nr. 25
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 april 2000
Ten vervolge op mijn brief van 26 januari jl., kenmerk 5007808/00/6, en
met verwijzing naar het Algemeen Overleg inzake de opheffing van het algemeen
bordeelverbod op 27 januari jl. (kamerstukken II 1999/2000 25 437, nr.
24) kan ik u het volgende meedelen.
In dit Algemeen Overleg is de vraag opgeworpen of het nodig is om een
bijzondere identificatieplicht in het leven te roepen voor de handhaving van
gemeentelijke voorschriften inzake de exploitatie van een seksinrichting,
waardoor ook rechtstreeks bij de prostituee de inzage van een ID-document
kan worden gevorderd door de ambtenaar, belast met controle op de APV.
Ik heb in dit Algemeen Overleg toegezegd dat op korte termijn antwoord
zal worden gegeven op de vraag of, en zo ja, welke aanvullende maatregelen
nodig zijn.
Gebleken is dat bij gemeenten en politie grote behoefte bestaat aan een
bevoegdheid om de prostituee rechtstreeks te vragen naar haar of zijn identiteit.
Het is in het belang van een goede, praktische en effectieve handhavingspraktijk
dat de ambtenaren die zijn belast met de handhaving van het op de APV gebaseerde
gemeentelijk prostitutiebeleid, in die hoedanigheid zelf en onafhankelijk
van andere controlerende instanties (zoals vreemdelingendienst, arbeidsinspectie,
belastingdienst), regelmatig en stelselmatig, zeker in de eerste fase na inwerkingtreding
van de wet, kunnen controleren of de vergunningplichtige de voorschriften
naleeft. Bij het toezicht op de naleving van het voorschrift dat geen gebruik
mag worden gemaakt van illegale en minderjarige prostituees, dienen deze ambtenaren
over de bevoegdheid te beschikken, de prostituee rechtstreeks te vragen naar
haar of zijn identiteit met het oog op vaststelling van leeftijd en nationaliteit.
Op zeer korte termijn zullen mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties en ik spoedwetgeving in procedure brengen die ertoe strekt
om aan ambtenaren die zijn belast met het toezicht op de naleving van
gemeentelijke voorschriften met betrekking tot het bedrijfsmatig geven van
gelegenheid tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen
betaling, de bevoegdheid te geven om van een prostituee de inzage te vorderen
van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.
De bevoegdheid tot het vaststellen van een verordening met betrekking
tot bedrijfsmatige prostitutie is reeds opgenomen in artikel 151a
van de Gemeentewet. Deze bepaling maakt onderdeel uit van de Wet opheffing
algemeen bordeelverbod, die op 1 oktober a.s. in werking zal treden. Het verdient
aanbeveling om deze identificatieplicht eveneens op te nemen in artikel 151a
van die wet.
Het streven is erop gericht om deze wijziging eveneens op die datum in
werking te doen treden.
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals