25 474
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, de Auteurswet 1912 en de Wet op de naburige rechten met het oog op de aanpassing van enkele strafbepalingen in verband met de verordening (EG) nr. 3295/94 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 1994 tot vaststelling van maatregelen om het in het vrije verkeer brengen, de uitvoer, de wederuitvoer en de plaatsing onder een schorsingsregeling van nagemaakte of door piraterij verkregen goederen te verbieden (PbEG L 341) en de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, Bijlage 1C, Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (Trb. 1995, 130)

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 3 november 1997

De vaste commissie voor Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek van het voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel.

De leden van de D66-fractie hebben eveneens met belangstelling en instemming kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel dat strekt tot verbetering van de strafrechtelijke bestrijding van nagemaakte of door piraterij verkregen goederen. Deze leden steunen de verruiming van de strafbaarstelling die wordt bereikt door naast een verbod op ingevoerde ook door- en uitgevoerde goederen expliciet in de wet op te nemen. In principe gaat dezelfde steun uit naar de voorgenomen verhoging van de strafmaat, die hopelijk een werkelijk afschrikkend effect zal blijken te hebben op namaak en piraterij. De steun van deze leden moet gezien worden tegen de achtergrond van de verontrusting over de stijgende tendens die valt waar te nemen ten aanzien van nagemaakte of onwettig gekopieerde goederen die op de markt worden gebracht.

Het wetsvoorstel geeft de leden van de D66-fractie nog aanleiding tot de volgende opmerkingen en vragen.

2. De verordening nr. 3295/94 en het TRIP's-verdrag

De leden van de VVD-fractie verzoeken de regering hun te informeren over de vraag in hoeverre het wetsvoorstel volgens de uitvoeringsinstanties extra instrumenten biedt om de piraterij aan te pakken. Tevens vragen zij om een overzicht van de resultaten van de aanpak van piraterij in 1995 en 1996. Hoe wordt voorzien in de extra vereiste deskundigheid van de douane, nu ook het auteursrecht, de naburige rechten en tekeningen- en modellenrecht aan de orde komen? In hoeverre is er sprake van een integrale aanpak tussen douane en bijzondere opsporingsdiensten zoals de Economische Controle Dienst en de Buma-Stemra?

In voorkomende gevallen kan piraterij zeer lucratief zijn, zoals bijvoorbeeld is gebleken in de cd- en videobranche. Aldus kan piraterij een interessant werkveld zijn voor de georganiseerde criminaliteit. Hoe wordt gehandeld indien bijvoorbeeld de Buma-Stemra signaleert dat op het terrein waarop zij als bijzondere opsporingsdienst werkzaam is, mogelijk een criminele organisatie actief is? Wordt ook door kernteams c.q. bijzondere recherchediensten aan piraterij aandacht gegeven?

Uit het buitenland is bekend dat van Amerikaanse zijde zware kritiek is op piraterij-activiteiten die door ondernemingen in China zouden worden uitgevoerd. Zijn ook in Nederland brandhaarden bekend als het gaat om het risico van piraterij? Hoe wordt daarop gereageerd? Wordt alleen langs justitiële kanalen gewerkt, of worden daarbij ook andere ministeries zoals Economische Zaken betrokken?

De leden van de fractie van D66 zouden graag een nadere uiteenzetting ontvangen over de manier waarop de regering denkt de daadwerkelijke bestrijding van namaak en piraterij vorm te geven. Het TRIP's-verdrag gaat nog uit van tegenhouden bij de grens, maar het vrije verkeer van goederen in de Europese Unie kent een stelsel van open grenzen. Uiteraard kunnen rechthebbenden de douaneautoriteiten over inbreuken inlichten, maar hoe komt de douane verder namaak en piraterij op het spoor?

Dikwijls zal moeilijk zijn vast te stellen in hoeverre er in een concreet geval sprake is van namaak of piraterij. Deze leden zijn het eens met het uitgangspunt van de regering dat gedragingen met betrekking tot namaak en piraterij op het moment dat de douane erop stuit strafbaar dienen te zijn, maar zet vraagtekens bij de potentiële handelsbelemmerende werking die hierin schuil gaat. Uiteraard raakt de slagvaardigheid ernstig in het gedrang als pas opgetreden kan worden na een uitputtende juridische procedure, maar rauwelijks overgaan tot het tegenhouden of inbeslagnemen van goederen kan anderzijds bonafide handelsstromen dwarsbomen. In hoeverre draagt dit wetsvoorstel bij aan het houden van het optimale midden tussen slagvaardig optreden en gevaar voor opportunistische handelsbelemmering?

3. Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, de Auteurswet 1912 en de Wet op de naburige rechten

De leden van de VVD-fractie leiden uit de memorie van toelichting af, dat bij de aanpassing van de wetgeving in verband met de piraterij-verordening is besloten om verdergaande maatregelen te treffen dan waartoe de verordening verplicht. Zij verzoeken de regering de reden voor dit voornemen nader toe te lichten. Deze leden kunnen zich voorstellen dat het begrip «in het vrije verkeer brengen» wordt overgenomen omdat dit nauwer aansluit bij de handelspraktijk dan het louter technisch begrip «invoer».

De leden van de fractie van D66 kunnen op zichzelf meegaan in de argumentatie die op een aantal punten tot afwijking van de onderliggende Europese verordening heeft genoopt. Deze leden gaan ervan uit dat de voorgestelde Nederlandse wetstekst de werking van de verordening geheel intact zal laten. Bestaat er gezien de voorgenomen implementatie gevaar voor strijdigheid of verschil in uitleg tussen de Europese verordening en de Nederlandse wet en in hoeverre kan verwarring ontstaan over de eenvormigheid van het Europese recht daardoor? Hoe hebben andere Lid-Staten dit probleem van de handhaving opgelost?

Voor deze leden staat vast dat moeilijk een sluitend oordeel kan worden geveld over de daadwerkelijke afschrikkende werking van strafmaten. In die zin steunen de leden van de D66-fractie slechts het vermoeden dat een hogere strafmaat tot minder overtredingen zal leiden. Deze leden vragen echter in dit verband of een boete rechtstreeks gerelateerd aan de waarde van de nagemaakte of door piraterij verkregen goederen niet ware te overwegen. Op die manier zou een boete opgelegd kunnen worden die de marges van de vijfde categorie overstijgt.

De voorzitter van de commissie,

V. A. M. van der Burg

De griffier van de commissie,

Pe


XNoot
1

Samenstelling: Leden: V. A. M. van der Burg (CDA), voorzitter, Schutte (GPV), Korthals (VVD), Janmaat (CD), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Van de Camp (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), ondervoorzitter, M. M. van der Burg (PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Van Heemst (PvdA), Aiking-van Wageningen (Groep Nijpels) Rabbae (GroenLinks), Koekkoek (CDA), J. M. de Vries (VVD), Van Oven (PvdA), Van der Stoel (VVD), Dittrich (D66), Verhagen (CDA), De Graaf (D66), Rouvoet (RPF), B. M. de Vries (VVD), O. P. G. Vos (VVD) en Van Vliet (D66).

Plv. leden: Smits (CDA), Van den Berg (SGP), Van Blerck-Woerdman (VVD), Marijnissen (SP), Bremmer (CDA), Doelman-Pel (CDA), Vacature PvdA, Feenstra (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Rehwinkel (PvdA), Vliegenthart (PvdA), Apostolou (PvdA), R.A. Meijer (Groep Nijpels), Sipkes (GroenLinks), Biesheuvel (CDA), Rijpstra (VVD), Middel (PvdA), Passtoors (VVD), Van Boxtel (D66), Van der Heijden (CDA), Roethof (D66), Leerkes (U55+), Van den Doel (VVD), Weisglas (VVD) en De Koning (D66).

Naar boven