nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot intrekking
van de wet betreffende de geldelijke aansprakelijkheid van het Rijk voor bepaalde
schulden van de Nederlandse Kastelenstichting.
De memorie van toelichting (en bijlagen), die het wetsvoorstel vergezelt,
bevat de gronden waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
27 juni 1997
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de wet van
30 december 1949, betreffende de regeling van de geldelijke aansprakelijkheid
van het Rijk voor het beheer van de Nederlandse Kastelenstichting, gevestigd
te 's-Gravenhage, (Stb. J 618), waarbij het Rijk zich garant stelt voor de
schulden die na liquidatie van de Nederlandse Kastelenstichting mochten overblijven,
in te trekken;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De wet van 30 december 1949, betreffende de regeling van de geldelijke
aansprakelijkheid van het Rijk voor het beheer van de Nederlandse Kastelenstichting,
gevestigd te 's-Gravenhage (Stb. J 618), wordt ingetrokken.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,