nr. 43
GEWIJZIGDE MOTIE VAN DE LEDEN TONKENS EN VOS TER VERVANGING
VAN DIE GEDRUKT ONDER NR. 40
Voorgesteld 2 december 2003
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat thans veel in Nederland werkzame prostituees niet in
het bezit zijn van een verblijfs- en/of tewerkstellingsvergunning;
overwegende, dat de positieve effecten die van de opheffing van het algemeen
bordeelverbod zouden moeten uitgaan nog niet zichtbaar zijn voor de bestrijding
van het (laten) bedrijven van prostitutie door illegaal in Nederland verblijvende
prostituees, waardoor de schrijnende en vaak inhumane omstandigheden van illegale
prostituees in stand blijven;
overwegende, dat de met illegale prostitutie samenhangende problemen voorkomen
kunnen worden door op grond van de Wet Arbeid Vreemdelingen tewerkstellingsvergunningen
te verlenen aan prostituees uit andere dan EU- of associatielanden;
overwegende, dat reeds voor de opheffing van het algemeen bordeelverbod
is toegezegd na de wetswijziging het verbod in de Wet Arbeid Vreemdelingen
op het verlenen van tewerkstellingsvergunningen voor arbeid in de prostitutie
te herzien, mede met het oog op de bestrijding van vrouwenhandel;
verzoekt de regering te voorzien in een aanpassing van de Wet Arbeid Vreemdelingen
waardoor tewerkstellingsvergunningen ook aan prostituees uit andere dan EU-
of associatielanden verleend kunnen worden en te voorzien in een duidelijk,
toetsbaar en reëel beleid voor prostituees uit associatielanden dat in
overeenstemming is met de tekst en de strekking van de Associatieverdragen
en uitspraken van het Hof van Justitie om de Wet Arbeid Vreemdelingen daadwerkelijk
open te stellen voor prostituees,
en gaat over tot de orde van de dag.
Tonkens
Vos