25 437
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, enige andere wetboeken en enige wetten (opheffing algemeen bordeelverbod)

nr. 39
MOTIE VAN DE LEDEN VAN DER LAAN EN ARIB

Voorgesteld 25 november 2003

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de positieve effecten die van de opheffing van het bordeelverbod zouden moeten uitgaan nog niet zichtbaar zijn voor de bestrijding van het (laten) bedrijven van prostitutie door illegaal in Nederland verblijvende prostituees, waardoor de schrijnende en vaak inhumane omstandigheden van illegale prostituees in stand blijven;

overwegende, dat drie landen kandidaat zijn voor toetreding tot de Europese Unie – Bulgarije, Roemenië en Turkije – maar geen deel uit zullen maken van de komende toetreding in 2004;

overwegende, dat reeds voor de opheffing van het algemeen bordeelverbod is toegezegd na de wetswijziging het verbod in de Wet arbeid vreemdelingen op het verlenen van tewerkstellingsvergunningen voor arbeid in de prostitutie te herzien, mede met het oog op de bestrijding van vrouwenhandel;

verzoekt de regering te onderzoeken in hoeverre een aanpassing van de Wet arbeid vreemdelingen, waardoor tewerkstellingsvergunningen ook aan prostituees uit de kandidaat-landen Roemenië, Bulgarije en Turkije kunnen worden verleend, kan bijdragen tot het verminderen van de problemen in Nederland,

en gaat over tot de orde van de dag.

Van der Laan

Arib

Naar boven