen onderzoek naar een overtreding van de Opiumwet, waarover de Kamer is ingelicht in de brief van 5 september jl..

Van de tien militairen tegen wie de IGK administratief-rechtelijke maatregelen heeft aanbevolen, zijn er nog vijf in werkelijke dienst. Hun is een ambtsbericht uitgereikt. Dit is vergelijkbaar met een beoordeling en is niet los te zien van het verdere verloop van de loopbaan. In overeenstemming met de voorschriften heeft het Adviesorgaan bestuursrechtelijke geschillen van de Koninklijke landmacht vervolgens de ambtsberichten getoetst. In een geval heeft het Adviesorgaan geconcludeerd dat het ambtsbericht ten onrechte is uitgereikt. Het is inmiddels ingetrokken en de betrokken militair is van elke blaam gezuiverd. Hieraan is op passende wijze uitdrukking gegeven. De overige ambtsberichten zijn gehandhaafd; wel is de formulering van wat betrokkenen wordt verweten gewijzigd. Overigens kan tegen een ambtsbericht bezwaar worden aangetekend.

Wij kunnen ons ook goed vinden in de dertiende en laatste aanbeveling van de IGK om de overige Nederlandse VN-militairen die in Angola hebben gediend verder ongemoeid te laten. De meeste Nederlandse militairen hebben zich in Angola goed en professioneel gedragen. Zij verdienen daarvoor onze waardering. Wij hebben het op hoge prijs gesteld dat tijdens het debat op 25 september jl. ook leden van uw Kamer deze waardering hebben uitgesproken. Dit is van groot belang voor al die Nederlandse militairen die in Angola belangrijk werk hebben verricht en voor hun achterban.

Slot

Dat in deze brief uit de aard der zaak veel aandacht is besteed aan corrigerende maatregelen, laat onverlet dat de inspanningen van Defensie op de eerste plaats zijn gericht op het voorkomen van gedrag tijdens vredesoperaties dat correctie behoeft. Die inspanningen maken deel uit van een breder beleid dat is gericht op een professionele houding van de moderne Nederlandse beroepsmilitair. Veel aandacht wordt besteed aan het militair leiderschap. Leidinggevenden binnen de krijgsmacht dragen een grote verantwoordelijkheid en behoren een voorbeeld te zijn voor anderen, in het bijzonder onder moeilijke omstandigheden. Militair werk blijft mensenwerk, zodat persoonlijk tekortschieten niet kan worden uitgesloten. In dat geval dient een goed, slagvaardig instrumentarium te bestaan om militairen te corrigeren. Daarvan gaat ook een preventieve werking uit. De aanbevelingen van de IGK dragen ertoe bij dat op de genoemde terreinen sprake is van verbeteringen, in het belang van huidige en toekomstige Nederlandse deelneming aan internationale vredesoperaties.

De Minister van Defensie,

J. J. C. Voorhoeve

Naar boven