25 437
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, enige andere wetboeken en enige wetten (opheffing algemeen bordeelverbod)

nr. 22
MOTIE VAN HET LID VAN DER STAAIJ

Voorgesteld 3 februari 2000

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat het ook na inwerkingtreding van de Wet opheffing algemeen bordeelverbod (Stb. 1999, 464) juridisch mogelijk blijft het toelatingsverbod voor niet-EU/EER-onderdanen ten behoeve van de prostitutie in Nederland te laten voortduren;

voorts overwegende, dat de handhaving van dit toelatingsverbod ook beleidsmatig wenselijk is, onder meer omdat dit in de praktijk een belangrijk instrument is om vrouwenhandel tegen te gaan;

van oordeel, dat er geen deugdelijke reden is om dit toelatingsverbod aan een beperkte periode (in principe twee jaar) te binden;

verzoekt de regering de aangekondigde hernieuwde vaststelling van artikel 3 van het Besluit ter uitvoering van de Wet arbeid vreemdelingen daarom geen voorlopig karakter te geven, maar uit te gaan van een onbeperkte geldingsduur,

en gaat over tot de orde van de dag.

Van der Staaij

Naar boven