25 437
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, enige andere wetboeken en enige wetten (opheffing algemeen bordeelverbod)

nr. 53
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 juli 2005

In het debat op 18 januari 2005 (naar aanleiding van een algemeen overleg op 14 december over het prostitutiebeleid) is door de leden Örgü (VVD) en Arib (PvdA) een motie ingediend, waarin de regering wordt verzocht een plan van aanpak vorm te geven met betrekking tot de problematiek rondom loverboys.1

In antwoord op schriftelijke vragen van de leden Arib en Dijsselbloem (beiden PvdA) betreffende het ronselen van Marokkaanse meisjes door Loverboys heb ik aangegeven dat ik uw Kamer – mede ter uitvoering van bovengenoemde motie – naar verwachting eind juni 2005 zou kunnen informeren over de maatregelen die specifiek voor de aanpak van de loverboyproblematiek worden getroffen en op welke wijze de Marokkaanse gemeenschap daarbij zal worden betrokken.2

Daarbij ben ik er vanuit gegaan dat ik voor die tijd de beschikking zou hebben over de tussenrapportage van het Landelijk Informatiepunt Jeugdprostitutie (LIJ). Dit door mij gesubsidieerde informatiepunt, waar de expertise op het terrein van jeugdprostitutie en loverboyproblematiek wordt gebundeld, zal op basis van overleg met diverse bij dit onderwerp betrokken organisaties en op basis van de bij die organisaties beschikbare informatie, kennis en ervaring een analyse van de problematiek maken en concrete voorstellen voor de aanpak van jeugdprostitutie en de loverboyproblematiek doen.

De tussenrapportage van het LIJ zal de basis vormen voor mijn reactie op de bovengenoemde motie van de leden Örgü en Arib. Op basis van de rapportage van het LIJ zullen Justitie en VWS tevens besluiten over de verdere rol en subsidiëring van het LIJ. Mij is meegedeeld, dat de tussenrapportage van het LIJ in september zal verschijnen.

Dat betekent overigens niet dat er tot die tijd niets gebeurt. In antwoord op schriftelijke vragen van het lid Arib (PvdA) over prostitutie in Amsterdam3 heb ik onlangs aangegeven, dat inmiddels diverse onderzoeken naar het fenomeen jeugdprostitutie (en de loverboyproblematiek) hebben plaatsgevonden die kunnen bijdragen aan een beter zicht op deze problematiek. Vanuit het LIJ vindt continu overleg plaats over mogelijkheden om jeugdprostitutie aan te pakken. Ook lijken verschillende gemeenten hun regierol in de aanpak van loverboys op te pakken.

In het antwoord op laatstgenoemde vragen van het lid Arib heb ik uw Kamer meegedeeld, dat UNICEF en ECPAT NL/Defence for Children binnenkort een onderzoek over dit onderwerp zullen publiceren. Naar verwachting zal ook dit rapport in september verschijnen. Mijn reactie op de motie Örgü/Arib zal ik uw Kamer zo spoedig mogelijk na ontvangst van de genoemde rapporten toesturen.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Kamerstukken II, vergaderjaar 2004–2005, 25 437, nr. 50.

XNoot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, Aanhangsel 2845.

XNoot
3

Ingezonden 13 mei 2005, nr. 2040514780.

Naar boven