nr. 339
nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 18 augustus 1997
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen
op 20 augustus 1997. De wens dat de ontwerp-besluiten uitdrukkelijke instemming
behoeven kan door of namens één van beide Kamers te kennen worden
gegeven uiterlijk op 4 september 1997.Gelet op artikel 1a van de goedkeuringswet2 van de op 15 juni 1990 te Dublin tot stand gekomen Overeenkomst
betreffende de vaststelling van de Staat die verantwoordelijk is voor de behandeling
van een asielverzoek dat bij een van de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen
wordt ingediend (hierna de Overeenkomst van Dublin) bied ik u hierbij aan
de documenten voor de eerste bijeenkomst van het Comité van artikel
18 van de Overeenkomst van Dublin op 1 september 1997, de datum van inwerkingtreding
van deze Overeenkomst.3 De voorlopige agenda is
nog niet beschikbaar.
Deze documenten kwamen eerst medio juli beschikbaar, waardoor ik –
mede in het licht van de datum van de bijeenkomst van het artikel 18 comité
op 1 september a.s. – niet kon voorkomen u deze documenten in uw zomerreces
toe te zenden.
Het artikel 18 Comité komt bijeen om de uitvoeringsmaatregelen
die noodzakelijk zijn voor de praktische toepassing van de Overeenkomst formeel
te bekrachtigen. Bovendien zal het artikel 18 Comité zijn reglement
van orde vaststellen. De voorliggende teksten zijn in het kader van de vaststelling
door de JBZ-Raad4 en de Ministers belast met Immigratie-aangelegenheden5 reeds eerder aan uw Kamer voorgelegd.
De bekrachtiging van de uitvoeringsmaatregelen op dezelfde datum als de
datum van inwerkingtreding is met name van belang ter voorkoming van een «gat»
voor de uitvoeringspraktijk, omdat op diezelfde datum de asielbepalingen (en
bijbehorende uitvoeringsmaatregelen) van Schengen Uitvoeringsovereenkomst
op grond van het Protocol van Bonn6 buiten werking
worden gesteld.
De bijgevoegde documenten hebben – onder aantekening van een Nederlandse
reserve in verband met de vereiste instemming uwerzijds – de instemming
van de Lid-Staten en betreffen het volgende.
Ontwerp-besluit van het Comité ingesteld bij artikel
18 van de Overeenkomst van Dublin van 15 juni 1990, betreffende sommige bepalingen
voor de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst.
document: DUBLIN CONV 2402/1/97 (N)
verbindendheid: ja
aard van het besluit: ontwerp-besluit inzake de tenuitvoerlegging van
de Overeenkomst van Dublin
Het onderhavige ontwerp-besluit betreft een compilatie van de uitvoeringsmaatregelen
die noodzakelijk zijn om de Overeenkomst van Dublin na inwerkingtreding in
de praktijk toe te passen. De uitvoeringsmaatregelen zijn grotendeels identiek
aan de uitvoeringsmaatregelen inzake Titel II, hoofdstuk 7 van de Schengen
Uitvoeringsovereenkomst en betreffen o.a. reactie- en antwoordtermijnen, vormvoorschriften,
bewijsmiddelen, standaardformulieren voor de verantwoordelijkheidsbepaling,
formulieren voor de overdracht van asielzoekers en voor de statistische gegevensuitwisseling.
Ontwerp-besluit van het Comité ingesteld bij artikel
18 van de Overeenkomst van Dublin van 15 juni 1990, tot vaststelling van het
Reglement van het Comité
document: DUBLIN CONV 2401/97 (N)
verbindendheid: ja
aard van het besluit: ontwerp-besluit inzake het reglement van het Comité
van artikel 18 van de Overeenkomst van Dublin.
Het ontwerp-besluit betreft de formele vaststelling door het artikel 18
Comité van zijn eigen reglement van orde. Dat reglement is mutatis
mutandis hetzelfde als het reglement van orde van de Raad. Het ligt in de
bedoeling dat de Staatssecretaris van Justitie Nederland zal vertegenwoordigen
in het Comité.
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
XNoot
1Eerder abusievelijk verschenen onder 23 490, nr. 77/78c.
XNoot
3Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.
XNoot
4Staten-Generaal, vergaderjaar 1993–1994, 23 490, nrs. 13, 112a
en 3 en vergaderjaar 1996–1997, 23 490, nrs. 266 en 73.
XNoot
5Tweede Kamer, vergaderjaar 1991–1992, 21 501, nr. 4 en vergaderjaar
1992–1993, 21 501-23, nrs. 6 en 9.