25 522
Gedrag van Nederlandse VN-militairen in Angola

nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 5 september 1997

Inleiding

De Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht (IGK), vice-admiraal J. L. A. van Aalst, heeft mij op 3 september rapport uitgebracht over het onderzoek dat hij op mijn verzoek heeft ingesteld naar het gedrag van Nederlandse VN-militairen in Angola in de periode mei 1991 – juni 1997. Op 2 juli jl. heb ik tot dit onderzoek besloten nadat mij berichten hadden bereikt over mogelijk wangedrag van Nederlandse VN-militairen in Angola. Dergelijke berichten moeten uiteraard grondig worden onderzocht. Dat is in het belang van de defensie-organisatie. Aan het defensie-personeel mogen en moeten immers hoge eisen worden gesteld, ook op het vlak van waarden en normen. Waar nodig moet corrigerend worden opgetreden. De defensie-organisatie kan en moet leren van gebleken tekortkomingen, zeker nu zij de afgelopen jaren is geconfronteerd met grote veranderingen en nieuwe taken moet uitvoeren onder vaak zeer moeilijke omstandigheden.

Van zeer moeilijke omstandigheden was zeker sprake in Angola. De IGK concludeert dat Nederlandse VN-militairen binnen de VN-macht in Angola (Unavem) hoog stonden aangeschreven, maar stelt tevens vast dat er voldoende duidelijke aanwijzingen zijn dat sommigen van de 230 Nederlandse militairen die sinds 1991 in VN-verband in Angola hebben gediend zich, in meer of minder ernstige vorm, laakbaar hebben gedragen. Van gebeurtenissen zoals vermeld in ophefmakende berichten in de media over bijvoorbeeld Somalië is de IGK overigens geheel niets gebleken. De IGK adviseert tegen tien militairen administratief-rechtelijke maatregelen te nemen wegens wangedrag. Zij hebben door hun gedrag hun geloofwaardigheid en integriteit als Nederlands VN-functionaris ernstig in het geding gebracht. Het gaat om intieme/sexuele relaties met lokale personen, een poging tot drugsmokkel (marihuana), overmatig alcoholgebruik en zwarte handel. De intieme/sexuele relaties betroffen, naar is verklaard, in enkele gevallen vrouwen die er uitzagen als jonger dan zestien jaar. Het rapport van de IGK is heden in handen gesteld van het Openbaar Ministerie. Overigens is al eerder een strafrechtelijk onderzoek begonnen naar de poging tot drugssmokkel (zie blz. 31 van het rapport).

De IGK wijst in zijn rapport ook op falend militair leiderschap. Verontrustende signalen zijn door functionarissen van betrokken krijgsmachtdeelstaven onvoldoende ernstig genomen. Ook is de minister van Defensie niet geïnformeerd.

In de brief van 2 juli jl. waarin ik de IGK verzocht het onderzoek in te stellen, heb ik geschreven zijn rapport aan de Tweede Kamer te zullen zenden. Het rapport en de bijlagen zijn bij deze brief gevoegd1.

Bijlagen 1 en 7 zijn gedeclassificeerd. Bijlage 7 is tevens geanonimiseerd.

Het onderzoek

Mijn besluit de IGK te vragen het onderzoek in te stellen werd ingegeven door verontrustende signalen die via debriefingsgesprekken de Militaire Inlichtingendienst (MID) hadden bereikt. Op 20 februari jl. hadden Nederlandse VN-militairen tijdens een debriefing melding gemaakt van gedrag van collega's dat niet strookte met hun eigen taakopvatting als Nederlands militair. Hierop besloot het hoofd van de MID tot een nader intern onderzoek. De resultaten van dit onderzoek, dat berustte op gesprekken met twintig naar Angola uitgezonden militairen, ontving ik op 27 mei jl. Volgens het rapport zou er sprake zijn geweest van gedragingen in strijd met de VN-gedragsregels. Het MID-rapport heb ik ter hand gesteld van het Openbaar Ministerie (zie blz. 5 en blz. 33 van het rapport van de IGK). Een en ander was voor mij aanleiding de IGK te verzoeken een breder onderzoek in te stellen. Ik heb de IGK ook gevraagd na te gaan of, en zo ja op welke wijze, tegen wangedrag is opgetreden, of de ambtelijke en politieke leiding van Defensie correct is geïnformeerd, en of maatregelen in rechtspositionele zin moeten worden genomen. Zouden tijdens het onderzoek strafrechtelijk vervolgbare feiten blijken, dan dienden deze onverwijld aan het Openbaar Ministerie te worden gemeld. Ik kon geheel instemmen met het voorstel van de IGK om prof. mr. G. L. Coolen, bijzonder hoogleraar militair recht aan de Universiteit van Amsterdam, in te schakelen als extern en onafhankelijk deskundige en heb de IGK alle mogelijke ondersteuning van de zijde van mijn departement toegezegd. De IGK heeft zijn werkwijze uitvoerig beschreven in zijn rapport.

De omstandigheden in Angola

De IGK besteedt in zijn rapport ook aandacht aan de moeilijke omstandigheden waaronder de Nederlandse VN-militairen in Angola moesten werken. Verwijzingen naar deze omstandigheden dienen uiteraard slechts om de gebeurtenissen in hun context te plaatsen en doen in het geheel niet af aan de laakbaarheid van het vertoonde gedrag, hoe zeer de bijzondere omstandigheden waaronder VN-militairen moesten optreden in het langdurig door burgeroorlog geteisterde, verarmde Angola vaak ook samenhingen met de bij sommigen geconstateerde vervaging van normen en waarden.

De IGK wijst erop dat de Nederlandse VN-militairen in Angola optraden onder heel bijzondere omstandigheden die een extra beroep deden op hun professionaliteit. Sommige VN-militairen zaten als enige Nederlander in een klein internationaal team langdurig op afgelegen posten onder vaak gevaarlijke omstandigheden. De mogelijkheden voor communicatie waren gebrekkig. Contact met het thuisfront was moeilijk of onmogelijk. De IGK spreekt in deze gevallen van «een desolate plaatsing onder extra moeilijke en regelmatig gevaarlijke condities» (blz. 10). Velen ervoeren hun missie als een «vergeten missie»: de aandacht in Den Haag ging immers vooral uit naar de hectische situatie in het voormalige Joegoslavië. De VN-organisatie ter plaatse beschikte over weinig middelen en werkte gebrekkig. De militairen traden op binnen een onduidelijke bevelsstructuur. Er was onvoldoende leiding en toezicht door meerderen. Afwijken van formele regels werd vaak oogluikend toegestaan. De dislocatie en de individuele plaatsing van militairen droegen niet bij tot de sociale controle. Ook was er sprake van verveling; er was weinig werk of werken was onmogelijk door oorlogsdreiging.

Onder deze moeilijke omstandigheden zijn VN-militairen door criminelen benaderd om mee te werken aan smokkel en boden vrouwen VN-militairen hun diensten aan. De precieze leeftijd van deze vrouwen was, schrijft de IGK, niet eenvoudig te schatten.

De IGK stelt in zijn rapport dat onder de zeer moeilijke omstandigheden in Angola de grenzen tussen toelaatbaar en laakbaar gedrag steeds diffuser werden. Dit verklaart – maar rechtvaardigt geenszins – dat sommigen een neiging toonden tot laakbaar gedrag. De meeste Nederlandse militairen hebben de zeer moeilijke omstandigheden op professionele wijze het hoofd geboden. Enkelen zijn, naar nu blijkt, tekortgeschoten.

Bevindingen en conclusies van de IGK

Tijdens het onderzoek van de IGK hebben militairen die in Angola hebben gediend verklaringen afgelegd over laakbaar gedrag waarvan zij hadden gehoord of dat zij hadden waargenomen. In een enkel geval verklaarde een militair zelf ongewenst/ongepast gedrag te hebben vertoond. De bevindingen van de IGK zijn uitvoerig weergegeven in zijn rapport. De aard en ernst van de laakbare gedragingen lopen sterk uiteen. Kortheidshalve wordt hier voor de gedetailleerde beschrijving van deze gedragingen verwezen naar het rapport van de IGK, in het bijzonder hoofdstuk VII. Het is ook nu aan het Openbaar Ministerie om te toetsen of, en zo ja, in welke gevallen strafrechtelijke vervolging aan de orde is.

Uit de bevindingen van de IGK blijken belangrijke tekortkomingen bij een aantal naar Angola uitgezonden Nederlandse militairen op het vlak van het militair leiderschap. Er was sprake van tekortschietend toezicht en onvoldoende corrigerend optreden. Dit is niet los te zien van de dislocatie van de VN-militairen, maar rechtvaardigt de gebleken tekortkomingen niet.

Ernstig acht ik de ontoereikende informatie aan de politieke en ambtelijke leiding van het ministerie. In dit opzicht zijn de betrokken krijgsmachtdeelstaven tekort geschoten. Ook bezoeken van hoge functionarissen tijdens welke soms laakbare gedragingen van Nederlandse VN-militairen aan de orde zijn gekomen, een kritisch memorandum van de Nederlandse ambassadeur te Luanda en zelfs een nader onderzoek naar vermeend laakbaar gedrag bleken geen reden de minister van Defensie op de hoogte te stellen. De toenmalige Bevelhebber der Landstrijdkrachten is, zo rapporteert de IGK, over mogelijke misstanden geïnformeerd, maar zag geen aanleiding om op te treden en de minister van Defensie op de hoogte te stellen. Dit probleem is gisteren met de huidige bevelhebbers besproken. Hun is opgedragen maatregelen te treffen die herhaling moeten voorkomen.

Aanbevelingen van de IGK

Ik neem de aanbevelingen van de IGK in het algemeen over, maar voeg er wel het volgende aan toe. De aanbevelingen over het militair straf- en tuchtrecht (aanbevelingen 1, 2 en 7) neem ik ter harte, maar ik merk op dat vooral de kwaliteit van het militair leiderschap in hoge mate bepalend is voor de motivatie en de taakopvatting van militairen, wat weer van belang is voor de wijze waarop zij omgaan met normen en waarden. De militair meerdere vervult een voorbeeldfunctie ten opzichte van zijn ondergeschikten. Hij of zij dient, ook onder zeer moeilijke omstandigheden, een professionele uitstraling te hebben, te inspireren en te motiveren en corrigerend op te treden als ondergeschikten tekort schieten. Goed militair leiderschap helpt het aantal gevallen waarin een beroep moet worden gedaan op het militair straf- en tuchtrecht te verminderen. Uiteraard dient in die gevallen dat een beroep op het tuchtrecht moet worden gedaan dit recht zo goed mogelijk toegesneden te zijn op de omstandigheden waaronder wordt opgetreden, zoals de IGK terecht stelt.

De ontwikkeling van extra selectiecriteria voor militairen die onder moeilijke omstandigheden zelfstandig moeten functioneren (aanbeveling 5) mag niet leiden tot een tweedeling in het personeelsbestand. Het zou onjuist zijn om, wanneer het gaat om militairen van vergelijkbare rang en achtergrond, sommigen op grond van persoonlijke kwaliteiten eerder dan anderen in aanmerking te brengen voor uitzending naar gebieden waar van bijzonder zware omstandigheden sprake is. Het gaat erom de selectie, de opleiding en de begeleiding van militairen zó te optimaliseren dat in beginsel elke Nederlandse militair kan worden uitgezonden. Een en ander laat overigens onverlet dat in bijzondere situaties bijzondere eisen kunnen worden gesteld.

Ik heb de Chef van de Defensiestaf en de bevelhebbers opgedragen op korte termijn te rapporteren over de wijze waarop de aanbevelingen van de IGK in de praktijk kunnen worden gebracht. Van belang hierbij is vooral de vraag welke extra maatregelen goed militair leiderschap helpen waarborgen en hoe kan worden verzekerd dat de politieke en ambtelijke leiding van Defensie tijdig en goed wordt geïnformeerd over relevante ontwikkelingen. Naar het functioneren van het militair straf- en tuchtrecht bij uitzending zal de directeur Juridische Zaken nader onderzoek doen.

Ten aanzien van de aanbeveling van de IGK tien militairen administratief-rechtelijk te corrigeren wegens wangedrag zullen, voorzover zij nog in actieve dienst zijn, administratief-rechtelijke maatregelen worden genomen. Zij ontvangen een zogenaamd ambtsbericht. Dit is in dit geval een belastende aantekening in het personeelsdossier, die niet is los te zien van de verdere loopbaan van betrokkenen. Ik heb de bevelhebbers opgedragen militairen die op het vlak van het militair leiderschap zijn tekortgeschoten daarop terstond aan te spreken en passende maatregelen te nemen om herhaling te voorkomen.

Slot

De moeilijke omstandigheden in Angola onderstrepen nog eens aan welke hoge eisen de krijgsmacht moet voldoen. Het is daarom zaak te blijven investeren in de opleiding, de voorbereiding en de begeleiding van onze militairen. De aanbevelingen van de IGK zijn wat dat betreft een steun in de rug.

De ervaringen in Angola zijn reden bij nieuwe uitzendingen van Nederlandse militairen extra aandacht te besteden aan de omstandigheden waaronder zij moeten optreden, overeenkomstig het hiervoor in 1995 vastgestelde toetsingskader.

Misdragingen en tekortkomingen van enkelen mogen ons niet voorbij doen gaan aan het vele belangrijke en zinvolle werk dat Nederlandse militairen verrichten in dienst van de vrede. Ik ben mij bewust dat deze zaak een grote belasting kan betekenen voor alle 230 Nederlandse VN-militairen die sinds 1991 in Angola hebben gediend en voor hun familie en relaties. Het is van groot belang dat al die Nederlandse VN-militairen die in Angola wèl hebben getuigd van een hoge taakopvatting de waardering krijgen die zij verdienen. Ik spreek deze waardering hierbij opnieuw uit.

De Minister van Defensie,

J. J. C. Voorhoeve


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven