Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 25518 nr. 18 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 25518 nr. 18 |
Vastgesteld 7 juli 1999
De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 24 juni 1999 overleg gevoerd met minister Jorritsma-Lebbink van Economische Zaken over:
– het clusterbeleid (25 518, nr. 16);
– het actieplan voor starters op het gebied van life sciences (25 518, nr. 17).
Van het overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De heer Rabbae (GroenLinks) ondersteunde het clusterbeleid van de minister. Het is van groot belang dat in Nederland innovatieve industrieën worden ontwikkeld. De component kennis is nationaal en internationaal een belangrijke motor. De fractie van GroenLinks is dan ook benieuwd naar de investeringen in informatie- en communicatietechnologie (ICT) in de nabije toekomst. Het is een goede zaak dat het midden- en kleinbedrijf (MKB) bij het clusterbeleid wordt betrokken en dat er een monitor wordt ingevoerd. Wil de minister in dit kader de effectiviteit aangeven van overheidssubsidies aan met name innovatieve bedrijven?
Het segment genetische manipulaties en voedselveiligheid valt onder de sector «life sciences». Het is aan de ene kant positief dan innovatieve trends worden ingezet, maar aan de andere kant is over dit onderwerp op dit moment nog een maatschappelijke discussie gaande. Sporen deze twee aspecten met elkaar en is wellicht enige coördinatie op dit punt noodzakelijk?
Mevrouw Wagenaar (PvdA) onderschreef het belang van een goed clusterbeleid en stelde vast dat Nederland daarin redelijk vooroploopt. Het gaat erom wat de precieze rol van de overheid moet zijn bij het totstandkomen en verder uitbouwen van het clusterbeleid. In de brief staan drie overheidstaken: voorwaardenscheppend, makelaar en schakelaar, veeleisende marktpartij bij het voorzien in maatschappelijke behoeften. De laatste twee punten roepen vragen op.
De rol van EZ moet niet veel verder gaan dan het stimuleren van kennis en R&D en van deregulering om de onderlinge concurrentie aan te wakkeren én eventueel het financieren van veelbelovende projecten.
Daarbij kan worden gedacht aan het ondersteunen van starters bij het opstellen van een goed businessplan. Maar een ver gaand overheidsingrijpen is alleen op zijn plaats bij projecten die naast een mogelijk positief clustereffect een element van algemeen belang kennen, zoals samenwerking op het gebied van milieutechnologie en energiebesparing. Mevrouw Wagenaar sloot zich aan bij de opmerking van de heer Rabbae over de nog niet afgeronde maatschappelijke discussie over gentechnologie. Hoewel 90% van de life sciences niet gaat over gentechnologie, is voorzichtigheid wel geboden.
In de brief wordt slechts summier ingegaan op de overheid als veeleisende marktpartij. In het geval van innovatieve clustervorming moet de overheid veeleisender zijn. De overheid moet in de komende jaren in haar beleid en loketfunctie richting burgers veel vaker van innovaties gebruik maken.
Mevrouw Wagenaar miste de institutionele beleggers in het kader van het stimuleren van innovaties. Juist zij zouden geïnteresseerd moeten zijn in investeringen in de toekomst.
De definitie van «clusters» is in de brief niet steeds even duidelijk. Kan de geografische ligging het enige criterium zijn in deze globaliserende wereld? Ook het begrip «innovatief» is overigens niet altijd even duidelijk gedefinieerd.
Er wordt in de brief voorbijgegaan aan de mogelijke nadelen van samenwerking. Bedrijven kunnen zijn echter elkaars concurrenten zijn. Wil de minister bevorderen dat de Nederlandse mededingingsautoriteit (NMA) zich buigt over de vraag welke vormen van samenwerking in de toekomst in clusters geoorloofd zijn?
Ambtenaren van EZ moeten in de startfase van het clusterbeleid een krachtige rol spelen, maar er mag geen spanning ontstaan met particuliere intermediairs. De overheid moet niet op die stoel gaan zitten, maar indien nodig de markt een zetje geven.
Mevrouw Wagenaar complimenteerde de minister voor de toelichtende brief, waarin de onderbouwing van de life sciences helder is omschreven. Maar aangezien bij life sciences een lange adem vereist is, is de uitkomst onzeker en ongedefinieerd. Juist op het punt van het zaaikapitaal lijkt voorzichtigheid geboden. De minister wil het kapitaal ter beschikking stellen voor onderzoeken voor het aanvragen van octrooien door met name universiteiten. Maar als Europese wetenschappers publiceren, is een octrooiaanvraag daarna niet meer mogelijk. Dit is één van de punten waarop het Europese octrooibeleid afwijkt van het Amerikaanse. Een nadere discussie over het octrooibeleid lijkt dan ook gewenst.
In Duitsland wordt op het terrein van biotechnologie een prijsvraag gehouden waarvoor regio's zich kunnen inschrijven. Drie regio's zullen vijf jaar lang worden begeleid en gestimuleerd en krijgen een voorkeursbehandeling. Ziet de minister mogelijkheden voor dergelijke prijsvragen in Nederland?
De heer Leers (CDA) dankte de minister voor de gedetailleerde voortgangsrapportage. Het Rijk heeft terecht grote belangstelling voor de bevordering van de samenwerking tussen bedrijven, van belang voor de verankering van hoogwaardige kennisactiviteiten en de versterking van de samenwerking tussen kleine en grote bedrijven. Het is wel jammer dat het clusterbeleid nog niet is ingebed in een totaalvisie op de industriële dienstensector, maar gelukkig wordt de discussie over een integrale samenhang tussen alle onderdelen gevoerd aan de hand van de Industriebrief.
Zonder een financieel duwtje in de rug zouden veel projecten kansloos zijn. In 1998 zijn 210 projecten van de grond getild met behulp van de regeling Bedrijfsgerichte technologische samenwerkingsprojecten (BTS). Het is daarom onbegrijpelijk dat juist op dit en andere op innovatie gerichte programma's fors wordt bezuinigd. Het gaat niet alleen om de bezuiniging van 56 mln., maar ook om de taakstelling van 28 mln. uit het regeerakkoord. Wordt dit wellicht teruggedraaid nu de minister van Financiën meer geld heeft gevonden? Hoe kan overigens worden gesteld dat het hier om een onderuitputting gaat als het ministerie van EZ tegelijkertijd bedrijven laat weten dat de middelen voor clusterprojecten beperkt zijn en dat bij de toewijzing van middelen nadrukkelijk wordt gekeken naar de kwaliteit van de voorstellen?
De betrokkenheid en de toegevoegde waarde van EZ moeten verder reiken dan alleen de inzet van financiële middelen. Voor de klankbordfunctie van het ministerie had hij dan ook niets dan lof. Ook het bedrijfsleven heeft hiervoor zijn waardering uitgesproken. Kunnen desniettemin de loketten van Senter en Novem ineen worden geschoven en kunnen de regelingen BTS, Bedrijfsgerichte internationale technologieprogramma's (BIT) en programma Economie, ecologie en technologie (EET) worden samengevoegd om ondoorzichtigheid en administratieve rompslomp te voorkomen? De heer Leers stelde voor, deze vraag voor te leggen aan de commissie-Slechte. Overigens behoeft ook de samenwerking tussen bemiddelaars die op dezelfde terreinen actief zijn in de regio aandacht.
Is het juist dat EZ zich met name richt op de winners en niet op de minder glansrijke projecten? Juist de laatstgenoemde projecten hebben een duwtje nodig.
Hoe speelt EZ in op het voortreffelijke initiatief «campus» bij Philips Eindhoven? Welke samenwerking is er tussen Rijk en provincie om de campus, die een halfopen karakter moet krijgen, tot een succes te maken? De heer Leers zei goed nota te hebben genomen van de toezegging van de minister aan Philips om niet meer te bezuinigen op het aparte potje. En hoe staat het met de toezegging dat er actie zal worden genomen om andere belangrijke infrastructuur op te stuwen?
Hij sloot zich aan bij de opmerkingen van de heer Rabbae en mevrouw Wagenaar over het nader uit te werken beleid voor life sciences. Uit het rapport van Moret, Ernst en Young (MEY) blijkt dat de economische kansen alarmerend zijn. Het is goed dat de minister actie onderneemt, maar is het budget van 20 mln. op jaarbasis wel voldoende? Hij miste ook een reactie van de minister op het geconstateerde gebrek aan sterk overheidsbeleid. Wat onderneemt het kabinet om het economische klimaat voor life sciences te verbeteren? Welke rol is er voor de overheid om het hele plan van aanpak tot een continue en integrale aanpak te brengen? En is het niet al te optimistisch om ervan uit te gaan dat het platform life sciences al na pakweg twee jaar zelfstandig kan zijn? Tot slot zei hij er moeite mee te hebben als het bedrag van 20 mln. elders in de begroting moet worden vrijgemaakt.
De heer Van Walsem (D66) sprak zijn tevredenheid uit over de clusterbrief en over de aankondiging van een binnenkort te houden evaluatie van het gehele clusterbeleid. Uit het feit dat het steeds beter lukt om het MKB te betrekken bij het clusterbeleid blijkt dat een continue volgehouden beleid uiteindelijk vruchten afwerpt.
De rol van makelaar en schakelaar die de overheid hierin speelt, is erg belangrijk en wordt goed ingevuld. Wellicht kan in dit verband ook internet aandacht krijgen?
Het initiatief van de minister om de ondernemerszin voor life sciences te stimuleren, is buitengewoon verheugend. Er zullen voor life sciences in de omgeving van universiteiten en kleine startende bedrijven faciliteiten voor incubators worden gerealiseerd. Wellicht kunnen deze faciliteiten samengaan met andere waardevolle initiatieven voor incubators?
Er is in Nederland genoeg geld, dus het moet mogelijk zijn om het zaaikapitaal voor ondernemerschap in life sciences te vergroten. De heer Van Walsem steunde de suggestie van mevrouw Wagenaar om de institutionele beleggers hierbij te betrekken.
Het budget van 20 mln. per jaar voor de invulling van de rol van de overheid binnen het actieplan life sciences lijkt vooralsnog voldoende. De minister stelt in de brief dat het actieplan moet passen binnen de maatschappelijke randvoorwaarden die aan de ontwikkelingen op het gebied van life sciences zijn gesteld. Over welke randvoorwaarden gaat het dan? Wat is de verhouding met het mogelijke Europese moratorium op de genetisch gemanipuleerde onderzoeken? En hoe verhoudt dit zich tot de EU-richtlijn waartegen Nederland zich nu juist heeft verzet? Het is overigens buitengewoon verstandig dat de minister tracht om de acceptatie door het publiek te vergroten.
Mevrouw Voûte-Droste (VVD) stelde dat juist innovatie de basis is voor de versterking van de concurrentiekracht van het Nederlandse bedrijfsleven en was dan ook verheugd dat het clusterbeleid primair is gericht op de innovatieve clustervorming. Hieraan wordt door het kabinet terecht veel aandacht besteed.
Voor de overzichtelijkheid is het goed dat in de voortgangsrapportage de overheidsrolindeling uit de clusterbrief wordt gevolgd. Wel is het jammer dat in de voortgangsrapportage de derde rol van de overheid, de veeleisende marktpartij, niet aan de orde komt. Mevrouw Voûte verzocht de minister om de motie over het aanbestedingsbeleid en het MKB te betrekken bij het innovatieve aanbestedingsbeleid maar ook bij het totaalbeleid van aanbestedingen in relatie tot de clustervorming in deze voortgangsrapportage. Het thema «overheid als launching customer» heeft immers nog niet aan actualiteit ingeboet.
De voorwaardenscheppende rol is van belang in verband met de belemmerende regelgeving voor de clustervorming. Wat heeft het kabinet gedaan met de conclusies in het rapport van KPMG uit 1998 waaruit milieu- en belastingrecht en gezondsregelgeving als belemmerende factoren voor clustervorming naar voren komen? Het is verheugend dat het techno-MKB actief betrokken is bij de innovatieve clustervorming. Het is zaak, in de voortgangsrapportage te blijven rapporteren over de betrokkenheid van het MKB, opdat er voldoende aandacht voor de participatie van MKB blijft.
EZ kan de rol van makelaar en schakelaar alleen oppakken als die tijdelijk stimulerend en voorwaardenscheppend is. De overheid mag geen concurrentie zijn van andere intermediairs. Internet biedt mogelijkheden om de informatievoorziening op dit gebied actueel en op maat af te stemmen op de verschillende doelgroepen. De inzet van EZ zou nog interactiever kunnen zijn: een aantal publicaties is via de EZ-clusterwebsite weliswaar gratis te bestellen, maar nog niet on line oproepbaar.
De fractie van de VVD steunt de gedachte om een monitorstudie op te zetten. Weliswaar worden de effecten van de ingezette instrumenten gemeten, maar juist inzicht in de prestaties op macroniveau is in het kader van het clusterbeleid interessant. De overheid heeft uiteraard een aanjaagfunctie, maar de marktpartijen moeten uiteindelijk op eigen benen kunnen staan. Terecht wordt in de voortgangsrapportage gewezen op het voorkomen van de concurrentievervalsing door de overheid. Mevrouw Voûte ondersteunde de gedachte om Senter, Novem en ook Syntens beter met elkaar te laten samenwerken. En natuurlijk moet altijd worden gestreefd naar de éénloketgedachte. Kan worden aangegeven hoe de particuliere intermediairs inspringen op de ontwikkelingen rondom het clusterbeleid?
Philips heeft veel geïnvesteerd in de campus. De hoogtechnologische waarde van die campus zal een grote uitstraling hebben voor de regio maar ook voor Nederland. Omdat juist de ontsluiting erg belangrijk is, verzocht zij de minister om deze samen met de minister van Verkeer en Waterstaat te bevorderen. Publiek-private samenwerking moet in dit verband zeker worden onderzocht.
Het is goed dat via het actieplan life sciences apart aandacht wordt besteed aan de startersproblematiek in de life sciences. Nederland heeft in potentie een solide basis op kennisgebied om tot de voorhoede te behoren, maar de substantiële groei komt maar niet tot stand. Met dit actieplan kan een stimulans worden gegeven. In het MEY-rapport wordt gewezen op een aantal economische factoren waarop de Nederlandse life sciencescluster matig tot slecht scoort. In hoeverre zijn deze factoren alleen life sciencesspecifiek? De matige Nederlandse ondernemerscultuur zou wel eens een sectoroverstijgende factor kunnen zijn, terwijl het tekort aan gespecialiseerd venturekapitaal juist een sectorspecifiek probleem is. Dreigt een deel van de nieuwe potentiële activiteiten zich te verplaatsen naar de buurlanden omdat de life sciences daar beter worden ontvangen?
Het actieplan life sciences bevat vijf actielijnen. De oprichting van een platform life sciences is een goed initiatief. Welke financiële participatie wordt hierbij verwacht van de industrie en de venturekapitaalwereld? Het vergroten van het zaaikapitaal is van groot belang om de beoogde fase basisonderzoek tot en met businessplan een impuls te geven. In hoeverre is de tijdslimiet (variërend van een halfjaar tot maximaal twee jaar) reëel, mede gelet op het gegeven dat het ontwikkelingsproces van de life sciences vaak meer dan tien jaar duurt? Het incubatorconcept doet sterk denken aan de goede formule van «twinning» en moet daarom zeker een kans krijgen. Wie gaan de incubators beheren en managen? Uit hetzelfde MEY-rapport blijkt dat er een tekort is aan gespecialiseerde managers die als coach en begeleiders kunnen optreden. Is het wellicht mogelijk om de managementtaak neer te leggen bij de incubatorconsultant? Het is een goede zaak dat via het ICES-initiatief Mibiton reeds een blauwdruk klaar ligt voor de formule en de structuur van het apparatenfonds. Wat het start-up participatiefonds betreft stelde mevrouw Voûte vast dat Nederland nog een grote slag moet maken. Wellicht ligt hier de grootste uitdaging van het actieplan. Kan de minister aangeven hoe de participatiemaatschappijen hebben gereageerd op de uitgangspunten voor het participatiefonds?
De Nederlandse industriële en agrarische biotechnologische associatie (NIABA) heeft aangegeven dat voor de starters de wet op de faillissementen een serieuze bedreiging is. Het is verheugend dat deze wet zal worden gewijzigd. De huidige optieregelingen zouden voor jonge veelbelovende toponderzoekers nu juist weer interessant zijn. Aan beide aspecten moet aandacht worden besteed. Het actieplan is terecht gericht op een verbetering van het biotechnologische ondernemersklimaat. Als er belemmeringen zijn voor de toelating van gewassen waardoor er een moratorium ontstaat, zou dat sterk afbreuk doen aan het ondernemersklimaat.
De minister merkte allereerst op dat zij de woorden van waardering graag overbrengt aan allen die zo hard hebben gewerkt aan het clusterbeleid. De doelstellingen van het clusterbeleid, zoals opgenomen in de oorspronkelijke clusterbrief, zijn: het vergroten van investeringen in kennis en concurrentiekracht én het bereiken van een hoger rendement van de publieke kennisinspanningen. Het gaat op deze terreinen de goede kant op, maar dit proces moet lang doorgaan om werkelijke verdiensten, ook macro, uiteindelijk te kunnen binnenhalen. Nederland is relatief ver gevorderd met het clusterbeleid en andere landen bezien of zij op dezelfde wijze de netwerkeconomie kunnen oppakken. Nederland leidt in de Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling (OESO) overigens een groep die hieraan aandacht schenkt.
Het kabinet is van mening dat de overheid niet de echte initiatiefnemer moet zijn. Er wordt een sterk accent gelegd op het makelen en schakelen tussen de verschillende partijen. Als er geen samenwerking totstandkomt omdat partijen elkaar niet kennen of omdat de structuur niet bekend is, kan de overheid een belangrijke rol spelen. De overheid heeft een meer initierende rol op de terreinen waar zij meer beleidsverantwoordelijkheid draagt (energie, milieu, mobiliteit, volksgezondheid) en op terreinen waar de overheid als opdrachtgever functioneert (infrastructuur, bouw). De overheid werkt daarbij met maatwerk en flexibele inzet van middelen en menskracht. Er zijn bij de clusterinitiatieven ook particuliere intermediairs betrokken. De overheid speelt alleen een rol als een initiatief nog niet commercieel interessant is voor deze intermediairs. Er is dus geen sprake van concurrentievervalsing.
Het MKB is inderdaad heel actief betrokken bij de innovatieve clustervorming. Behalve uit de heel grote bedrijven zal er veel innovatie komen uit de zeer kleine bedrijven. Het moet duidelijk zijn dat de overheid nadrukkelijk zelf geen clusters bouwt.
De life sciences vormen een belangrijk clusterinitiatief, juist omdat Nederland universiteiten en industrieën heeft die op een aantal terreinen van life sciences erg goed zijn. Er is een enorm economisch potentieel, met name in de agrofood, de geneesmiddelenindustrie, de milieutoepassingen en de chemie. Als Nederland niet meedoet, verzwakt het internationaal zijn eigen positie omdat andere landen wel actief zijn. De clusteraanpak kan hierbij helpen, maar er is een structurele aanpak nodig van de versterking van het netwerk tussen wetenschap, investeerders, bestaande industrie en jonge bedrijven en van het zaaikapitaal voor de wetenschappers met ondernemerszin. In life sciences komt zaaikapitaal tot nu toe in geringe mate beschikbaar, omdat het lang duurt voordat de investeringen rendement opleveren en investeerders dus een groot risico nemen. Maar het duurde ook bij ICT enige tijd voordat de investeerders stonden te dringen om te mogen deelnemen.
Jonge ondernemers zullen een mentor of een incubator-consultant krijgen als dat nodig blijkt. In de eerste fase waarin erg moeilijk geld te vinden is, wordt vanuit het venturekapitaal vaak begeleiding bekostigd, omdat de kans van slagen gewoon groter is als de jonge ondernemers door een mentor worden begeleid. De aanpak voor life sciences, zoals aangegeven in het actieplan, moet in wezen worden toegepast op alle terreinen waarop Nederland veel kennis heeft maar waarop nog te weinig ondernemers actief zijn. De minister vond het overigens een goed initiatief dat economische faculteiten worden gekoppeld aan technische faculteiten. Een ondernemer die alleen werkt, heeft minder kans dan ondernemers die samenwerken. Een briljante ideeënbedenker is niet automatisch een briljante ondernemer. Zij zegde toe, bij de evaluatie te rapporteren over de mentor en de samenwerking tussen jonge ondernemers.
De tijdslimiet van maximaal twee jaar voor de projecten inzake zaaikapitaal voor onderzoekers geldt niet voor het fundamentele onderzoek, want dat duurt een jaar of tien. Het gaat juist om de ruimte tussen fundamenteel onderzoek en ontwikkelingsfase voor commercieel gebruik. Dat traject moet kort zijn.
Op samenwerking met incubators op andere terreinen zal in de Industriebrief worden ingegaan. De minister zag mogelijkheden in dezen. De incubator moet wel dicht zitten bij de desbetreffende universiteit. De criteria voor de incubators zullen bekend worden gemaakt, waarna een oproep zal uitgaan. Dat is ook een soort wedstrijd: de beste wint.
De effectiviteit van subsidies wordt volgens een vast systeem vastgesteld en komt ook bij de monitor naar voren, omdat dan het totaalbeleid wordt beoordeeld. Evaluatie van clusterbeleid is makkelijk bij concrete activiteiten. Clustervorming en de concurrentiekracht hangt echter af van veel factoren, wat evaluatie van het beleid moeilijk maakt. Effecten zijn bovendien vaak pas op langere termijn zichtbaar.
Het lijkt niet nodig om te wachten met life sciences totdat de maatschappelijke discussie over genetische manipulatie is afgerond. 90% van de life sciences betreft immers geen genetische manipulatie. Andere landen zijn ook actief op dit terrein, dus Nederland moet zorgen niet op achterstand te raken. De moderne life sciences moeten alle ruimte krijgen: voor een aanzienlijke omzetgroei, maar ook voor belangrijke doorbraken op het terrein van de gezondheidszorg en de milieuzorg. Een en ander moet wel passen binnen de randvoorwaarden die hiervoor zijn afgesproken, ook internationaal. Het standpunt van het kabinet is dat biotechnologie zorgvuldig moet zijn ingekaderd in een adequate en ook internationaal afgestemde wetgeving. Daarbinnen moeten de groeimogelijkheden worden benut. Er zijn in de afgelopen tijd op bepaalde terreinen bedrijven vertrokken, vanwege het maatschappelijke draagvlak en het draagvlak in de Tweede Kamer. De minister stelde dat de sector van het negatieve beeld af moet komen omdat er ook veel goede kanten aan zitten. Als zaken transparant zijn en wetenschappelijk goed worden onderbouwd, zal de discussie daarover niet alleen zijn gebaseerd op emotie maar ook op ratio.
Nederland is in beroep gegaan tegen de Europese richtlijn inzake biotechnologie, maar moet die richtlijn desalniettemin implementeren. De minister hoopte dat de Tweede Kamer bereid zal zijn, het desbetreffende wetsvoorstel snel te behandelen. Als Nederland het beroep wint, moet de Europese richtlijn uiteraard worden gewijzigd. Maar ondertussen moet er wel heldere wetgeving bestaan voor Nederlandse bedrijven. Jammer genoeg zijn er bedrijven die zich niet houden aan de, wellicht onduidelijke, regelgeving. Zij realiseren zich niet dat zij de eigen markt stuk maken. Het gaat erom dat het consumentenvertrouwen wordt herwonnen. De minister zei hiervoor met haar collega's van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en Volksgezondheid, Welzijn en Sport een aanpak te zullen bedenken. Zij reageerde verheugd op de aankondiging van de heer Leers dat hij de resultaten aan het kabinet beschikbaar zal stellen van een gesprek dat binnen het CDA zal worden gevoerd met vertegenwoordigers van vier categorieën uit de voedselproductietechnologie. Het is inderdaad zaak dat de aanpak zo breed en gemeenschappelijk mogelijk wordt.
Certificering is in dit verband van groot belang. Het is toch van den gekke dat fabrikanten van veevoer zelf niet weten wat er precies in hun grondstoffen zit. Van de verschillende sectoren zelf mogen zeker initiatieven worden verwacht. De overheid moet wellicht een stimulerende rol in dezen spelen, bijvoorbeeld via TNO en de universiteit Wageningen, instellingen waarin toch buitengewoon veel geld wordt gestoken.
Er is voor bedrijven die onderling verweven zijn natuurlijk een spanningsveld tussen samenwerking en concurrentie. Dit is echter geen onoverkomelijk probleem. Samenwerkingsovereenkomsten mogen niet in strijd zijn met de Mededingingswet. De Mededingingswet bevat overigens voldoende ruimte voor samenwerking. In de praktijk is het ook niet een probleem gebleken. Het gaat vrijwel altijd om preconcurrentieel-onderzoek, ontwikkeling en verticale samenwerking tussen producent en toeleveranciers. Bij een exportgericht clusterinitiatief, zoals het watercluster, gaat het om bundeling van het aanbod tot een totaalconcept gericht op exportmarkten. Zo'n geïntegreerd pakket is noodzakelijk als men succesvol wil concurreren. Het ministerie van EZ werkt aan een brochure waarin de mededingingsregels en dus de grenzen helder uiteen worden gezet. De mededingingsregels beschermen bedrijven tegen een dominante partij in de cluster. De NMA is van plan een bijeenkomst te houden met het MKB over mededingingsregels, ontheffingsbeleid et cetera. De grenzen zijn nooit helemaal helder aan te geven, maar de NMA is er om die te beoordelen.
De rapportage over het innovatieve aanbesteden, gericht op de overheid als veeleisende marktpartij, heeft enige vertraging opgelopen. De rapportage wordt opgesteld door een ambtelijke werkgroep met daarin vertegenwoordigers van acht ministeries. De overheid moet een uitdagende vraag bij het bedrijfsleven neerleggen. Vervolgens moet de markt met oplossingen en varianten komen. Hiermee wordt innovatie bij en samenwerking tussen bedrijven gestimuleerd. De overheid opereert op het punt van de inkoop nogal versnipperd. Samenwerking binnen de overheid is zeer gewenst. Van belang is wat de overheid als aanbesteder zelf doet en wat zij uitbesteed aan derden. Er moet op dit punt meer beweging zijn. Bij veel bedrijven bestaat de trend van meer uitbesteden aan gespecialiseerde leveranciers. De overheid moet terughoudend zijn bij aanbestedingen en zich niet bemoeien met de samenstelling van consortia. De overheid moet zich concentreren op het voortraject van een aanbesteding en op de omgevingsfactoren. De rapportage zal zo snel mogelijk aan de Kamer worden gezonden.
De minister stelde dat initiatieven voor de overheid als serviceverlener richting burger al zijn opgenomen in de ICT-nota, maar zegde toe te bezien of meer initiatieven mogelijk zijn. Dat mag de voortgang echter niet vertragen. Het gaat erom dat de burger zo goed mogelijk wordt bereikt.
Het actieplan life sciences is gebaseerd op potentieel goede initiatieven. Aan het einde van het jaar zal de implementatie van de actielijnen bekend worden. Daarop kunnen initiatiefnemers inspelen. Alleen de goede initiatieven zullen het halen. Het gaat niet om de glans van een project maar om de kwaliteit van een project. 30% tot 40% van de aanvragen wordt toegekend. Dit is een vorm van tender in plaats van het houden van een rechtstreekse wedstrijd. Het bedrijfsleven klaagt inderdaad over te weinig middelen, maar als er niet wordt geklaagd, deugt het beleid niet. Er is echter geen sprake van een tekort aan middelen maar van onderuitputting. De minister zei de onderuitputting niet ter compensatie van bezuinigingen rechtstreeks in te hoeven leveren bij de minister van Financiën, omdat haar ministerie in de komende jaren extra moet doen.
Het budget van 20 mln. voor het actieplan life sciences per jaar lijkt voldoende. Er zullen keuzes moeten worden gemaakt. Als op het ene onderdeel meer geld nodig is dan op het andere, kan daarop flexibel worden ingespeeld. De impuls moet tijdelijk zijn, maar met blijvende effecten. Er moeten niet alleen starters worden betrokken bij het vierjarige programma. Het actieplan toont aan dat de cluster life sciences veelbelovend met een langetermijnperspectief is.
Innoverende bedrijven worden bij de voorbereiding van hun plannen vaak geholpen door Syntens, Novem of Senter. Als in die voorbereiding verbetering nodig is, vernam zij dat graag. Opschoning van de loketten zal nadrukkelijk worden bekeken. Novem en Senter hebben verschillende taken en verschillende deskundigheden. Novem is gespecialiseerd in milieu en energie en speelt een belangrijke rol in de meerjarenafspraken energie. Senter houdt zich bezig met alle overige programma's van EZ maar ook van andere ministeries. Uitgangspunt voor de minister was echter niet zozeer de institutie maar de klant. Het moet voor de klant eenvoudiger worden.
Getracht zal worden de regelingen voor R&D-stimuleringen in elkaar te schuiven. Maar als meerdere regelingen in elkaar worden geschoven, ontstaat er een nieuwe regeling waarvoor vervolgens de Brusselse procedure moet worden gevolgd. De minister wil voorkomen dat zij een instrument dat is neergelegd in meerdere regelingen niet meer kan toepassen in één nieuwe regeling omdat de opvattingen in Brussel zijn gewijzigd. Het is dus mogelijk dat uiteindelijk nog een paar regelingen naast elkaar blijven bestaan. Zij verwachtte hierover bij de begrotingsbehandeling meer duidelijkheid te kunnen verschaffen. Er wordt in het kader van de regelingen voor R&D-stimulering een bezuiniging doorgevoerd die is gevonden bij de grote bedrijven. Het samenvoegen van de regelingen houdt zeker niet automatisch een nieuwe bezuinigingsronde in. Op basis van de economische gegevens van het begin van dit jaar zijn enkele potloodbezuinigingen ingevuld. Wellicht kunnen enkele daarvan worden geschrapt naar aanleiding van de betere economische ontwikkelingen. Het uitgavenkader verandert echter niet door een hogere economische groei nu. Immers, een groei van 3%, waarvan wordt uitgegaan in het regeerakkoord, wordt waarschijnlijk niet gehaald.
Het platform life sciences wordt niet na twee jaar aan zijn lot overgelaten. De situatie zal elk jaar worden bekeken.
Het kabinet is van mening dat er geen aanleiding is om op generieke basis alle toelating van genetisch gemodificeerde organismen te verbieden. Er is een adequaat, in EU-kader afgestemd, wettelijk systeem voor de toelating op case-by-casebasis. Een moratorium is handelspolitiek gezien zeer onverstandig en niet te onderbouwen en zelfs in strijd met bepalingen van de World Trade Organisation (WTO).
De NIABA heeft inderdaad een aantal knelpunten gesignaleerd in het kader van de wet op de faillissementen en heeft ook problemen geconstateerd met optieregelingen voor met name de technostarters. Er is een probleem met de waardering van de optie. Een ander probleem is dat als nu belasting wordt betaald, het risico bestaat dat er later niks of weinig wordt verdiend. In het kader van het belastingplan 2000 wordt onderzocht of hieraan iets kan worden gedaan. Naar verwachting komen de bewindslieden van Financiën hierop zeer binnenkort terug.
Er is door Philips gelukkig geen verband gelegd tussen de hightech campus en een hogere EZ-ondersteuning. De minister had Philips toegezegd, niet verder te zullen bezuinigen. Er moet inderdaad hard worden gewerkt aan het probleem van de ontsluiting, waarvoor natuurlijk meer oplossingen te bedenken zijn. Zij zegde toe hierover binnenkort contact te zullen opnemen met haar collega van Verkeer en Waterstaat.
Een nadere discussie over de octrooiwetgeving is gewenst, om misverstanden weg te nemen maar wellicht ook om een vergelijking te maken met het Amerikaanse systeem. Op het moment dat iets gepatenteerd wordt, is het natuurlijk publiek. Maar het is ook een kwestie van cultuur: Nederlandse hoogleraren moeten er vaak op worden gewezen dat zij geen zaken publiceren zonder na te gaan of die moeten worden gepatenteerd. Hoogleraren moeten het goede voorbeeld geven aan de jonge onderzoekers. Op een aantal universiteiten gaat het al wel een stuk beter.
De minister wilde graag de suggestie onderzoeken om ook institutionele beleggers te betrekken bij de stimulering van innovaties. Daarbij kan worden gedacht aan een vorm van een venturefonds. Maar institutionele beleggers mogen natuurlijk niet worden verleid tot al te risicovolle investeringen.
Mevrouw Wagenaar (PvdA) constateerde dat een wetenschapper in de sociale wetenschappen veel meer zijn gang kan gaan dan een wetenschapper in de bètawetenschappen. De octrooiwetgeving kan hierin een rol spelen. Het is daarom een goede zaak dat de minister hiernaar wil kijken.
Zij stelde tot slot dat een prijsvraag doorzichtiger is dan een tender en mensen meer stimuleert.
De heer Leers (CDA) verzocht de minister, de Kamer te informeren over de werkzaamheden van Nederland in het kader van de OESO op het terrein van clustering. Hierover is in de jaarrapportage niets terug te vinden.
De heer Van Walsem (D66) stelde, voor efficiënt werken te zijn. Een fusie van Novem en Senter moet dus zeker bespreekbaar zijn. Maar niet iedere fusie is een verbetering. Het betreft hier twee loketten die grotendeels andere werkzaamheden hebben. In een dergelijke fusie gaat veel energie en geld zitten. Hij was dan ook vooralsnog niet zonder meer voorstander van een fusie tussen Novem en Senter.
De minister onderschreef de constatering van mevrouw Wagenaar over de bètawetenschappers. Zij suggereerde, dit onderwerp ook eens aan de orde te stelen bij de behandeling van de nota inzake het wetenschapsbeleid en het wetenschapsbudget. De observaties zijn soms wat verschillend. Er zijn universiteiten die het octrooibeleid eng en risicovol vinden. Een meer open mind kan wellicht ook vanuit het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen gestimuleerd worden.
Er bestaat in Nederland een prijsvraag op het terrein van new venture. De minister zegde toe, te zullen bezien of bij de implementatie van het actieplan life sciences een vorm van prijsvraag kan worden ingebracht.
Zij zegde tevens toe, de Kamer een brief te zullen sturen over de werkzaamheden van Nederland op dit terrein in het kader van de OESO.
Het was haar nog niet duidelijk of het zinvol is om Senter en Novem in elkaar te schuiven. Het gaat erom dat de klanten zo goed mogelijk worden bediend. Wellicht is het al voldoende als Senter en Novem van elkaar precies weten wat zij doen. Daarmee wordt het lokettenprobleem misschien al verkleind.
Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), Biesheuvel (CDA), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Leers (CDA), Voûte-Droste (VVD), ondervoorzitter, Rabbae (GroenLinks), Hessing (VVD), Giskes (D66), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF), M. B. Vos (GroenLinks), Van Zuijlen (PvdA), Augusteijn-Esser (D66), Hofstra (VVD), Van Walsem (D66), Wagenaar (PvdA), Stroeken (CDA), De Boer (PvdA), Van den Akker (CDA), Geluk (VVD), Verburg (CDA), Bos (PvdA), Blok (VVD) en Hindriks (PvdA).
Plv. leden: Verbugt (VVD), Atsma (CDA), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Wijn (CDA), Klein Molekamp (VVD), Vendrik (GroenLinks), Kamp (VVD), Van den Berg (SGP), Poppe (SP), Kuijper (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Van der Steenhoven (GroenLinks), Schoenmakers (PvdA), Bakker (D66), Cornielje (VVD), Schimmel (D66), Herrebrugh (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Smits (PvdA), De Haan (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Koenders (PvdA), Udo (VVD) en Hamer (PvdA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25518-18.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.