25 444
Wijziging van de Gemeentewet en de Provinciewet in verband met een aanpassing van de procedure tot benoeming van de burgemeester en de commissaris van de Koning

nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 8 februari 1999

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I, onderdeel A, wordt gewijzigd als volgt:

a. In artikel 61 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het tweede lid wordt toegevoegd: De raad geeft daarbij aan of hij een raadplegend referendum over kandidaten zal houden ten behoeve van de aanbeveling inzake de benoeming.

2. In het vijfde lid wordt na «gegeven» ingevoegd: , of, indien een raadplegend referendum ten behoeve van de aanbeveling inzake de benoeming is gehouden, binnen een maand nadat het raadplegend referendum is gehouden.

b. In artikel 61c wordt in het derde lid toegevoegd: Indien een raadplegend referendum ten behoeve van de aanbeveling inzake de benoeming is gehouden, is deze aanbeveling openbaar.

B

Artikel II, onderdeel A, wordt gewijzigd als volgt:

In artikel 61, vierde lid, wordt «raad» vervangen door: staten.

Toelichting

In het regeerakkoord is vastgelegd dat op korte termijn de mogelijkheid wordt geopend dat burgers een grotere invloed op de benoeming van de burgemeester krijgen (Kamerstukken II, 1997–1998, 26 024 nr. 9, blz. 73). Het regeerakkoord stelt daartoe een aanpassing van het onderhavige wetsvoorstel in het vooruitzicht met het oog op gemeenten die een volksraadpleging over kandidaten wensen te houden ten behoeve van de openbare aanbeveling door de gemeenteraad over een te benoemen burgemeester. Dit vanzelfsprekend met inachtneming van de discretionaire bevoegdheden van de Kroon conform de huidige Grondwet.

In het regeerakkoord wordt nog vermeld dat het kabinet, indien hij dit noodzakelijk acht, over de modaliteiten van deze aanpassing advies kan vragen aan de nog in te stellen staatscommissie inzake de dualisering van het lokale bestuursmodel. Het kabinet heeft daarvan afgezien omdat, gelet op de tekst van het regeerakkoord, andere modaliteiten dan de thans voorgestelde niet voor de hand liggen. De tekst geeft op de meest eenvoudige wijze uitvoering aan het regeerakkoord. Advisering door deze staatscommissie, naast de advisering door de Raad van State, zou daarnaast tot onwenselijke vertraging leiden.

Deze nota van wijziging strekt tot uitvoering van deze afspraak uit het regeerakkoord.

Uit de in deze nota onder A voorgestelde aanpassingen blijkt dat slechts enkele eenvoudige voorschriften van overwegend procedurele aard nodig zijn om het raadplegend burgemeestersreferendum als gemeenten daartoe willen overgaan, in te passen in de benoemingsprocedure. Deze aanpassingen strekken er materieel toe de autonome bevoegdheid van de gemeenteraad om een raadplegend referendum te houden wettelijk zodanig te normeren dat een dergelijk referendum in de specifieke context van een benoemingsprocedure wordt gevoegd en dat de in het kader van een meer openbare benoemingsprocedure te stellen zorgvuldigheidseisen daarin tot gelding worden gebracht. Daarbij gaat het zowel om een goede afbakening van stappen in de procedure als om duidelijkheid omtrent de positie van kandidaten.

Het belang van een grotere invloed van burgers op de benoeming van burgemeesters, tot uitdrukking komend in een kiezersuitspraak over door de raad genoemde kandidaten en in een openbare aanbeveling van de raad, vergt dat op enig moment in de procedure de vertrouwelijkheid jegens (een deel van) de kandidaten wordt opgeheven. De zorgvuldigheid vereist dat zulks alleen met hun instemming zal kunnen gebeuren. Het houden van een raadplegend referendum impliceert in dit specifieke kader dan ook allereerst dat reeds bij de openstelling van de vacature voor kandidaten kenbaar moet zijn dat een referendum onderdeel van de procedure zal uitmaken. Het is daarom noodzakelijk dat de raad dit voornemen in het eerste overleg met de commissaris over de profielschets naar voren brengt. Bij de aankondiging van de openstelling van de vacature in de Staatscourant moeten belangstellenden voor de vacature onmiddellijk op dit gegeven worden gewezen. Sollicitanten zijn dan voorbereid op de vraag of zij in het kader van het raadplegend referendum publiekelijk hun kandidatuur willen stellen voor het burgemeesterschap. Met hun sollicitatiebesluit beantwoorden zij deze vraag derhalve in beginsel positief. Dat laat echter onverlet dat deze vraag formeel pas aan de orde komt bij de voorbereiding van het raadplegend referendum. De vertrouwelijkheid blijft in stand tot aan de vaststelling van de lijst van door de raad aan de kiezers voor te leggen kandidaten. Op dat moment worden de namen van deze kandidaten openbaar. De kandidatuur van een sollicitant die zich vóór dat moment terugtrekt wordt niet openbaar.

In de tweede plaats wordt voorgeschreven dat de raad binnen een maand nadat het raadplegend referendum is gehouden zijn aanbeveling inzendt. De aanbeveling van de raad inzake de benoeming waaraan een raadplegend referendum vooraf is gegaan, dient uiteraard openbaar te zijn. Duidelijk moet zijn welk gevolg de raad aan de uitslag van het referendum verbindt. Dat is de derde wijzing die in verband met de introductie van de mogelijkheid van een burgemeestersreferendum in het wetsvoorstel wordt aangebracht.

De regering is zich ervan bewust dat het onderhavige voorstel de nodige veranderingen teweeg zal brengen. Verondersteld mag worden dat de kandidaten zich op enigerlei wijze aan de bevolking zullen presenteren en dat zij daarbij zullen kunnen steunen op politieke partijen. Verwacht mag worden dat in ieder geval het gemeentebestuur de bevolking op zakelijke wijze zal informeren omtrent de kandidaten. Deze verantwoordelijkheid ligt bij het gemeentebestuur omdat dit ook verantwoordelijk is voor de organisatie van het referendum. Voorts ligt het in de rede dat de kandidaten zich zullen presenteren aan de bevolking, bij voorbeeld door middel van discussiebijeenkomsten. De praktijk zal hier gaandeweg worden gevormd.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal een afzonderlijke circulaire aan de commissarissen van de Koningin en de gemeentebesturen doen uitgaan met procedureregels die, indien gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid een raadplegend referendum te houden, in acht moeten worden genomen. Belangrijk element daarin zal zijn het scheppen van zodanige waarborgen dat de vertrouwelijkheid blijft gehandhaafd tot het moment waarop aan de kiezers een uitspraak over kandidaten wordt gevraagd.

De wijziging onder B is van redactionele aard.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Peper

Naar boven