25 437
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, enige andere wetboeken en enige wetten (opheffing algemeen bordeelverbod)

nr. 52
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 maart 2005

Op 14 december 2004 hebben de vaste commissies voor Justitie, voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid met de minister van Justitie en mij overleg gevoerd over het plan van aanpak ordening en bescherming prostitutiesector dat door de minister van Justitie (als coördinerend minister voor prostitutiebeleid) op 2 juli 2004 aan de Kamer is aangeboden. Tijdens dit overleg heb ik toegezegd om de Tweede Kamer op een aantal punten nader te informeren. Ik doe dat met deze brief.

1. Presentatie vacaturemeldingen door CWI op werk.nl toetsen op discretie

Ik heb tijdens het Algemeen Overleg op 14 december 2004 toegezegd dat CWI, binnen de eigen uitvoeringsverantwoordelijkheid, vacatures in de prostitutiesector zal toetsen op de vereiste discretie. Aanleiding voor deze toezegging, was de bezorgdheid van het lid Arib over de wijze waarop vacaturemeldingen voor seksuele dienstverlening worden gepresenteerd op werk.nl.

Voor de wijze waarop het CWI omgaat met vacatures in deze sector heeft de Kamer reeds bij eerdere gelegenheden aandacht gevraagd. Het lid Van der Vlies heeft tijdens de eerste termijn van de SZW-begrotingsbehandeling in de Tweede Kamer eveneens vragen gesteld over de presentatie op internet door CWI van banen in de prostitutie. Staatssecretaris Van Hoof heeft toen geantwoord dat het hier om legale arbeid gaat en het de plicht van CWI is deze vacatures te registreren (mede op werk.nl). In de presentatie van de vacature – ook op werk.nl – wordt het gebruik van aanstootgevende terminologie vermeden (neutrale presentatie). Er wordt niet actief gewezen op de vacature en er vindt geen actieve bemiddeling plaats.

De leden Verburg en De Pater-van der Meer hebben op 15 januari 2003 vergelijkbare schriftelijke vragen gesteld.

Ik heb op 6 maart 2003 in antwoord op deze vragen aangegeven dat ik ophet standpunt sta dat CWI deze vacatures niet actief mag presenteren aan werkzoekenden. Ik heb daarbij overwogen dat het belang van de werkzoekende, die niet ongevraagd met vacatures in de prostitutie wil worden geconfronteerd, de doorslag geeft. Ik heb toen tevens aangegeven dat ik van oordeel ben dat CWI in alle gevallen moet afzien van een wijze van presenteren van dit soort vacatures die kan leiden tot een ongevraagde confrontatie door werkzoekenden.

Uit informatie van CWI is mij gebleken, dat de bezoeker van werk.nl, die op zoek is naar geschikte vacatures, niet ongevraagd in aanraking zal komen met vacatures in de prostitutie. Werk.nl is een database met alle beschikbare vacatures en maakt alleen vacatures inzichtelijk waarnaar gericht gezocht wordt. Anders gezegd, slechts indien in een zoekopdracht specifiek «prostitutie» wordt opgegeven, zullen dergelijke vacatures worden gepresenteerd. Slechts zij die gericht (blijven) zoeken op het woord «prostitutie» zullen uiteindelijk beschikbare vacatures/vacatureteksten uit deze branche voorgeschoteld krijgen. Een onbedoelde confrontatie is daarmee uitgesloten.

Mijn conclusie is dan ook als volgt:

• De vacatures mogen wettelijk niet geweigerd worden;

• CWI gaat zeer terughoudend om met de presentatie van dergelijke vacatures;

• Op werk.nl zijn genoemde vacatures alleen bewust (door middel van gericht zoeken naar deze vacatures) benaderbaar.

2. Toetsing modelcontracten medio januari door Belastingdienst en UWV

Het lid Arib heeft tevens gevraagd naar de stand van zaken rond de beoordeling door de Belastingdienst en het UWV van de concept-modelcontracten die de partijen in de branche ter toetsing hebben aangeboden.

Het UWV en de Belastingdienst hebben medio januari separaat hun inhoudelijk afgestemde oordeel over de voorgelegde modelcontracten kenbaar gemaakt aan de betrokken partijen in de branche. Het belangrijkste element uit deze oordelen is dat de wijze waarop het ontwikkelde modelcontract was ingericht onvoldoende helderheid bood over de aard van de arbeidsrelatie tussen de prostituee en de exploitant.

Het informatieve overleg met de partijen is naar aanleiding van deze beoordeling voortgezet met als oogmerk een concept te kunnen overleggen dat wel voldoet aan de daartoe geldende maatstaven. Daarbij wordt uiteraard rekening gehouden met de zich ontwikkelende jurisprudentie.

3. Komt een handelwijze in geval van alternatief werkaanbod in de branche reeds voor?

Ik heb tot slot toegezegd aan UWV te zullen vragen of situaties, waarin een prostituee werkloos raakt en door de exploitant ander werk in hetzelfde bedrijf wordt aangeboden, zich momenteel al voordoen en op welke wijze daarin wordt of zal worden gehandeld.

Uit informatie van UWV is mij het volgende gebleken.

De WW-aanvragen van prostituees noch de aanbiedingen van werk door eigen werkgever worden door het UWV afzonderlijk geregistreerd. Het is dus niet mogelijk om een uitspraak te doen of zich bij het UWV een situatie heeft voorgedaan als hier bedoeld. Aan de hand van de Werkloosheidswet en de daarop gebaseerde uitvoeringsinstructies is echter wel in zekere mate aan te geven hoe de uitvoering zou omgaan met de door de hier bedoelde situatie als deze zich in de praktijk zou voordoen.

De vraag die hier moet worden beantwoord is of het aangeboden werk kan worden aangemerkt als passend. Als passende arbeid wordt volgens artikel 24, lid 4, WW beschouwd alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de werknemer is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd.

Gelet op dit voorschrift is het UWV verplicht niet op voorhand uit te sluiten dat een aanbod van werk als prostitué passend is. Hierbij valt te denken aan de situatie dat een betrokkene ook in het verleden als zodanig gewerkt heeft en dat er bij de betrokkene tegen het werk van prostituee geen dusdanige bezwaren van lichamelijke, geestelijke of sociale aard bestaan, dat dit werk niet van de betrokkene gevergd kan worden. Gelet op de aard van het betreffende werk zal het in het algemeen wel eerder voorkomen dat de aanvaarding niet van de betrokkene te vergen is dan bij arbeid van meer maatschappelijk geaccepteerde aard. In die zin zal het UWV in dergelijke situaties bij de beoordeling van de passendheid van een werkaanbod als bedoeld extra zorgvuldigheid aan de dag leggen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

Naar boven