25 437
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, enige andere wetboeken en enige wetten (opheffing algemeen bordeelverbod)

nr. 46
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juli 2004

Bijgaand stuur ik u, namens het kabinet, het Plan van aanpak Ordening & Bescherming Prostitutiesector1 met aanvullende maatregelen voor het bereiken van de doelstellingen bij de opheffing van het algemeen bordeelverbod.

Uit diverse signalen is af te leiden dat met de legalisering van de exploitatie van prostitutie weliswaar een moeizame, maar ook goede weg is ingeslagen. Er blijkt een breed draagvlak te zijn voor de met de opheffing van het bordeelverbod beoogde doelstellingen, zowel bij de Nederlandse bevolking als in de prostitutiebranche zelf en bij diverse organisaties die in deze branche werkzaam zijn. Het zicht op en de informatie over de prostitutiebranche zijn verbeterd en de grip op het zichtbare deel van de gereguleerde branche is toegenomen. In het vergunde gedeelte van de branche blijken zich steeds minder misstanden voor te doen. Exploitanten en prostituees hebben zich verenigd tot belangenorganisaties en aangesloten bij respectievelijk het MKB en de FNV, waardoor overleg over arbeidsvoorwaarden op gang is gekomen. Er is overleg tussen gemeenten, diverse overheidsorganisaties en de branche op gang gekomen. Diverse uitvoeringsorganisaties werken gezamenlijk aan een beleid en voorlichting ten aanzien van de prostitutie en de ondersteuning van prostituees die van loopbaan willen veranderen komt op gang.

Maar ondanks deze positieve ontwikkelingen zijn de beoogde doelstellingen nog niet bereikt. Uit de evaluatie en uit de debatten met de Tweede Kamer zijn diverse knelpunten naar voren gekomen, waaronder knelpunten met betrekking tot de bestuurlijke handhaving door gemeenten (vooral in de niet-locatiegebonden sectoren van de prostitutie), de arbeidsrelatie tussen prostituees en exploitanten, het imago van de branche, de opsporing en vervolging van strafbare vormen van exploitatie (vooral in de niet-locatiegebonden sectoren van de prostitutie), de loverboyproblematiek en de verspreiding van voorlichtingsmateriaal.

In het plan van aanpak dat het kabinet u hierbij aanbiedt, wordt per knelpunt geschetst welke oplossingsrichtingen mogelijk zijn en welke concrete maatregelen worden getroffen. Daarbij wordt aangegeven welk departement de verantwoordelijkheid (het initiatief) heeft bij de uitvoering van de maatregelen en op welke termijn resultaat te verwachten is.

Aangezien het tempo van de uitvoering van de voorgestelde maatregelen verschilt, zal de monitoring en de (eventuele) tussentijdse rapportage over de voortgang van de uitvoering door de departementen zelf geschieden. Uiteraard zal dit plan van aanpak een van de uitgangspunten zijn voor de aan de Kamer toegezegde tweede evaluatie van de wetswijziging ter opheffing van het algemeen bordeelverbod, die in 2005 zal worden uitgevoerd.

Over de uitvoering van de maatregelen in het Plan van aanpak die zich richten op de gemeenten heeft bestuurlijk overleg met de VNG plaatsgevonden. De gemeenten zijn immers een belangrijke actor bij de vormgeving en uitvoering van het gemeentelijk prostitutiebeleid. In dat bestuurlijk overleg is dan ook afgesproken dat BZK een werkgroep met de VNG opricht om na de zomer samen aan de slag te gaan om de knelpunten en de daarbijbehorende oplossingsrichtingen nader uit te werken.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven