25 422 Opwerking van radioactief materiaal

Nr. 86 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 november 2010

Mede namens de minister van Buitenlandse Zaken informeer ik u graag over het volgende.

In september 2006 is door de Verenigde Staten het initiatief genomen tot de oprichting van het Global Nuclear Energy Partnership (GNEP). Doel van GNEP was de wereldwijde toepassing van kernenergie op een veilige, duurzame en proliferatiebestendige wijze. Dit zou o.a. verwezenlijkt moeten worden door de bouw van een nieuwe generatie geavanceerde kernreactoren en het ontwikkelen van nieuwe opwerkingstechnologieën zonder dat sprake is van verhoogde proliferatierisico’s. Ook voor ontwikkelingslanden zou de deur naar kernenergie moeten worden geopend, o.a. door de verdere ontwikkeling van kleinschalige reactoren. Tenslotte voorzag GNEP in de ontwikkeling van een systeem van gegarandeerde toegang tot nucleaire brandstof, bijvoorbeeld via de oprichting van zogenoemde «fuelbanks».

Begin dit jaar telde GNEP 25 lidstaten. Grote nucleaire landen als Canada, China, Frankrijk, Japan, Russische Federatie, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Zuid-Korea waren lid vanaf het eerste uur. Maar ook landen als Italië, Jordanië, en Polen, die besloten hebben nucleaire energie in hun brandstofmix te gaan toepassen, behoren tot de vroegste leden. Nederland, België, Spanje, Zweden, Duitsland, Zwitserland participeerden, tezamen met 25 andere landen, als waarnemer. Dit omdat GNEP over het algemeen gezien werd als een pro-nucleaire organisatie, hetgeen een volledig lidmaatschap in de weg stond.

Tijdens de laatste bijeenkomst van de Steering Group in Ghana op 16 en 17 juni jl. is onder Amerikaans voorzitterschap besloten om de naam van GNEP te wijzigen in International Framework for Nuclear Energy Cooperation (IFNEC).

Tevens is toen besloten om de «statement of principles» te wijzigen: niet meer gericht op «cooperation of states that share the common vision of the necessity of the expansion of nuclear energy», maar «cooperation among participating states to explore mutually beneficial approaches to ensure the use of nuclear energy for peacefulpurposes proceeds in a manner that meets the highest standards of safety, security and non-proliferation».

Met deze wijzigingen staat de weg open voor Nederland om volwaardig lid te worden. Alle waarnemende landen hebben inmiddels een brief van de Amerikaanse voorzitter van IFNEC ontvangen om formeel lid te worden van IFNEC. De status van formeel lid wordt verkregen via het uitsturen van een brief door het desbetreffende waarnemende land aan het voorzitterschap van de Steering Group, waarbij door het desbetreffende land de nieuwe «Statement of principles» wordt bekrachtigd. Ik heb inmiddels een dergelijke brief uitgestuurd.1

Ambtelijk Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (voorheen Economische Zaken) en Buitenlandse Zaken hebben de afgelopen jaren reeds als waarnemer geparticipeerd in een aantal werkgroepen van IFNEC, daarmee gevolg gevend aan het gestelde in het Energierapport 2008 dat «het denken over kernenergie in de toekomstige brandstofmix niet stil mag staan en dat Nederland actief zal deelnemen aan de Europese en internationale discussies over de voordelen en risico’s van kernenergie.» Ook staat er vermeld dat «een mogelijk lidmaatschap van GNEP wordt onderzocht». Nu de «Statement of principles» gewijzigd is, staat niets meer een formeel Nederlands lidmaatschap in de weg en kan Nederland als volwaardig lid aan de discussies binnen IFNEC deelnemen.

De ontwikkelingen binnen IFNEC zijn voor Nederland specifiek van belang op het gebied van:

  • Multilateral Nuclear Approaches, een internationaal initiatief gericht op het veiliger maken van de splijtstofcyclus, met name door ernaar te streven dat verrijkings- en opwerkingsactiviteiten in multilateraal kader plaatsvinden, waarbij de multilaterale URENCO-samenwerking als voorbeeld wordt gesteld;

  • het ontwikkelen van randvoorwaarden inzake infrastructuur voor de mogelijke introductie/uitbreiding van kernenergie;

  • samenwerken bij het vinden van een oplossing voor de eindberging van nucleair afval.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven