25 437
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, enige andere wetboeken en enige wetten (opheffing algemeen bordeelverbod)

nr. 48
MOTIE VAN HET LID ROUVOET C.S.

Voorgesteld 18 januari 2005

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat – niet zelden gedwongen – tewerkstelling in de prostitutie één van de belangrijkste drijfveren is achter de internationale mensenhandel;

overwegende, dat het VN-Protocol inzake de preventie, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel (trb.2004, 35) onder meer verplicht tot:

– strafbaarstelling van het verstrekken of in ontvangst nemen van betalingen of voordelen teneinde de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap heeft over een andere persoon, ten behoeve van seksuele uitbuiting (artikelen 3 en 5);

– een alomvattend beleid, teneinde mensenhandel te voorkomen en te bestrijden (artikel 9, lid 1);

– wetgevende of andere maatregelen, teneinde de vraag te ontmoedigen die alle vormen van uitbuiting van mensen, in het bijzonder van vrouwen en kinderen, die tot mensenhandel leidt, stimuleert (artikel 9, lid 5);

overwegende, dat illegale prostituees in veel gevallen slachtoffer zijn van mensenhandel in de zin van bovengenoemd protocol (artikel 3);

verzoekt de regering zich te bezinnen op maatregelen die erop zijn gericht de vraag naar het gebruikmaken van diensten van illegale prostituees te ontmoedigen, waaronder de strafbaarstelling van de prostituant, die gebruikmaakt van de diensten van een prostituee, van wie hij vermoedt of redelijkerwijs kan vermoeden, dat deze zich illegaal in Nederland ophoudt,

en gaat over tot de orde van de dag.

Rouvoet

Van der Staaij

De Pater-van der Meer

Van der Laan

Örgü

Naar boven