25 455
Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot wijziging van artikel 5 van de Grondwet in verband met de invoering van een opdracht aan de wetgever om regels te stelen omtrent de behandeling van verzoekschriften

A
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOOR ZOVER NADIEN GEWIJZIGD

Memorie van toelichting

1. In het onderdeel getiteld «1. Algemeen» is voorafgaand aan de laatste zin de volgende passage ingevoegd:

Aangetekend zij dat opneming van de behandelingsvoorschriften in bijvoorbeeld aanwijzingen voor de rijksdienst geen goed alternatief kan zijn voor een grondwettelijke verankering van een opdracht aan de wetgever om regels te stellen omtrent de behandeling van verzoekschriften. Het bereik van de wettelijke regels omtrent de behandeling van verzoekschriften is immers ruimer dan alleen de rijksdienst.

2. In het onderdeel getiteld «1. Algemeen» is aan het slot de volgende passage toegevoegd:

Het voorstel omvat een aanvulling van het bestaande recht van petitie, zoals dat thans is neergelegd in artikel 5 van de Grondwet en ten gevolge van dit wetsvoorstel zal worden opgenomen in het eerste lid van artikel 5. Niet beoogd is met het voorgestelde tweede lid een bestaand, in het petitierecht besloten liggend absoluut recht op behandeling, te expliciteren.

3. In het onderdeel getiteld «2.1 Verzoekschrift» is voorafgaand aan de passage over de Commissie wetgeving algemene regels van bestuursrecht, de volgende passage ingevoegd:

Uit vorenstaande blijkt dat het derhalve aan het oordeel van de wetgever wordt overgelaten om te bepalen of, en voor welke categorieën verzoekschriften regels zullen worden gesteld ten aanzien van de behandeling daarvan.

4. In het onderdeel getiteld «2.1 Verzoekschrift» is in de alinea die begint met een passage over de Commissie wetgeving algemene regels van bestuursrecht, de zinsnede «in de loop van 1997» vervangen door: op korte termijn.

5. Aan het slot van het onderdeel getiteld «2.1 Verzoekschrift» is de volgende passage toegevoegd:

Het ligt evenwel niet in het voornemen van de regering de totstandkoming van een wettelijke regeling van de behandeling van verzoekschriften door de beide Kamers der Staten-Generaal te bevorderen.

6. In het onderdeel getiteld «Delegatie» is de tweede alinea vervallen, met uitzondering van de zin «Die regels dienen dan wel het indieningsrecht van het eerste lid onverlet te laten en voorts niet in strijd te komen met hetgeen in de wettelijke regels krachtens de voorgestelde regelingsopdracht is bepaald.».

7. Aan het slot van de memorie van toelichting is in het onderdeel getiteld «Delegatie» de volgende alinea toegevoegd:

Het voorgestelde tweede lid is geen bepaling die voor de burger rechtstreeks werkende rechten bevat. Er is immers alleen sprake van een opdracht aan de wetgever. Dit leidt ertoe dat op grond van artikel 140 van de Grondwet alle bestaande, niet op een wettelijk voorschrift gebaseerde regelingen van kracht blijven, totdat daarvoor overeenkomstig de Grondwet een voorziening is getroffen. Vanaf het moment van inwerkingtreding van het tweede lid, blijven door lagere overheden vastgestelde regels omtrent de behandeling van verzoekschriften dan ook van kracht, ook als zij niet zijn gebaseerd op wettelijke delegatie, totdat daarvoor overeenkomstig de Grondwet een voorziening is getroffen.

Naar boven