A
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD
AAN DE RAAD VAN STATE EN VOOR ZOVER NADIEN GEWIJZIGD
1. In de derde volzin van de tweede alinea van paragraaf 1 ontbrak de
bijzin «zijnde een afkorting van de Engelse benaming van het verdrag
(Trade related aspects of intellectual property rights)».
2. De tweede zin van de zesde alinea van paragraaf 3.1 luidde als volgt:
«Blijkens de memorie van toelichting van de wijziging van het Wetboek
van Strafrecht betreffende de algemene strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen
(kamerstukken II 1990/91, 22 268, nr. 3) duiden de begrippen «invoeren»,
«doorvoeren» en «uitvoeren» op het binnen, respectievelijk
door, dan wel buiten het grondgebied van Nederland brengen».
3. De derde zin van de zesde alinea van paragraaf 3.1 ontbrak.
4. Het opschrift van paragraaf 3.3 luidde:
«Verhoging van strafmaat bij het stelselmatig plegen van artikel
337 WSr».
5. De tekst van de eerste alinea van paragraaf 3.3 luidde als volgt:
«Artikel I voegt onder vernummering van het tweede lid tot het derde
lid een nieuw tweede lid aan artikel 337 toe. Het nieuwe tweede lid strekt
ertoe de strafmaat van het delict van artikel 337 van het Wetboek van Strafrecht
te verhogen voor de gevallen waarin het delict stelselmatig wordt gepleegd.
Van stelselmatigheid kan worden gesproken wanneer sprake is van het beroeps-
of bedrijfsmatig plegen van deze delicten. De verhoging van de strafmaat wordt
voorgesteld in verband met artikel 61 van het TRIPS's-verdrag en artikel 11
van de piraterij-Vo. Beide artikelen sporen aan om te voorzien in strenge
en ontmoedigende sancties. Met het oog daarop bevat het nieuwe tweede lid
van artikel 337 een strafmaat voor stelselmatig gepleegde namaak van door
merk-, tekening- of modelrechten beschermde goederen, die overeenkomt met
de straffen die opgelegd kunnen worden in geval van stelselmatig plegen van
misdrijven waarbij sprake is van een inbreuk op een auteursrecht of een naburig
recht (artikel 31b van de Auteurswet 1912, respectievelijk artikel 23 van
de Wet op de naburige rechten). Voor het gebruik van de begrippen ter aanduiding
van het stelselmatig karakter is overigens ook aansluiting gezocht bij laatstgenoemde
bepalingen (zie ook: memorie van toelichting van de wijziging van de Auteurswet
1912 in verband met de bestrijding van piraterij van auteursrechtelijk beschermde
werken, kamerstukken II 1986/87, 19 921, nr. 3, blz.13). Als gevolg van
de hier voorgestelde verhoging van de strafmaat is in geval van een verdenking
voorlopige hechtenis toegelaten en kunnen opsporingsambtenaren de daarmee
verbonden dwangmiddelen toepassen».
6. De tweede en derde zin van de eerste alinea van paragraaf 4 luidden:
«Uit informatie van de Economische Controledienst blijkt dat met
de huidige personele bezetting geen verandering zal optreden in de capaciteit
om jaarlijks vijf à tien grote onderzoeken te verrichten naar professionele
handel in nagemaakte of door piraterij verkregen goederen. Ook voor de opsporingsdienst
BUMA/STEMRA geldt dat de voorgestelde wijzigingen naar alle waarschijnlijkheid
niet zullen leiden tot een stijging van het aantal in behandeling te nemen
zaken».
7. De eerste zin van de tweede alinea van paragraaf 4 luidde als volgt:
«De voorgestelde wijziging betreffende de verhoging van de strafmaat
voor de gevallen waarin het delict van artikel 337 van het Wetboek van Strafrecht
stelselmatig wordt gepleegd, zal geen werklastverzwaring teweegbrengen».