25 422 Opwerking van radioactief materiaal

Nr.285 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 25 augustus 2022

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 13 juni 2022 over het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen in verband met de aanwijzing van de nucleaire inrichting van URENCO NEDERLAND B.V. TE ALMELO overeenkomstig artikel 15f, achtste lid, van de Kernenergiewet (Kamerstuk 25 422, nr. 283).

De vragen en opmerkingen zijn op 5 juli 2022 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 23 augustus 2022 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Tjeerd de Groot

De adjunct-griffier van de commissie, Koerselman

Vraag 1

De leden van de D66-fractie kunnen zich goed vinden in de stap die nu wordt gezet om ook financiële zekerheidsstelling voor ontmantelingskosten te vragen van nucleaire inrichtingen zonder kernreactor. Zoals reeds aangeven in de Staatscourant draagt dit bij aan het principe van de vervuiler betaalt. Een principe dat deze leden van harte onderschrijven. Hoe groot zijn de risico’s dat (ondanks de stap die nu wordt gezet) de kosten voor ontmanteling alsnog worden verhaald op de aandeelhouders of de samenleving? Zijn er naast Urenco Nederland bv te Almelo nog andere nucleaire inrichtingen in Nederland zonder kernreactor?

Antwoord 1

Na inwerkingtreding van het gewijzigde Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen wordt Urenco Nederland B.V. verplicht om financiële zekerheid te stellen voor de kosten van het buiten gebruik stellen en ontmantelen van de inrichting. De aanvraag om goedkeuring van de financiële zekerheid moet o.a. bevatten een raming voor de kosten van het buitengebruikstellen en ontmantelen, de termijn waarvoor financiële zekerheid wordt gesteld en het tijdstip en de wijze waarop de zekerheid wordt gesteld.

Deze zekerheidsstelling moet worden goedgekeurd door de Minister van Financiën en mij gezamenlijk. De financiële zekerheid moet iedere vijf jaar worden geactualiseerd. Indien de Minister van Financiën of ik dit nodig achten kan eerder een nieuwe financiële zekerheid worden geëist.

Hiermee wordt het risico voor de Staat beperkt, en is het onwaarschijnlijk dat de Staat moet bijdragen aan de kosten van de buitengebruikstelling en ontmanteling.

N.V. COVRA heeft een vergunning voor de opslag van radioactief afval en verbruikte splijtstof. NRG V.O.F. heeft naast een kernenergiewetvergunning voor de Hoge Flux Reactor een kernenergiewetvergunning voor meerdere faciliteiten, waaronder voor de Hotcell laboratoria, Fieldlab, Decontamination and Waste Treatment-complex en de Intermediate Storage Facility.

Vraag 2

De leden van de D66-fractie onderschrijven het principe van de vervuiler betaalt. Alleen als we de kosten voor (milieu)vervuiling verhalen op de vervuiler, komen we dichterbij een eerlijke wereld. In het bericht in de Staatscourant wordt aangegeven dat het principe van «de vervuiler betaalt» strikter gehanteerd gaat worden in het nucleaire landschap. Dit zou «onder andere» gebeuren door aanscherping van de regels met betrekking tot financiële zekerheidstelling. Op welke andere manieren gaat het principe van «de vervuiler betaalt» strikter gehanteerd worden? Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat kosten van welke manier van vervuiling dan ook verhaald moeten worden op de vervuiler en niet ten laste moeten komen van de samenleving?

Antwoord 2

Het principe «de vervuiler betaalt» is een belangrijk principe dat al breder gehanteerd wordt, ook in het Europese milieubeleid, en waar ik volkomen achter sta. Het hanteren van dit principe betekent dat de kosten van de vervuiler niet op de samenleving worden afgewenteld. Het ontwerpbesluit past in het streven dit principe te versterken. Ook voor Brzo-bedrijven (bedrijven met risico op zware ongevallen) werk ik aan aanscherping van dit principe met een aanpassing van de regelgeving die uw Kamer eerder werd voorgelegd.1

Daarnaast is in het beleidsprogramma van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat2 aangekondigd dat het stelsel van wet- en regelgeving (veiligheid kernenergie) geëvalueerd zal worden in het licht van het coalitieakkoord. De huidige eisen aan de financiële zekerheidstelling zijn hier onderdeel van. Uit deze evaluatie volgen mogelijk extra aanbevelingen.

Vraag 3

De leden van de GroenLinks-fractie vinden het goed dat Urenco voor zijn toekomstige sloopkosten een door de overheid goedgekeurde financiële zekerheidsstelling moet hebben. Na de problemen met de financiering van de ontmanteling van Dodewaard, zien deze leden dit als een zeer noodzakelijke stap om financiële risico’s in de toekomst te verkleinen. Deze leden lezen in het ontwerpbesluit dat Urenco «de vrijheid [heeft] een wijze van het stellen van financiële zekerheidsstelling te kiezen die past bij haar bedrijfsvoering». Kan de Staatssecretaris toelichten op welke wijze dit voldoende zekerheid biedt dat Urenco daadwerkelijk de kosten kan dragen? Zijn hier al afspraken met Urenco over gemaakt?

Antwoord 3

Een robuuste financiële zekerheidstelling kan op verschillende manieren worden gesteld. Dat kan bv. door middel van een fonds dat juridisch wordt afgescheiden van de vergunninghouder. De vergunninghouder doet ieder jaar een dotatie aan het fonds waardoor er bij het einde van de bedrijfsduur van de reactor voldoende middelen beschikbaar zijn om het buitengebruikstellen en ontmantelen te financieren. Er kan ook een andere financiële voorziening door de vergunninghouder worden getroffen (artikel 15f, derde lid, van de Kernenergiewet).

Voor alle vormen geldt dat er een beoordeling en goedkeuring door de Minister van Financiën en mij gezamenlijk nodig zijn. Die goedkeuring wordt slechts gegeven indien er voldoende zekerheid is dat de kosten voor de buitengebruikstelling en ontmanteling worden gedekt.

Er is inmiddels overleg gestart met Urenco Nederland B.V. over de wijze waarop zij invulling wil geven een de eis.

Vraag 4

Het lid van de BBB-fractie merkt op dat Urenco Nederland bv in deze wetswijziging leidend is. Urenco valt nog niet onder de wet, omdat het geen kernreactor heeft, in tegenstelling tot de installaties in Borssele, Dodewaard, Delft en de hogefluxreactor in Petten. Het is dit lid niet helemaal duidelijk waarom Urenco expliciet in de wet genoemd dient te worden in het beoogde artikel 44e, in plaats van dat de wet generiek van aard is en geldend voor alle installaties al dan niet een reactor hebben. In de toekomst zal er meer ingezet gaan worden op kernenergie, waardoor er meer installaties gebouwd zullen gaan worden. Is het, met de toekomstige inzet op kernenergie in het achterhoofd, niet beter als de wet algemeen is, zodat er niet iedere keer een wijziging in de wet hoeft plaats te vinden om financiële zekerheid voor buitengebruikstelling en ontmanteling te garanderen zodra er een nieuwe installatie bij komt?

Antwoord 4

Voor nucleaire inrichtingen waarin kernenergie wordt vrijgemaakt, ook nieuwe inrichtingen, is de verplichting tot het stellen van financiële zekerheid geregeld in artikel 15f, eerste lid, van de Kernenergiewet.

In de Kernenergiewet is de mogelijkheid opgenomen om te regelen dat ook nucleaire inrichtingen waarin geen kernenergie wordt vrijgemaakt financiële zekerheid moeten stellen.

Die inrichtingen moeten dan worden aangewezen bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur (artikel 15f, achtste lid, van de Kernenergiewet). Met dit ontwerpbesluit wordt Urenco Nederland B.V. aangewezen waardoor de verplichting tot het stellen van financiële zekerheid ook voor Urenco Nederland B.V. gaat gelden.

Vraag 5

Het lid van de BBB-fractie merkt op dat er daarnaast een onderscheid wordt gemaakt tussen installaties met en installaties zonder kernreactor. Het is natuurlijk begrijpelijk dat een installatie met een reactor een ander proces zal moeten ondergaan dan een installatie zonder reactor.

Wat zijn de financiële verschillen in de processen van buitengebruikstelling/ ontmanteling van installaties met een kernreactor en installaties zonder een kernreactor? Is er bij een van de twee een groter risico dat de achterliggende organisaties financieel niet garant kunnen staan voor deze processen, ondanks dat het bij wet verplicht wordt?

Antwoord 5

De ontmanteling van nucleaire inrichtingen zonder kernreactor brengt aanzienlijk minder kosten mee vergeleken met nucleaire installaties met een kernreactor, omdat daar in het algemeen in veel geringere mate sprake is van met radioactiviteit besmette materialen of van geactiveerde materialen. Om echter eventuele financiële risico’s die voor de Staat kunnen optreden bij de ontmanteling van Urenco Nederland B.V. tegen te gaan en het principe van de vervuiler betaalt strikter te hanteren, wordt Urenco Nederland B.V. nu ook door middel van dit ontwerpbesluit verplicht om financiële zekerheid te stellen. Hierdoor gaan voor Urenco Nederland B.V. dezelfde eisen t.a.v. financiële zekerheid gelden als voor de inrichtingen die daar al onder vallen.

Daarmee is er dan ook geen verschil in het proces van financiële zekerheidstelling en risico voor de Staat.


X Noot
1

Kamerstuk 33 118, nr. 195.

X Noot
2

Bijlage bij Kamerstuk 35 925 XII, nr. 106.

Naar boven