Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum ontvangst |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 25454-(R1595) nr. 8 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum ontvangst |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 25454-(R1595) nr. 8 |
Ontvangen 3 november 1998
Het voorstel van rijkswet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel I (wijziging van de Wet militair tuchtrecht) worden de volgende wijzigingen aangebracht:
Onderdeel L wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de huidige volzin wordt het cijfer 1. geplaatst.
2. Een tweede subonderdeel wordt toegevoegd, luidende:
2. In het tweede lid wordt tussen «uitreiking van» en «de uitspraak» ingevoegd: het afschrift van.
Onderdeel N wordt als volgt gewijzigd:
Onder vernummering van de subonderdelen 1. en 2. tot 2. respectievelijk 3. wordt een nieuw eerste subonderdeel ingevoegd, luidende:
1. In het zesde lid wordt tussen «uitreiking van» en «de uitspraak» ingevoegd: het afschrift van.
Onderdeel Z wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de huidige volzin wordt het cijfer 1. geplaatst.
2. Toegevoegd wordt een tweede subonderdeel, luidende:
2. In het derde lid wordt tussen «uitspraak» en «aangetekend» ingevoegd: en op het afschrift bedoeld in het tweede lid.
In onderdeel CC worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. In de tekst van het eerste lid van het voorgestelde artikel 80a wordt tussen «uitreiking van» en «de uitspraak» ingevoegd: het afschrift van.
2. In het voorgestelde artikel 80q komt het tweede lid te luiden:
2. De uitspraak op beklag wordt door de beklagmeerdere onverwijld aan de commandant toegezonden. Door of namens de commandant wordt onverwijld een afschrift van de uitspraak op beklag uitgereikt aan de gestrafte. De datum van uitreiking wordt aangetekend op de uitspraak en op het uitgereikte afschrift.
3. Het eerste lid van het voorgestelde artikel 80s komt te luiden:
1. Nadat aan de gestrafte een afschrift van de uitspraak op beklag als bedoeld in artikel 80p, tweede lid, onder f, is uitgereikt, zendt de commandant de uitspraak op beklag onverwijld naar het gerecht.
4. Na het voorgestelde artikel 80s wordt een nieuw artikel 80t opgenomen, luidende:
Indien de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf is opgeschort of geschorst, wordt, als de beslissing van de beklagmeerdere daartoe aanleiding geeft, de straf of het resterende deel van de straf zo spoedig mogelijk ten uitvoer gelegd.
Onderdeel DD wordt als volgt gewijzigd:
1. In subonderdeel 1 wordt de zinsnede «b. van een uitspraak op beklag.» vervangen door: b. van een afschrift van een uitspraak op beklag.
2. In subonderdeel 4 wordt het voorgestelde nieuwe vierde lid vervangen door:
4. Indien de beklagmeerdere een oordeel heeft gegeven over de wijze van tenuitvoerlegging als bedoeld in het derde lid van artikel 80a, kan in beroep eveneens de wijze van tenuitvoerlegging van de straf van strafdienst of van uitgaansverbod aan het oordeel van het gerecht worden onderworpen.
Onderdeel QQ wordt als volgt gewijzigd:
1. In subonderdeel 2 wordt in de voorgestelde tekst van het derde lid onder b «vierde» vervangen door: vijfde.
2. In subonderdeel 2 wordt de voorgestelde tekst van het derde lid onder d. vervangen door:
d. vijf dagen na de uitreiking van een uitspraak op beklag die geen verwijzing inhoudt als bedoeld in artikel 80p, tweede lid, onder f, indien geen beroep is ingesteld;
3. In subonderdeel 4 wordt aan het voorgestelde vierde lid een tweede volzin toegevoegd, luidende: Deze terbeschikkingstelling geldt als een inbeslagneming door een opsporingsambtenaar als bedoeld in het Wetboek van Strafvordering.
In artikel IV (wijziging van de Wet militaire strafrechtspraak) worden de volgende wijzigingen aangebracht:
De onderdelen G en G1 worden vervangen door een nieuw onderdeel G dat luidt:
In artikel 30, tweede lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. In de eerste volzin wordt «tweede» vervangen door: derde en vierde.
2. In de tweede volzin wordt «artikel 280, vierde lid» vervangen door: artikel 287, derde lid.
Onderdeel G2 wordt verletterd tot Ga.
De voorstellen met betrekking tot de Wet militair tuchtrecht zoals deze luiden na de nota van wijziging dienen op een viertal punten te worden aangepast.
1. Op het punt van de uitreiking van stukken is de Wet militair tuchtrecht niet geheel consequent. Zo wordt in artikel 42 gesteld dat bij de oplegging van een berisping de uitspraak wordt uitgereikt, terwijl bij het opleggen van een geldboete artikel 43 bepaalt dat een afschrift van de uitspraak wordt uitgereikt. Artikel 81, waarin de mogelijkheid van beroep is geregeld, gaat echter weer uit van een uitgereikte uitspraak bij elke strafsoort en niet van een afschrift daarvan. In het nieuw voorgestelde artikel 80q is er sprake van dat de commandant een uitspraak op beklag niet alleen aan de gestrafte uitreikt maar deze ook opstuurt naar het gerecht. Teneinde duidelijk te maken in welke gevallen het gaat om de uitspraak zelf en in welke gevallen om een afschrift daarvan, is een aantal wijzigingen nodig die slechts van technische aard zijn. Er is daarbij gekozen voor een systeem waarbij de originelen van uitspraken (uitspraak in eerste aanleg, uitspraak op beklag en uitspraak in beroep) in het archief blijven bij degene die die uitspraak gedaan heeft en daarvan alleen een afschrift wordt uitgereikt.
2. Om onduidelijkheid weg te nemen met betrekking tot het (verder) tenuitvoerleggen van een geschorste of opgeschorte straf na de beklagfase wordt een nieuw artikel 80t voorgesteld.
3. De nieuwe mogelijkheid om in beklag te gaan of beroep in te stellen met betrekking tot de wijze van tenuitvoerlegging van een straf van strafdienst of van uitgaansverbod dient nader gepreciseerd te worden. Een voorstel tot aanpassing van artikel 81 is daarvan het gevolg.
4. In artikel 103 wordt bepaald dat bij aangifte van een strafbaar feit de ingenomen geschriften of voorwerpen worden overgedragen aan de opsporingsambtenaar. Teneinde de status van die geschriften of voorwerpen na die overdracht duidelijk te laten zijn, is een aanvulling van artikel 103 nodig.
I (wijziging van de Wet militair tuchtrecht)
Het voorgestelde nieuwe subonderdeel 2 voorziet er in dat bij de oplegging van een berisping een afschrift van de uitspraak wordt uitgereikt.
Het voorgestelde nieuwe subonderdeel 1 voorziet er in dat bij het opleggen van een strafdienst een afschrift van de uitspraak wordt uitgereikt.
De voorgestelde wijziging in subonderdeel 2 bepaalt dat de datum van uitreiking wordt vastgelegd op de uitspraak zelf die bij de commandant blijft. Dit is nodig om in geval van een beklag te kunnen nagaan wanneer de beklagtermijn aanving. Omdat het ook de gestrafte duidelijk moet zijn wanneer de beklagtermijn loopt, dient deze datum eveneens op het aan hem uit te reiken afschrift te worden aangetekend. De voorgestelde wijziging voorziet hierin.
De wijziging voorgesteld in subonderdeel 1 is een consequentie van de aanpassingen hiervoor voorgesteld onder A tot en met C.
De wijziging voorgesteld in subonderdeel 2 betreft de uitspraak op beklag. Met de voorgestelde bepalingen wordt bereikt dat met een uitspraak op beklag op dezelfde wijze wordt gehandeld als is aangegeven voor de uitspraak in eerste aanleg, te weten dat slechts een afschrift wordt uitgereikt.
De voorgestelde wijziging in subonderdeel 3 regelt hoe er gehandeld moet worden als de beklagmeerdere als beslissing op beklag de zaak verwijst naar het gerecht. In dat geval wordt een afschrift van de uitspraak op beklag uitgereikt aan de gestrafte en stuurt de commandant de uitspraak op beklag op naar het gerecht.
Het voorgestelde nieuwe artikel 80t in subonderdeel 4 herstelt een omissie in de wijzigingsvoorstellen. Net zoals is bepaald in artikel 99 voor de afloop van een beroepsprocedure dat een opgeschorte of geschorste straf verder ten uitvoer wordt gelegd als de uitspraak daartoe aanleiding geeft, dient dat ook bepaald te worden voor een uitspraak op beklag. Naar verwachting zal niet elk beklag worden gevolgd door een beroep, zodat het mogelijk moet zijn na de beklagfase een straf (verder) ten uitvoer te leggen. Voor het geval een gestrafte beroep instelt en een opgeschorte of geschorste straf ook in die beroepsfase geschorst of opgeschort wil hebben, zal hij daartoe een (nieuw) verzoek moeten indienen bij de voorzitter van de militaire kamer. Artikel 85 voorziet daar reeds in.
Het subonderdeel 1 is een consequentie van de aanpassingen hiervoor aangegeven onder A tot en met C.
Naast de mogelijkheid van beroep tegen de beslissing van de beklagmeerdere over de wijze van tenuitvoerlegging van de straf van strafdienst of van uitgaansverbod als gevolg van een door de gestrafte gedaan beklag als bedoeld in het derde lid van artikel 80a, moet het ook mogelijk zijn dat de gestrafte de wijze van tenuitvoerlegging van deze straffen in beroep aan de rechter voorlegt, nadat de beklagmeerdere ambtshalve over deze wijze van tenuitvoerlegging heeft geoordeeld zonder dat de gestrafte op dat punt een beklag heeft ingediend. Teneinde in beide gevallen – te weten na een uitdrukkelijk beklag over de wijze van tenuitvoerlegging en na een ambtshalve toetsing daarvan door de beklagmeerdere – een beroep over de wijze van tenuitvoerlegging mogelijk te maken, wordt in subonderdeel 2 de nieuwe tekst van het vierde lid van artikel 81 voorgesteld.
Bij nota van wijziging werd voorgesteld artikel 53 aan te passen op een iets andere wijze dan in het oorspronkelijke wijzigingsvoorstel was gedaan. De bepaling van het vierde lid kwam daarbij in het vijfde lid te staan. Nagelaten is daarbij ook de verwijzing in artikel 103 naar artikel 53 aan te passen. Deze nota van wijziging herstelt dit.
In het derde lid van artikel 103 wordt geregeld dat in het geval er geen tuchtproces wordt aangevangen dan wel dat een tuchtproces wordt beëindigd een ingenomen geschrift of voorwerp wordt teruggegeven. Daarbij wordt in onderdeel d. de wijze van beëindiging aangegeven door het uitreiken uitspraak op beklag waarna er geen beroep meer volgt. Daarbij is geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat de beklagmeerdere in die uitspraak op beklag de zaak verwijst naar het gerecht, zodat er geen sprake is van een beëindiging van de tuchtprocedure. In de daarna volgende beroepsfase dient een ingenomen geschrift of voorwerp ook ter beschikking te zijn voor de militaire kamer, zodat een teruggave bij deze vorm van uitspraak op beklag achterwege moet blijven. De voorgestelde wijziging voorziet hierin.
Nadat een geschrift of voorwerp ter beschikking is gesteld van een opsporingsambtenaar bij de aangifte van een strafbaar feit als bedoeld in artikel 78, dient het voor belanghebbenden duidelijk te zijn welke status deze geschriften of voorwerpen hebben in verband met een eventueel te volgen procedure. Aangezien door de aangifte en de overdracht van geschrift of voorwerp het terrein van het tuchtrecht is verlaten en de zaak in handen is gegeven van het openbaar ministerie, ligt het voor de hand deze geschriften of voorwerpen aan te merken als waren zij in beslag genomen en de regels met betrekking tot inbeslagneming uit het Wetboek van Strafvordering van toepassing te verklaren. Het voorstel voorziet daarin.
II (wijziging van de Wet militaire strafrechtspraak)
In artikel 30 wordt verwezen naar de artikelen 322 en 280 van het Wetboek van Strafvordering. Bij de wet van 15 januari 1998 (Stb. 1998, 33) is het Wetboek van Strafvordering gewijzigd. Het bepaalde dat voorheen was opgenomen in het tweede lid van artikel 322 van het Wetboek van Strafvordering staat nu in het derde en vierde lid en de regeling die eerder was opgenomen in het vierde lid van artikel 280 heeft nu een plaats gevonden in het derde lid van artikel 287 van het Wetboek van Strafvordering. De voorgestelde wijziging past de verwijzingen in artikel 30 hieraan aan.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25454-8.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.