nr. 53
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 juli 2005
In het debat op 18 januari 2005 (naar aanleiding van een algemeen
overleg op 14 december over het prostitutiebeleid) is door de leden Örgü
(VVD) en Arib (PvdA) een motie ingediend, waarin de regering wordt verzocht
een plan van aanpak vorm te geven met betrekking tot de problematiek rondom
loverboys.1
In antwoord op schriftelijke vragen van de leden Arib en Dijsselbloem
(beiden PvdA) betreffende het ronselen van Marokkaanse meisjes door Loverboys
heb ik aangegeven dat ik uw Kamer – mede ter uitvoering van bovengenoemde
motie – naar verwachting eind juni 2005 zou kunnen informeren over de
maatregelen die specifiek voor de aanpak van de loverboyproblematiek worden
getroffen en op welke wijze de Marokkaanse gemeenschap daarbij zal worden
betrokken.2
Daarbij ben ik er vanuit gegaan dat ik voor die tijd de beschikking zou
hebben over de tussenrapportage van het Landelijk Informatiepunt Jeugdprostitutie
(LIJ). Dit door mij gesubsidieerde informatiepunt, waar de expertise op het
terrein van jeugdprostitutie en loverboyproblematiek wordt gebundeld, zal
op basis van overleg met diverse bij dit onderwerp betrokken organisaties
en op basis van de bij die organisaties beschikbare informatie, kennis en
ervaring een analyse van de problematiek maken en concrete voorstellen voor
de aanpak van jeugdprostitutie en de loverboyproblematiek doen.
De tussenrapportage van het LIJ zal de basis vormen voor mijn reactie
op de bovengenoemde motie van de leden Örgü en Arib. Op basis van
de rapportage van het LIJ zullen Justitie en VWS tevens besluiten over de
verdere rol en subsidiëring van het LIJ. Mij is meegedeeld, dat de tussenrapportage
van het LIJ in september zal verschijnen.
Dat betekent overigens niet dat er tot die tijd niets gebeurt. In antwoord
op schriftelijke vragen van het lid Arib (PvdA) over prostitutie in Amsterdam3 heb ik onlangs aangegeven, dat inmiddels diverse onderzoeken
naar het fenomeen jeugdprostitutie (en de loverboyproblematiek) hebben plaatsgevonden die kunnen bijdragen aan een beter zicht op deze problematiek.
Vanuit het LIJ vindt continu overleg plaats over mogelijkheden om jeugdprostitutie
aan te pakken. Ook lijken verschillende gemeenten hun regierol in de aanpak
van loverboys op te pakken.
In het antwoord op laatstgenoemde vragen van het lid Arib heb ik uw Kamer
meegedeeld, dat UNICEF en ECPAT NL/Defence for Children binnenkort een onderzoek
over dit onderwerp zullen publiceren. Naar verwachting zal ook dit rapport
in september verschijnen. Mijn reactie op de motie Örgü/Arib zal
ik uw Kamer zo spoedig mogelijk na ontvangst van de genoemde rapporten toesturen.
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
XNoot
1Kamerstukken II, vergaderjaar 2004–2005, 25 437, nr. 50.
XNoot
2Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, Aanhangsel 2845.
XNoot
3Ingezonden 13 mei 2005, nr. 2040514780.