25 437
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, enige andere wetboeken en enige wetten (opheffing algemeen bordeelverbod)

nr. 51
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 27 januari 2005

De vaste commissie voor Justitie1, de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties2 en de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid3 hebben op 14 december 2004 overleg gevoerd minister Donner van Justitie en minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over:

– de brief d.d. 2 juli 2004 inzake Plan van aanpak Ordening en Bescherming Prostitutiesector (25 437, nr. 46).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA) stelt vast dat er sinds het verschijnen van het Plan van aanpak Ordening en Bescherming Prostitutiesector nieuwe ontwikkelingen zijn geweest waardoor bepaalde zaken in een ander perspectief moeten worden geplaatst.

In de Korpsmonitor 2003 werd opgemerkt dat het aan regie en coördinatie heeft ontbroken. De voorzitter van de stuurgroep maakte die constatering niet. Het kabinet ging ertussenin zitten door te zeggen dat het in de eerste jaren na de opheffing van het bordeelverbod moeilijk is geweest om de regie te voeren en de inzet van alle actoren te coördineren. Het is spijtig dat de conclusies uit de korpsmonitor zijn uitgelekt. Het totaal van de bevindingen uit de korpsmonitor is minder negatief dan wat er in eerste instantie is uitgelekt. Het falen van een van de partijen uit de keten werd aan de kaak gesteld. Het klopt dat nog niet in alle gemeenten alles op orde is, maar het is niet vruchtbaar om hun de schuld te geven.

De combinatie van bestuurlijke handhaving en een bestuursrechtelijk sanctiebeleid blijkt effect te sorteren. Sluiting van een bedrijf na herhaaldelijke overtreding van regels of bij illegale activiteiten is effectiever dan het opleggen van een boete. Verder biedt sluiting kansen voor nieuwe bedrijven, die eerder niet aan bod kwamen doordat bestaande bedrijven een vergunning kregen en het aantal vergunningen werd gemaximeerd. De branche spreekt zelf van «innovatieve bedrijven». Wat wordt daarmee in dit verband bedoeld? Regionale maximering is overigens een goede zaak, omdat dit materieel de nuloptie voor bepaalde gemeenten openhoudt. Indien sluiting van een bedrijf gewenst is, kan gebruik worden gemaakt van het instrumentarium van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (BIBOB). Dit gebeurt nog niet overal in voldoende mate.

In het plan van aanpak wordt voorgesteld om te komen tot een gedragscode voor kranten en internetproviders, zodat advertenties alleen kunnen worden geplaatst met vermelding van een vergunningsnummer of het nummer van de kamer van koophandel. Als dit niet werkbaar blijkt, is een gedragscode niet genoeg maar zou er verplichtende regelgeving moeten komen. Een bedrijf dat geen nummer kan geven, is dan verdacht, wat de controle vergemakkelijkt. Bovendien plaatst dit de verantwoordelijkheid van de klant in een ander perspectief. De legale bedrijven klagen dat zij te maken hebben met een gebrek aan klandizie. Wellicht moet in dat licht worden overwogen om het aantal vergunningen te verminderen. Een probleem lijkt te zijn dat de vraag niet alleen is gericht op het vergunde aanbod. Het illegale circuit biedt vaak een lager prijsniveau of illegaal aanbod, bijvoorbeeld van minderjarigen. Een klant dient zich ervan te vergewissen dat hij geen participant wordt in illegale praktijken.

Een aantal gemeenten verleent vergunningen aan zwaar verslaafde prostituees. Handhavers spreken van mensonterende toestanden. De rijksoverheid kan gemeenten in dezen (helaas) niets verbieden. Mevrouw De Pater-van der Meer kiest zelf voor de Rotterdamse aanpak, met ontmanteling van de tippelzone en zorg en opvang voor de verslaafde prostituees. Heerlen geeft een helder signaal door een dwangsom op te leggen als prostitutie worden aangeboden of gevraagd in niet daarvoor aangewezen gebieden. Zou er in dit kader een duidelijker onderscheid kunnen worden gemaakt, ook voor de klant, wat wel of niet vergund of legaal is?

In het plan van aanpak wordt terecht erkend dat prostitutie geen gewoon werk is, maar het is wel onderwerp van beleid. Richt dat beleid zich op acceptatie? Uitkomen voor dit beroep is nog lang geen gemeengoed. Welk percentage kiest vrijwillig voor het beroep? In veel gevallen blijkt er een problematische voorgeschiedenis te zijn. Het beleid wordt terecht gericht op beschermwaardigheid. Hoe staat het in dat licht met het bepalen van het verschil tussen loondienst en zelfstandig ondernemen?

Een aantal weken geleden is een artikel verschenen over het daderprofiel van loverboys. Opgepakte daders blijken zichzelf vaak als slachtoffer te beschouwen, wat natuurlijk de omgekeerde wereld is. Zij gaan respectloos om met de echte slachtoffers.

Mevrouw Örgü (VVD) vindt het goed dat in het plan van aanpak veel aandacht wordt besteed aan de aanpak van loverboys. Zij kunnen namelijk gewoon hun gang gaan zonder dat politie of justitie er wat tegen kan ondernemen, omdat de slachtoffers meestal geen aangifte doen. Het is overigens positief dat korpsen in toenemende mate aandacht besteden aan de loverboysproblematiek en dat deze in het politieonderwijs expliciet aan de orde komt.

Er wordt al lang gepraat over een landelijk expertisecentrum jeugdprostitutie, dat er nu lijkt te komen. Het expertisecentrum gaat voorlichtingsmateriaal ontwikkelen en zal als informatiepunt voor overheden en hulpverleners fungeren. Wordt de startdatum van 1 januari 2005 gehaald? Bij welke instelling wordt het expertisecentrum ondergebracht? Het expertisecentrum moet feiten en cijfers verzamelen, zodat er zicht komt op de omvang van het probleem van de loverboys. Het centrum zal echter niet de functie van landelijk meldpunt krijgen. Bovendien is het moeilijk om inzicht te krijgen in het probleem doordat de politie meldingen niet apart registreert. Hoe kan het expertisecentrum dan toch inzicht krijgen in de omvang van het probleem? Landelijke registratie is noodzakelijk om het probleem adequaat aan te pakken. De minister heeft gesteld dat het profiel van verdachten en daders verder moet worden uitgewerkt en dat het expertisecentrum in dat kader mogelijk een rol kan vervullen bij de ontwikkeling van een methodiek om informatie centraal beschikbaar te krijgen. Mevrouw Örgü vindt dat erg vrijblijvend geformuleerd. Gaat het expertisecentrum dat doen? Zo ja, op welke termijn zal een beter profiel beschikbaar zijn?

De minister verdient steun voor zijn poging om de aangiftebereidheid bij mensenhandel te vergroten door slachtoffers beter te beschermen, onder andere via de pilot met safehouses. Zijn de safehouses ook bedoeld voor slachtoffers van loverboys? Valt dergelijke opvang volgens de minister te prefereren boven crisisplaatsing in een justitiële jeugdinrichting? Het vergroten van de aangiftebereidheid lost het probleem onvoldoende op. Slachtoffers zijn vaak bang om aangifte te doen, en als zij dat wel doen, staan de loverboys relatief weer snel op straat. Een hogere strafmaat is een effectief middel om loverboys te straffen. Zij deinzen nergens voor terug en moeten het dus voelen, zowel in hun vrijheid als in hun portemonnee. Harder en effectiever straffen van daders zou onderdeel moeten zijn van een effectief plan van aanpak. In het plan van aanpak staat dat specifieke laagdrempelige hulpverlening beschikbaar zou moeten komen. Voert de minister daartoe overleg met de VNG? Dat is belangrijk, vooral omdat de loverboysproblematiek zich niet langer beperkt tot de grote steden maar ook de kop opsteekt in dorpen. Voert hij ook overleg met OCW over voorlichting op scholen en het doorgeven van signalen door vertrouwenspersonen op scholen aan de politie?

Er zou meer ruimte moeten komen voor gemeenten om tot een gezamenlijk prostitutiebeleid te komen. Hoe verloopt het overleg tussen gemeenten? Wordt er gebruikgemaakt van de arrangementen die in het plan van aanpak worden genoemd? In het kader van de handhaving is het belangrijk dat er duidelijke exploitatievoorwaarden komen voor de goedwillende bedrijven. Verder moet de politie de illegale sector aanpakken. Beschikt zij over voldoende capaciteit daarvoor? De rol van de gemeenten bij de handhaving wordt in het plan van aanpak vaag omschreven. Hoe zal deze concreet worden ingevuld?

Mensenhandel is een van de zwarte kanten van prostitutie. Hierover wordt overlegd op basis van de rapportages van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel (NRM). Een van de doelen van het opheffen van het bordeelverbod was het zuiveren van de sector van criminele activiteiten. Er heeft een verschuiving plaatsgevonden van de gelegaliseerde sector naar de illegaliteit. Kan de minister inzicht geven in de aard en de omvang van die verschuiving? Het doen van aangifte zou moeten worden vereenvoudigd. Er is een motie aangenomen waarin wordt opgeroepen om de positie van bedreigde vrouwen in de prostitutiesector te verbeteren. Het is goed dat de voorlichting is verbeterd, maar dit draagt weinig bij aan de veiligheid. Zijn in de safehouses voldoende plekken beschikbaar?

Het ANP is vorige week met een bericht gekomen over de verspreiding via internet van naaktfoto's van tienermeisjes door hun ex-vriendjes. De meisjes durven vervolgens hun huis niet meer uit. Het zou gaan om 200 gevallen per jaar. Een woordvoerder van het Meldpunt Kinderporno heeft gezegd dat hier weinig tegen te doen is omdat de foto's en filmpjes vrijwillig zijn afgegeven. Deelt de minister van Justitie deze conclusie? Valt het voor de rechter hard te maken dat in de privé-sfeer gemaakte naaktfoto's niet voor publicatie bedoeld zijn? Het verspreiden van dit soort foto's lijkt te vallen onder de wetgeving tegen kinderporno.

Mevrouw Arib (PvdA) is blij met het plan van aanpak voor het prostitutiebeleid. Er blijkt een breed draagvlak te zijn voor de opheffing van het bordeelverbod, maar er blijven problemen. Vrouwen worden nog steeds seksueel uitgebuit en verhandeld. Mensenhandelaren en pooiers zoeken naar nieuwe wegen om hun illegale praktijken voort te zetten: escortbureaus, internet en loverboys.

Prostituees zijn een kwetsbare groep; zij worden gemakkelijk slachtoffer van het criminele circuit. In dat licht valt het te betreuren dat de subsidies voor het Clara Wichmann Instituut, de Rode Draad en de Mr A. de Graaf Stichting zijn geschrapt, aangezien deze organisaties zich hebben ingezet om de positie van prostituees te verbeteren. Gezien de belangrijke rol van de Mr A. de Graaf Stichting – die ook blijkt uit het plan van aanpak – had het ministerie van Justitie de subsidie moeten overnemen van VWS. In ieder geval moet worden geprobeerd om het intellectuele eigendom van de stichting te behouden; het archief en de deskundigheid dreigen verloren te gaan. Deze kunnen worden ondergebracht bij het Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging (IIAV), zodat alle informatie toegankelijk blijft.

In het plan van aanpak wordt op uitvoeringsniveau veel overgedragen aan gemeenten. De VNG beschouwt prostitutiebeleid echter niet meer als prioriteit. Het opzetten van een VNG-werkgroep prostitutiebeleid heeft vertraging opgelopen. Wanneer wordt deze werkgroep alsnog opgericht? Zal deze ook aandacht besteden aan escortbureaus?

Er bestaat veel onduidelijkheid over de modelcontracten. De minister van SZW legt de verantwoordelijkheid bij de branche, terwijl die aangeeft dat de contracten allang ter beoordeling zijn aangeboden bij de Belastingdienst. Kan de minister dit toelichten?

De minister van SZW heeft eerder aangegeven dat prostitutie weliswaar legaal is maar dat het CWI niet actief bemiddelt. In het verleden is het voorgekomen dat werk in de prostitutiesector werd aangeboden, waarvoor excuses zijn gemaakt. Op de CWI-site www.werk.nl worden echter nog steeds vacatures in de seksuele dienstverlening aangeboden. Hoe valt dit te verklaren?

De jeugd- en zedenpolitie en de gemeentelijke handhavers constateren een verschuiving van de illegale prostitutie naar de escortbranche. Deze branche is niet gebonden aan stads- of regiogrenzen, wat de controle bemoeilijkt. Uit een reportage van het radioprogramma De Ochtenden is gebleken dat 60% tot 80% van de escortbureaus geen vergunning heeft en niet staat ingeschreven bij de kamer van koophandel. Hoe wil de minister greep krijgen op deze branche zonder specifieke wettelijke regelingen in te voeren? Hoe staat het met de werkgroep die hierover aanbevelingen zou doen? Escortbureaus verschuilen zich in advertenties in kranten en op internet vaak achter 06-nummers, zodat mogelijke mensenhandel en uitbuiting van prostituees onzichtbaar blijven. Hoe wil de minister dit gaan aanpakken?

De politiekorpsen zijn verplicht prestatiecontracten te sluiten met het ministerie van BZK. Daarin is handhaving in de prostitutiesector niet opgenomen, waardoor korpsen daaraan geen prioriteit geven. De minister van Justitie heeft verklaard dat klanten van prostituees de verantwoordelijkheid hebben om misstanden zoals mensenhandel te melden bij de politie. Hoe wil hij dit in de praktijk vormgeven? Slachtoffers van vrouwenhandel verdienen meer bescherming. De B9-regeling, die van toepassing is op slachtoffers die meewerken aan een politieonderzoek, voldoet niet omdat zij het land uit moeten als de dader is veroordeeld. Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Griffith inzake de risicotoets? Teruggestuurde vrouwen lopen het gevaar om te worden mishandeld of vermoord. Bij het toepassen van de B9-regeling zou ook rekening moeten worden gehouden met het psychische trauma van de vrouwen. Slachtoffers van vrouwenhandel worden vaak doorverwezen naar de algemene opvang voor mishandelde vrouwen, terwijl men het daar al erg druk heeft. Nederland zou het voorbeeld van België moeten volgen door een aparte opvang te creëren. Mevrouw Arib sluit zich aan bij de vragen van mevrouw Örgü over loverboys, een ernstig probleem waarvoor eigenlijk een apart plan van aanpak zou moeten komen.

De heer De Wit (SP) kan zich in grote lijnen vinden in het plan van aanpak, waarin vrij gedetailleerde maatregelen staan. Hoe kan worden verzekerd dat alle plannen daadwerkelijk worden uitgevoerd? De Mr A. de Graaf Stichting wordt vele malen als initiatiefnemer of uitvoerder genoemd, bijvoorbeeld bij het ontwerpen van een keurmerk en het ontwikkelen van programma's voor vrouwen die uit het vak wil stappen. De stichting zal echter door het intrekken van de subsidie per 1 januari ophouden te bestaan. Ziet de minister nog mogelijkheden om het tij te keren? Hoe wordt het wegvallen van de Mr A. de Graaf Stichting opgevangen?

De minister van SZW heeft eerder projectsubsidies in het vooruitzicht gesteld voor de Rode Draad, waardoor de continuïteit zou zijn gewaarborgd. Er zijn ondertussen twee projectsubsidies aangevraagd, de ene bij SZW en de andere bij Justitie en Buitenlandse Zaken. Zullen deze worden toegekend?

De ontwikkeling van modelcontracten is in de loop van het jaar gestagneerd; de Belastingdienst en het UWV zijn ermee gestopt. Nu blijken er concepten te zijn. Wordt daarin uitgegaan van ondergeschiktheid of van zelfstandigheid? De feitelijke situatie moet natuurlijk het uitgangspunt vormen. Sommige werkgevers betalen alleen de uren uit dat daadwerkelijk diensten worden verleend. Wat vindt de minister van SZW daarvan?

In het plan van aanpak wordt gesteld dat gemeenten moeten proberen om de escortbranche in beeld te krijgen en dat zij een juridische basis moeten scheppen voor het reguleren en controleren van de branche. Hoe moet dit concreet worden ingevuld?

Het is positief dat de regering stappen heeft gezet om de positie van slachtoffers van mensenhandel te verbeteren. Zij mogen nu werken en het aantal opvangplaatsen is uitgebreid. Verder is het voor de aanpak van het probleem van belang dat de dossiers nu beter kunnen worden uitgewisseld. In het plan van aanpak wordt niet ingegaan op de motie-Griffith over het opvangen van illegale prostituees en het begeleiden naar het land van herkomst. Hoe wordt deze motie uitgevoerd? Veel vrouwen vragen na het aflopen van de B9-status een verblijfsvergunning aan omdat zij in hun eigen land gevaar lopen. Is de regering bereid om hiermee ruimhartiger om te gaan?

De heer Van der Staaij (SGP) heeft met gemengde gevoelens kennisgenomen van het plan van aanpak. De noodzaak om met een plan van aanpak te komen maakt duidelijk dat de doelstellingen die werden beoogd met het opheffen van het bordeelverbod – zoals het verbeteren van de positie van prostituees en het voorkomen van misstanden – niet vanzelf worden gerealiseerd. Het is een moeizame weg, waarop aanvullende maatregelen nodig zijn. Zonder duidelijke gronden lijkt er een onverwoestbaar vertrouwen te zijn dat het de goede weg is. Via onder andere internet en illegale escortbureaus woekeren nog volop dwang, bedreiging, uitbuiting en gevaar. Waarop baseert de regering haar vertrouwen? Zij stelt dat het vele jaren duurt voordat de resultaten zichtbaar worden. Betekent dit dat zij zich afsluit voor alternatieve benaderingen? Zo heeft Zweden een heel andere weg gekozen.

Soms lijkt het of het plan van aanpak niet de titel «Ordening en Bescherming Prostitutiesector» had moeten krijgen maar «Bescherming Prostitutiesector». Er wordt bijvoorbeeld gesteld dat veel prostituees voldoende weerbaar en in staat zijn om te onderhandelen over hun positie, zodat het in zijn algemeenheid onjuist zou zijn om hen te beschouwen als slachtoffer. Welk doel dient dit soort opmerkingen? Uit onderzoeken komt naar voren dat veel prostituees niet vrijwillig hebben gekozen voor hun vak maar daar door een opeenstapeling van problemen in terecht zijn gekomen. Ook velen die de opheffing van het bordeelverbod steunen, wijzen erop het werk zowel fysiek als psychisch eigenlijk te zwaar is. Zou in dat licht niet moeten worden gekozen voor een ontmoedigingsbeleid?

Het valt moeilijk te begrijpen dat er nog steeds websites zijn te vinden waarop (illegale) prostitutie wordt aangeboden. Dit verdraagt zich niet met toezeggingen die daarover zijn gedaan.

Het is goed dat wordt gekeken naar de mogelijkheden van gemeenten om te kiezen voor een nulbeleid. Wanneer kan daarover meer helderheid worden gegeven? In het plan van aanpak staat dat het ministerie van BZK die helderheid zou moeten verschaffen; eerder was dat VROM en aanvankelijk Justitie. Hoeveel departementen zijn er nog nodig? Er wordt in het plan van aanpak ook gesproken over een circulaire waarmee gemeenten moeten worden gewezen op het belang van voldoende mogelijkheden voor het vestigen van een prostitutiebedrijf. Is het de bedoeling om gemeenten op te roepen om meer gevarieerde vormen van prostitutie mogelijk maken? Het lijkt erop alsof gemeenten wordt verweten dat zij de vraag van mannen naar prostitutie onvoldoende onderkennen. Wat is precies de bedoeling van de regering?

De decentralisatie van het prostitutiebeleid bemoeilijkt het reguleren van de escortbranche. Deze branche is niet locatiegebonden, wat vraagt om een grotere centrale verantwoordelijkheid. Ook de VNG heeft aandacht gevraagd voor dit probleem.

De regering streeft ernaar om de omstandigheden voor prostituees in de gelegaliseerde branche zo goed mogelijk te maken. Hoe hoger de lat echter wordt gelegd, hoe verleidelijker het illegale circuit wordt. Hulpverleningsinstanties hebben de indruk dat het illegale circuit nog steeds bloeit. Om deze illegale praktijken aan te pakken is een veel hogere politie-inzet nodig. De regering verwacht te veel van het schuiven met bestaande middelen.

Prostituees die uit het vak willen stappen, moeten daartoe alle gelegenheid krijgen. De ondersteuning door hulpverleners is nog te mager. Zo sluit het hulpverleningstraject gebrekkig aan bij het justitiële en politiële traject, waardoor te veel vrouwen terugvallen in het oude patroon. Er zijn enkele projectsubsidies voor uitstapprogramma's verleend. Voor dit onderwerp moet echter blijvende aandacht blijven, zodat prostituees daadwerkelijk de mogelijkheid krijgen om te stoppen. Zo blijkt dat verslaafde prostituees die in detentie zitten, ontvankelijk zijn voor uitstapmogelijkheden. Indien zij weer vrijkomen, vervallen zij echter meestal weer in verslaving en prostitutie. Het beleid voor de tippelzones moet niet slechts worden beoordeeld op het beperken van de overlast maar ook op de mensonterende omstandigheden waaronder de vrouwen werken.

Een elftal hulpinstellingen geeft in het manifest Red Light Alarm een kritische beschouwing van het plan van aanpak. Wil de minister reageren op de concrete aanbevelingen die worden gedaan? Een daarvan is het instellen van een landelijke telefoonlijn die prostituees onder andere kan doorverwijzen naar uitstapprogramma's. Verder wordt in het manifest voorgesteld om de minimumleeftijd waarop prostituees mogen werken, te verhogen van 18 naar 21 jaar.

De heer Van der Staaij sluit zich aan bij de vragen van andere sprekers over loverboys.

De heer Rouvoet (ChristenUnie) constateert dat veel maatregelen uit het plan van aanpak, dat in juli naar de Kamer is gezonden, als einddatum 1 januari 2005 hebben. In dat licht vraagt hij naar de algemene stand van zaken. Krijgt de Kamer kort na 1 januari een nieuwe voortgangsrapportage? Niet alle problemen zullen kunnen worden opgelost met de voorgestelde maatregelen. De opheffing van het bordeelverbod werd een aantal jaar geleden gepresenteerd als de oplossing van het probleem, maar er zijn ook nieuwe problemen door ontstaan. Een deel van de problemen hangt wellicht samen met hoe in de huidige samenleving wordt aangekeken tegen seksualiteit in het algemeen en prostitutie in het bijzonder. De al door mevrouw Örgü aangehaalde naaktfoto's op internet passen in dit beeld. Loverboys proberen via chatboxen contacten te leggen. Ook de berichten over groepsverkrachtingen baren zorgen, vooral omdat daders verbaasd zijn dat hun iets kwalijk wordt genomen. Ouders en scholen zouden hierin een grotere rol kunnen spelen; de mogelijkheden van de overheid zijn beperkt.

De maatregelen uit het plan van aanpak om de bestuurlijke handhaving te versterken zijn weinig indrukwekkend. Vaak leiden ze slechts tot verschuiving van het probleem (naar de illegaliteit). In dat licht spreekt de regering te gemakkelijk over «de goede weg». Uit de knelpunten blijkt dat het vooral een moeizame weg is.

In het Hoofdlijnenakkoord zijn afspraken gemaakt over de mogelijkheden van een nulbeleid voor gemeenten; daaraan moet worden vastgehouden. Het is in dit licht buitengewoon merkwaardig dat de regering zich druk lijkt te maken over een gebrek aan klandizie bij bepaalde vergunde bedrijven. Zij vindt de oorzaak voor een deel in de economische recessie maar ook in het weinig gevarieerde aanbod. Een circulaire voor gemeenten zou voor dit «probleem» de oplossing vormen. Deze landelijke bemoeienis met «economische bedrijvigheid op lokaal niveau» is nogal bizar. Kan de regering dit toelichten?

In hoeverre verdraagt de vrijwilligheid, het niet gedwongen kunnen worden tot het verlenen van seksuele diensten, zich met de plichten die uit een arbeidsovereenkomst voortvloeien? Modelcontracten moeten voor dit probleem een oplossing bieden. Wat staat er eigenlijk in zo'n modelcontract? Uiteindelijk gaat het natuurlijk om de feitelijke verhoudingen en niet om wat er in een contact staat. Er zijn onderzoeken waaruit blijkt dat slechts 5% van de prostituees belastingaangifte doet. Klopt dit cijfer? Wat zegt dit over de sector, de (on)vrijwilligheid en de illegaliteit? Het is een goede zaak dat nu ook het uitstapprogramma van het Scharlaken Koord zal worden ondersteund.

In het manifest Red Light Alarm wordt onder andere gepleit voor het instellen van een laagdrempelige telefoonlijn. Een andere belangrijke aanbeveling is het verhogen van de minimumleeftijd voor prostituees. Dit zou het makkelijker maken om jeugdprostitutie aan te pakken. De regering zou het manifest positief moeten benaderen. Is zij bereid om, eventueel op een later moment, op alle aanbevelingen te reageren?

De heer Rouvoet sluit zich aan bij de eerdere opmerkingen over de NRM en opsporing en vervolging. De bedoeling is om ook klanten in te schakelen bij het signaleren van misstanden. Het is merkwaardig dat de klant zelf nog niet wordt aangepakt. Internationale regelgeving schrijft voor dat men geen voordeel mag trekken van mensenhandel of wat daaruit voortkomt. De klant zou moeten kunnen worden aangepakt als hij weet of had kunnen weten dat sprake is van illegale prostitutie. Door bijvoorbeeld de prijs of de ontmoetingsplek kunnen prostituanten op hun klompen aanvoelen dat zij zich begeven in het illegale circuit. De heer Rouvoet vindt het vreemd dat de Kamer en de regering zijn motie op dit punt, waarin wordt gepleit om de zaken nog eens op een rij te zetten, niet welwillender hebben bejegend.

De toegenomen aandacht voor het probleem van de loverboys is een positieve ontwikkeling. De aangenomen motie om meer voorlichting te geven op scholen wordt echter nog maar half uitgevoerd. Zal er op korte termijn op alle scholen voorlichting worden gegeven? Overigens maakt het vergroten van de expertise bij docenten ook deel uit van de motie. Kan het expertisecentrum jeugdprostitutie per 1 januari van start gaan? In het manifest Red Light Alarm wordt gewezen op de goede resultaten van Protocol 13 in Utrecht. Het accent ligt daarbij op de samenwerking tussen de betrokken instanties. Meisjes kunnen als noodmaatregel in een gesloten jeugdinrichting worden geplaatst, zodat zij uit een riskante omgeving worden gehaald.

Het antwoord van de bewindslieden

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid benadrukt dat de overheid verantwoordelijk is voor het stellen van kaders en het aanleveren van bouwstenen, maar dat het aan partijen zelf is om tot een modelcontract te komen. In de tweede helft van oktober hebben vertegenwoordigers van de branche modelcontracten voorgelegd aan het UWV en de Belastingdienst. Met name het UWV heeft vragen; de toetsing is nog niet rond. De minister zal aan het UWV en de Belastingdienst vragen om binnen drie maanden na het voorleggen van de contracten daarop te reageren. De materie is complex omdat de beschrijvingen van «zelfstandigheid» in het contract voor zelfstandig werken en «vrijwilligheid» in het contract voor een dienstbetrekking juridisch lastig is. Dit is onder andere van belang voor de premieheffing van sociale verzekeringen. De minister gaat ervan uit dat het UWV en de Belastingdienst contact opnemen met de opstellers van de modelcontracten om mogelijke problemen op te lossen. Als de contracten er eenmaal zijn, komt er meer duidelijkheid en transparantie, wat goed is voor de branche.

Een keerzijde van de legalisering is dat er geen wettelijke bezwaar meer is tegen het noemen van een vacature door het CWI. Gemelde vacatures worden getoetst aan discretie; dit is ter beoordeling aan het CWI. Het CWI moet ruimte krijgen om dit zelf concreet in te vullen; het is lastig en onwenselijk om hiervoor centraal regels vast te stellen. Verder worden uiteraard vacatures geweerd die afkomstig zijn uit het illegale circuit. Er bestaat echter een scherp onderscheid tussen enerzijds het melden van een vacature op een algemeen punt zoals een website en anderzijds het actief werven, bemiddelen voor of aanbieden van een baan als passend werk. Het eerste valt niet te verbieden. De instructie is zodanig dat het laatste niet gebeurt. Ook vrouwen die hun baan opzeggen en de prostitutie willen verlaten, worden niet gedwongen om in dezelfde sector te blijven werken, ook niet in een andere functie zoals bardame. Wellicht is er wel een probleem in het licht van de regelgeving voor sociale verzekeringen, op basis waarvan werkgever en werknemer plichten hebben. Indien iemand in de ziektewet komt, heeft de werkgever de eerste twee jaar een reïntegratieverplichting, zo mogelijk in hetzelfde bedrijf. De minister gaat er echter van uit dat de betrokken instanties hierbij prudent en met respect voor de persoon zullen handelen; het gaat natuurlijk om maatwerk voor individuele gevallen. Dit soort gevallen is hem overigens niet bekend. Hij zegt toe, bij de betrokken instanties na te vragen of dit probleem zich in de praktijk voordoet.

De Rode Draad kan subsidies verwerven door het aanbieden van relevante projecten. De bij SZW ingediende aanvraag is in behandeling. De minister is niet op de hoogte van de aanvraag bij Buitenlandse Zaken, maar gaat ervan uit dat deze te maken heeft met mensenhandel.

De beloning bij niet-werken is geen onderdeel van de (toetsing van de) modelcontracten. Beloning komt namelijk niet in aanmerking voor toetsing door de overheid. In het arrest van het Europees Hof wordt gesteld dat de werkgever de uren die iemand beschikbaar moet zijn, niet zomaar ter zijde mag schuiven. Er wordt echter niets gezegd over de hoogte van de beloning voor dat soort uren; dat is een zaak voor de contractpartijen.

Werknemers in de prostitutiebranche kunnen op verschillende plekken terecht voor informatie over hun rechten en plichten, onder andere bij de FNV. Hoe de informatievoorziening over de modelcontracten zal worden vormgegeven, moet nog nader worden bezien. Organisaties van werknemers en werkgevers, het UWV en de Belastingdienst kunnen daarin een rol spelen.

De minister van Justitie benadrukt dat het idee dat met de opheffing van het bordeelverbod alle problemen in de prostitutiesector zouden zijn opgelost, een illusie is. Legalisering heeft bepaalde zaken opgelost, maar daarvoor zijn andere problemen in de plaats gekomen. Het bordeelverbod werkte echter niet, omdat het leidde tot massaal gedoogbeleid. Daardoor was het onmogelijk om bepaalde zichtbare problemen effectief aan te pakken. In het licht van hoe over prostitutie wordt gedacht en de praktische wijze waarop de activiteit wordt verricht, zullen er waarschijnlijk altijd onevenwichtigheden en grensgevallen blijven bestaan. Deze hangen samen met mensenhandel, arbeidsomstandigheden, verslaving en de vraag in hoeverre omstandigheden vrouwen tot prostitutie dwingen. Met het plan van aanpak neemt de overheid noodzakelijke stappen om uitbuiting en onderdrukking te bestrijden. Dat er nog misstanden bestaan, betekent niet dat het beleid niet goed zou zijn. Het blijft een moeizame weg, maar wel in de goede richting. Het voeren van een ontmoedigingsbeleid door de regering werkt vaak averechts; de minister ziet ook geen aanleiding voor een dergelijk beleid. Ontmoediging is meer een zaak voor de publieke opinie.

Het plan van aanpak is in overleg met de betrokken departementen en in samenwerking met de betrokken veldorganisaties tot stand gekomen. Dit heeft bijgedragen aan de positieve ontvangst die het heeft gekregen. Veel maatregelen zijn ondertussen nader uitgewerkt. Misschien was de invoeringsdatum van 1 januari 2005 voor sommige maatregelen te ambitieus, maar er is voor deze datum gekozen om druk op de ketel te houden. Zo begint het gebruik van best practices bij de handhaving steeds meer ingang te vinden. Verder wordt een landelijk registratiesysteem voor escortvergunningen opgezet, wordt gewerkt aan een nieuwe aanwijzing voor mensenhandel, wordt gesproken met de websites van klanten over het signaleren van misstanden, wordt voorlichting voor specifieke doelgroepen ontwikkeld en wordt de Stichting tegen Vrouwenhandel (STV) vanaf 1 januari geheel door het ministerie gesubsidieerd. Op basis van de tweede evaluatie in de tweede helft van 2005 kan worden beoordeeld hoe succesvol de maatregelen zijn geweest.

De vergunde bedrijven, waarop periodiek bestuurlijk toezicht plaatsvindt, worden steeds beheersbaarder en schoner. Uit de korpsmonitor blijkt dat de handhaving door gemeenten langzamerhand is verbeterd. De politiekorpsen rapporteren dat in de legale bedrijven nog nauwelijks misstanden worden aangetroffen. Het is van groot belang om meer grip te krijgen op de niet-vergunde en de niet-locatiegebonden prostitutiebedrijven, mede omdat illegale activiteiten, zoals mensenhandel en tewerkstelling van minderjarigen en illegalen, zich daarheen lijken te verschuiven. De gemeenten hebben daarin een belangrijke rol, hoewel er op landelijk niveau aanvullende maatregelen moeten worden genomen. Er vindt overleg plaats met de media om te komen tot een scherper toezicht op advertenties, zodat extra wetgeving hopelijk niet noodzakelijk is.

De gemeenten moeten maatregelen nemen ten aanzien de overdracht van informatie, het maken van afspraken over uitvoering en bestuurlijk toezicht en nader toezicht. Er is een werkgroep samengesteld uit vertegenwoordigers van de departementen, de gemeenten, de politie en de Belastingdienst om te komen tot een integrale aanpak. Verder is bij de VNG een werkgroep gemeentelijk prostitutiebeleid ingesteld om de concrete maatregelen te laten aansluiten bij het beleid. De minister van BZK heeft hierin een coördinerende rol.

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de gemeentelijke nuloptie bij het afgeven van vergunningen mogelijk zou moeten zijn in het kader van de ruimtelijke ordening. Daarvoor blijkt in juridische zin echter geen ruimte te zijn. Samen met de VNG wordt bezien of een regionaal-maximumbeleid een oplossing is. De bestaande constructies zijn door de rechter niet gekwalificeerd als ontoelaatbaar. Met dit onderwerp moet pragmatisch worden omgegaan, zodat gemeenten een nulbeleid kunnen blijven voeren.

Bestuurlijke handhaving door gemeenten is lastig als de prostitutie niet aan een pand is gebonden, zoals bij escortbedrijven. In het kader van de Escortpilot Handhaven op niveau (HON) zijn aanbevelingen gedaan voor de verbetering van het bestuurlijk toezicht. Een van de best practices is het stappenplan, met vier opeenvolgende, steeds zwaardere straffen. Uiteindelijk kan worden gekozen voor het «hotelprotocol» om met de exploitant in contact te komen en te beoordelen of geen illegalen, minderjarigen of onvrijwilligen te werk worden gesteld. De gemeenten vervullen in de eerste drie stappen een belangrijke rol; de laatste stap wordt door de politie als bestuurlijk toezichthouder uitgevoerd. Deze kan indien nodig mensenhandel aanpakken. Verder wordt er gewerkt aan een landelijke registratie van escortvergunningen. Er is gekozen voor het decentraal verlenen van vergunningen, omdat er anders een wet moet komen voor de prostitutiesector; hiervoor is bewust niet gekozen. Er zijn geen mogelijkheden om gemeenten te verplichten om een bepaald beleid te voeren, maar in de praktijk blijkt dat zij geneigd zijn hun voordeel te doen met ervaringen elders.

Met kranten wordt gesproken over een gedragscode voor het plaatsen van advertenties van escortbedrijven, zodat dit alleen gebeurt met vermelding van het nummer van de vergunningen of van de kamer van koophandel. Met providers zal in de toekomst worden overlegd over soortgelijke afspraken voor websites. Daarnaast wordt onderzocht of informatie van andere diensten, zoals de Belastingdienst en het UWV, kan worden gebruikt ter versterking van het bestuurlijk toezicht. Om de aanpak effectief te laten zijn, zal de strafrechtelijke handhaving moeten aansluiten op het bestuurlijk toezicht. Uit de praktijk moet blijken of additionele wetgeving nodig is voor het versterken van toezicht en handhaving. Er moet echter worden voorkomen dat nieuwe wetgeving slechts leidt tot het verplaatsen van het probleem. De aard van de bedrijfsvoering in de escortbranche waardoor de werkneemsters veelal zelfstandig naar de klant toegaan, brengt overigens met zich mee dat er minder mogelijkheden zijn om misbruik te maken van slachtoffers van mensenhandel.

Het actieplan tegen mensenhandel dat door het kabinet is aanvaard, had eigenlijk al bij de Kamer moeten liggen maar er is iets fout gegaan. Het persbericht is al uitgegaan. Het actieplan zal zo snel mogelijk alsnog naar de Kamer worden gestuurd. In dit plan wordt uitgebreider ingegaan op het beleid voor slachtoffers. Zo wordt beoogd om de aangiftebereidheid te vergroten. De slachtoffers zullen niet automatisch een verblijfsvergunning krijgen, omdat zij zo zouden worden beloond voor een belastende verklaring. Er kunnen echter wel humanitaire redenen zijn – daarbij kan het gaan om bedreiging in het land van herkomst – om een verblijfsvergunning te verstrekken. Het ministerie van VWS is verantwoordelijk voor de vrouwenopvang. De Federatie Opvang beziet momenteel of met safehouses meer anonimiteit en bescherming kan worden geboden. De International Organization for Migration (IOM) en de STV hebben een convenant gesloten over het voorbereiden van slachtoffers op hun terugkeer. In samenwerking met ngo's in de landen van herkomst wordt geprobeerd om opvang en ondersteuning te garanderen. In het kader van het La Strada programma bestrijdt de STV vrouwenhandel in Midden- en Oost-Europa. Verder heeft de STV op 30 september 2004 een werkconferentie georganiseerd over de vraag of er categoriale opvang moet komen voor slachtoffers van vrouwenhandel. Zowel aan integrale opvang als aan categoriale opvang kleven voor- en nadelen. De opvangvoorzieningen in de centrumgemeenten moeten bezien wat de beste oplossing is; dit is geen landelijk beleid.

Het is onverstandig om klanten strafbaar te stellen voor iets wat zij in de meeste gevallen niet kunnen weten. De uitbating van prostitutie is nu eenmaal niet meer verboden; bovendien kunnen prostituees hun activiteiten verrichten als zelfstandige. De gemeentelijke regelgeving heeft betrekking op bedrijfsmatige vormen van prostitutie; gemeenten zijn echter niet verplicht om een vergunningensysteem in te voeren. Niet-vergunde bedrijven zijn derhalve even legaal als vergunde bedrijven. In de praktijk blijken klanten hun vermoedens van mensenhandel vaak (anoniem) te melden bij de politie. Indien een klant weet dat een prostituee slachtoffer is van mensenhandel, wordt hij daaraan medeplichtig. Het doel van het prostitutiebeleid is om de sector schoner te krijgen; nieuwe strafbepalingen zorgen ervoor dat de problemen naar het illegale circuit verdwijnen. Wetgeving is niet de panacee om aan alle misstanden een einde te maken. Klanten zijn overigens al strafbaar indien zij gebruikmaken van de diensten van een minderjarige prostituee.

Er wordt onderzoek gedaan naar de daderprofielen van loverboys – de minister spreekt liever van «jonge pooiers» – om meer vat te krijgen op de achtergronden en de problemen die aanleiding vormen voor het gedrag. De informatie wordt verzameld bij de politie, uit dossiers van het OM en op basis van interviews. Loverboys houden zich in feite bezig met een vorm van mensenhandel. In dat licht is het niet wenselijk om naast het actieplan tegen mensenhandel een apart plan van aanpak te maken voor het probleem van de loverboys. Aangezien de strafmaat voor mensenhandel is verhoogd, is het niet nodig om een aparte strafmaat voor loverboys in te voeren. Wel worden er specifieke maatregelen genomen om de kennis onder potentiële slachtoffers, op scholen en bij de politie te vergroten. Organisaties als het Scharlaken Koord, Pretty Woman, Humanitas Prostitutie Maatschappelijk Werk (PMW), de stichting Soa Aids Nederland en Pharos geven voorlichting over het onderwerp, onder andere via de folder Gevaarlijke liefde en het lespakket Lang leve de liefde.

De STV zal in haar registratie van vrouwenhandel een aparte registratie van de slachtoffers van loverboys opnemen. Daarnaast worden in het Informatie Knooppunt Politie Systeem (IKPS) zowel daders als slachtoffers van mensenhandel geregistreerd. Op basis daarvan kan de informatie-uitwisseling tussen korpsen worden verbeterd. Het systeem wordt doorlopend en volgens strikte richtlijnen gevuld met informatie over (potentiële) slachtoffers en over daaraan gekoppelde subjecten en objecten om de opsporing van mensenhandel te bevorderen. De bedoeling is dat het IKPS een module wordt van het nieuwe systeem Politie Suite Opsporing (PSO).

Het is onlogisch om voor één beroep een hogere minimumleeftijd in te voeren. Bovendien zullen grensgevallen zich altijd blijven voordoen, maar dan bij een andere leeftijd.

De subsidie van de Mr A. de Graaf Stichting werd verstrekt door het ministerie van VWS. De afschaffing hiervan is besproken met de Kamer. De archieven van de stichting kunnen worden overgedragen aan het IIAV. De minister zal dit onder de aandacht brengen van zijn collega van VWS.

De gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor het beleid ten aanzien van tippelzones. De geconstateerde mensonterende praktijken doen zich overigens vaak voor buiten de tippelzones. Het instellen van een tippelzone brengt risico's met zich mee, maar een belangrijk voordeel is dat de problematiek wordt geconcentreerd. De ervaringen zijn wisselend. Het ministerie van BZK doet onderzoek naar de oorzaken daarvan, zodat gemeenten zich beter kunnen oriënteren op het beleid.

Bij TransAct wordt per 1 januari 2005 een kwartiermaker aangesteld die de opdracht heeft om alle bestaande initiatieven voor de aanpak van jeugdprostitutie te verzamelen en advies uit te brengen over de ondersteuning van een expertisecentrum jeugdprostitutie. In dat kader zal TransAct nauw overleggen met het Platform Jeugdprostitutie Nederland, waarin diverse instanties zich hebben verenigd. Er wordt met TransAct ook gesproken over het oprichten van een landelijk steunpunt huiselijk geweld, zodat doublures worden voorkomen. De kwartiermaker heeft een jaar de tijd om bestaande initiatieven te inventariseren en bundelen. Daarnaast moet hij zorgen voor meer inzicht in de aard en omvang van het probleem. Op basis daarvan zal worden besloten over het oprichten van een expertisecentrum.

Alle korpsen zijn bezig met de implementatie van de voorstellen uit het project Prostitutie en Mensenhandel, wat ook blijkt uit de korpsmonitor. Deze zaken maken geen deel uit van de prestatiecontracten. De lokale driehoek zal moeten bepalen waar prioriteiten worden gelegd. Gemeentelijke prioriteiten bepalen in dat licht de beschikbare capaciteit voor handhaving.

Er zijn diverse opvangfaciliteiten voor prostituees. De algemene vrouwenopvang is 24 uur per dag bereikbaar. Voor vragen en actuele informatie kunnen zij terecht bij de Rode Draad, die kan doorverwijzen naar andere organisaties en hulpverleningsinstellingen. Slachtoffers van vrouwenhandel kunnen zich (anoniem) richten tot de STV. Misdrijven kunnen worden gemeld bij Meld Misdaad Anoniem (M.).

Het is moeilijk om exact te bepalen in hoeverre er een verschuiving is naar de illegaliteit. In de eerste evaluatie van de opheffing van het bordeelverbod is geprobeerd om dit te onderzoeken, maar dat bleek niet mogelijk. Bij de tweede evaluatie zal worden bekeken of de genomen maatregelen ervoor hebben gezorgd dat de overheid meer grip heeft gekregen op het illegale circuit.

De minister is niet op de hoogte van het bericht over het verspreiden van naaktfoto's van meisjes via internet. Indien het echter gaat om minderjarigen, biedt het strafrecht aanknopingspunten. Hij zegt toe, hierop nader in te gaan wanneer hij kennis heeft genomen van de feiten.

Het is niet de bedoeling dat de overheid een stimuleringsbeleid gaat voeren voor de prostitutiesector. In het kader van het schoon krijgen van de sector is het echter gewenst dat er een zekere doorstroming is, zodat oude bedrijven worden vervangen door nieuwe die zich beter aan de regels houden.

De Mr A. de Graaf Stichting heeft een folder uitgebracht over uitstapprogramma's, die naar alle gemeenten is gezonden. Over dit onderwerp wordt ook informatie verstrekt op de website van de stichting. Er wordt bezien hoe de website na opheffing van de stichting beschikbaar kan blijven.

Protocol 13 zal blijven bestaan. Daarnaast wordt geprobeerd om een andere oplossing te vinden voor de crisisopvang. Het gaat in veel gevallen niet om behandeling maar om bescherming. Over dit onderwerp zal nog worden overlegd tussen Justitie en VWS.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA) benadrukt dat het plan van aanpak veelomvattend is en ambitie toont. Het is uitstekend dat de minister de strafmaat voor vrouwenhandel van toepassing wil verklaren op loverboys.

Het is vreemd dat de minister niet-vergunde bedrijven even legaal vindt als vergunde bedrijven. De opheffing van het bordeelverbod was bedoeld om de branche te legaliseren. Hoe valt te controleren wat er in een niet-vergund bedrijf gebeurt?

Mevrouw Örgü (VVD) vindt het jammer dat de minister geen apart plan van aanpak wil maken voor loverboys. Zij had haar motie op dit punt aangehouden om hem de gelegenheid te geven zelf het initiatief te nemen, maar nu zal zij die alsnog in stemming laten brengen. Wil de minister de wijze waarop loverboys worden geregistreerd nog eens schriftelijk toelichten?

Mevrouw Arib (PvdA) is blij met de pogingen van de minister om meer grip te krijgen op de escortbureaus. Wil hij de Kamer op de hoogte houden van de afspraken die worden gemaakt met de landelijke media en de gemeenten?

De tippelzones in Den Haag, Rotterdam en Amsterdam zijn of worden gesloten. Het gevolg zal zijn dat de prostituees die daar werkten, niet meer bereikbaar zijn voor hulpverleners. Het betreft vaak verslaafde vrouwen met psychiatrische problemen. In dat licht gaat het ook om een volksgezondheidsprobleem, zodat de rijksoverheid een eigen verantwoordelijkheid heeft. De regering zou hierover meer moeten overleggen met de grote steden.

De seksuele uitbuiting van ama's is nog steeds een groot probleem. Zij worden vaak geronseld in opvangcentra. Wil de minister hierop schriftelijk ingaan?

Mevrouw Arib wil veel doen om prostituees te beschermen, maar de motie van de heer Rouvoet vindt zij te ver gaan. De problemen die zijn ontstaan na het opheffen van het bordeelverbod, moeten niet worden aangegrepen om terug te keren naar de oude situatie. Zij is ook tegen de nuloptie voor gemeenten.

De heer De Wit (SP) stelt vast dat er een leemte ontstaat door het verdwijnen van de Mr A. de Graaf Stichting, die niet kan worden gevuld door het in de lucht houden van een site die niet wordt onderhouden en geactualiseerd. De stichting heeft bovendien het voortouw bij een aantal onderdelen van het plan van aanpak.

De heer Van der Staaij (SGP) vraagt de minister om te onderzoeken of het gebruikmaken van diensten van illegaal in Nederland verblijvende prostituees kan worden ontmoedigd.

Het is belangrijk dat er overeenstemming komt met de gemeenten over de controle op de escortbranche. De minister zou hier meer naar moeten kijken.

Hulpinstellingen wijzen erop dat de jeugdprostitutie makkelijker kan worden aangepakt als de minimumleeftijd wordt verhoogd. Hoe denkt de minister daarover?

Kan de minister waarborgen dat de site www.uitdeprostitutie.nl in de lucht blijft en dat gemeenten en hulpinstellingen deze kunnen vullen?

De heer Rouvoet (ChristenUnie) is verheugd dat de minister geen stimuleringsbeleid voor de prostitutiebranche wil gaan voeren. Betekent dit dat de aangekondigde circulaire van de baan is?

Prostituanten die gebruikmaken van de diensten van illegale prostituees, kunnen dat in veel gevallen redelijkerwijs weten. In zijn motie heeft de heer Rouvoet gevraagd om na te gaan wat de mogelijkheden zijn om dit probleem aan te pakken. Is de minister alsnog bereid om dit te doen?

Het bestrijden van jeugdprostitutie is een belangrijke doelstelling. In dat licht zou de minister het verhogen van de minimumleeftijd serieuzer moeten overwegen.

De hulpverlening voor prostituees is nogal versnipperd. Het instellen van een laagdrempelige telefonische hulplijn die kan doorverwijzen, heeft daarom een meerwaarde.

Het speciale opsporingsteam voor kinderporno van de politie in Twente heeft melding gemaakt van de naaktfoto's op internet.

De minister van Justitie geeft aan dat bedrijven zonder vergunning strafbaar zijn als er een gemeentelijk vergunningenbeleid is. Zo'n beleid is echter niet verplicht. Prostitutie op zich is niet verboden. De exploitatie van minderjarigen en slachtoffers van mensenhandel is echter wel strafbaar. In die laatste gevallen is ook de klant strafbaar wegens medeplichtigheid. Illegaliteit is echter niet gelijk aan mensenhandel. Het strafrecht behoort niet te worden gebruikt om illegaliteit op te sporen.

De minister zegt toe, schriftelijk nader in te gaan op de registratie van loverboys en zijn redenen om geen apart plan van aanpak te willen maken.

De minister van BZK is bezig met een onderzoek naar de factoren die het succes en falen van tippelzones bepalen. Dit zal worden meegenomen in de evaluatie.

Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) heeft onderzoek gedaan naar de veiligheid van vrouwen en meisjes in de opvang. In dat kader is een project gestart waarbij meer wordt samengewerkt met de netwerken voor de opvang van slachtoffers. De minister zal dit punt opnemen met de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie.

De taken van de Mr A. de Graaf Stichting zoals die staan vermeld in het plan van aanpak, zijn afgerond of worden elders belegd. Dit laatste geldt ook voor de website www.uitdeprostitutie.nl.

De wetgever heeft keuzes gemaakt bij de omgang met de prostitutiebranche. Er is geen aanleiding om terug te keren naar de oude situatie. Uiteraard blijven er problemen en misstanden die moeten worden aangepakt, maar het beleid gaat in de goede richting.

Nu de handhaving in de vergunde sector effectief blijkt, zal de aandacht de komende tijd sterker worden gericht op sectoren die daar niet onder vallen, of die zonder de vereiste vergunning werken zoals de escortbranche.

Het verschuiven van de leeftijdsgrens lost niets op. Het stellen van een grens levert altijd grensgevallen op.

Het invoeren van een nieuwe alarmlijn kan zorgen voor het verder versnipperen van de hulpverlening. Indien voor elk probleem een aparte alarmlijn wordt gecreëerd, weet men niet meer waar men terecht kan. De minister is echter bereid om na te denken over de voor- en nadelen van een aparte alarmlijn.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

De Pater-van der Meer

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Noorman-den Uyl

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Smits

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Justitie,

Van Bemmel


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), Klaas de Vries (PvdA), Van Heemst (PvdA), Vos (GroenLinks), Rouvoet (ChristenUnie), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Verbeet (PvdA), ondervoorzitter, Wolfsen (PvdA), Jan de Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Fessem (CDA), Straub (PvdA), Griffith (VVD), Van der Laan (D66), Visser (VVD) en Azough (GroenLinks).

Plv. leden: Jonker (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Timmer (PvdA), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Kalsbeek (PvdA), Van Velzen (SP), Tjon-A-Ten (PvdA), Van Baalen (VVD), Blok (VVD), Hirsi Ali (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Arib (PvdA), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Varela (LPF), Joldersma (CDA), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Örgü (VVD), Lambrechts (D66), Rijpstra (VVD), Karimi (GroenLinks), Vergeer (SP) en Hermans (LPF).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Kalsbeek (PvdA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), voorzitter, Vos (GroenLinks), Cornielje (VVD), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Van Beek (VVD), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), De Pater-van der Meer (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Wolfsen (PvdA), Spies (CDA), Eerdmans (LPF), Sterk (CDA), Van der Ham (D66), Haverkamp (CDA), Van Fessem (CDA), Smilde (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (LPF), Boelhouwer (PvdA), Szabó (VVD) en Van Hijum (CDA).

Plv. leden: Klaas de Vries (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Fierens (PvdA), Halsema (GroenLinks), Schippers (VVD), Dubbelboer (PvdA), Kant (SP), Rijpstra (VVD), Slob (ChristenUnie), Hirsi Ali (VVD), Griffith (VVD), Rambocus (CDA), Van Gent (GroenLinks), Çörüz (CDA), Hermans (LPF), Van Haersma Buma (CDA), Koser Kaya (D66), Bruls (CDA), Van Bochove (CDA), Algra (CDA), Hamer (PvdA), Varela (LPF), Leerdam (PvdA), Balemans (VVD), Eski (CDA) en Vergeer (SP).

XNoot
3

Samenstelling:

Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Bibi de Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), voorzitter, Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Bruls (CDA), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF) en Hirsi Ali (VVD).

Plv. leden: Depla (PvdA), Koser-Kaya (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GroenLinks), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Tonkens (GroenLinks), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hessels (CDA), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Van Egerschot (VVD), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van As (LPF) en Schippers (VVD).

Naar boven