25 422 Opwerking van radioactief materiaal

Nr. 155 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 september 2016

Hierbij stuur ik u het zevende Nationale rapport dat aan het Internationaal Atoomenergieagentschap (IAEA) wordt verzonden conform de afspraken in het Verdrag inzake Nucleaire Veiligheid1. De doelstellingen van het Verdrag inzake Nucleaire Veiligheid zijn het wereldwijd bereiken en handhaven van een hoog niveau van nucleaire veiligheid en een doeltreffende bescherming tegen mogelijke stralingsrisico’s van (nucleaire) reactoren. Op grond van artikel 5 van het Verdrag behoort iedere Verdragspartij om de drie jaar een rapport in te dienen. Het rapport beschrijft de nucleaire veiligheid en de maatregelen die door de Verdragspartner genomen zijn ter nakoming van de verplichtingen van het Verdrag. De rapportages dienen ter voorbereiding van de toetsingsvergadering, die om de drie jaar wordt gehouden. Van 27 maart tot 7 april 2017 wordt in Wenen de zevende toetsingsconferentie gehouden. Daar worden de verschillende nationale rapporten, waaronder ook het Nederlandse rapport, gepresenteerd en bediscussieerd.

Deze zevende rapportage geeft inzicht in de huidige stand van zaken met betrekking tot de nucleaire veiligheid van de reactoren in Borssele en Petten en gaat tevens in op de tijdens de toetsingsconferentie in 2014 voor Nederland genoemde uitdagingen2:

  • 1 het instellen van de nieuwe autoriteit nucleaire veiligheid en stralingsbescherming,

  • 2 het verminderen van de werkdruk bij het bevoegd gezag en

  • 3 het behouden van kwaliteit en kwantiteit van het personeelsbestand, zowel bij het bevoegd gezag als bij de vergunninghouder

In het rapport worden de veranderingen met betrekking tot de organisatie van het bevoegd gezag besproken, waarmee ook deze uitdagingen worden aangepakt. Dat wil zeggen: de overdracht van verantwoordelijkheid van de Minister van EZ naar de Minister van Infrastructuur en Milieu per 1 mei 2015, als coördinerend Minister voor de nucleaire veiligheid en het instellen van een onafhankelijk Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS). Daarbij wordt tevens genoemd het nog lopende onderzoek en de aanstaande besluitvorming over de capaciteit van de ANVS. Verder wordt vermeld dat het behoud van kennis en expertise bij de vergunninghouders een van de aandachtspunten is en blijft in het kader van toezicht.

In het rapport wordt ook aandacht gegeven aan de lopende activiteiten om te komen tot een met de buurlanden geharmoniseerde crisisrespons.

Andere ontwikkelingen in Nederland die in het rapport aandacht krijgen zijn:

  • wijzigingen in de Nederlandse wet- en regelgeving, waaronder de implementatie van de EURATOM richtlijnen voor afval en ontmanteling (geïmplementeerd), voor nucleaire veiligheid (implementatie in 2017) en voor stralingsbescherming (implementatie in 2018);

  • de vermelding van de financiële situatie bij de EPZ en NRG en de aanstaande besluitvorming hierover, vanwege de mogelijke invloed op de veiligheid.

Naar aanleiding van het incident in Fukushima bericht Nederland in deze rapportage tevens over de tijdens de vorige toetsingsconferentie (in 2014) genoemde vijf uitdagingen over post-Fukushima maatregelen. Deze algemene uitdagingen benadrukken onder meer het belang van internationale samenwerking en harmonisatie, een sterke veiligheidscultuur, openheid en transparantie. Nederland erkent het belang van deze uitdagingen en is internationaal betrokken bij het oplossen ervan. In dat kader worden verschillende activiteiten ondernomen zowel op nationaal niveau (bijvoorbeeld verbetering van de interne processen voor het leren van de ervaringen elders) als internationaal (bijvoorbeeld afspraken met buurlanden in het kader van de crisisresponsorganisatie).

In deze rapportage is ook de reactie van Nederland opgenomen op de ruim 40 bevindingen uit het in 2015 gepubliceerde IAEA rapport over het ongeval in Fukushima. Op grond van de Nederlandse analyse van de IAEA bevindingen kan worden vastgesteld dat de meeste door het IAEA genoemde lessen uit Fukushima reeds vóór het ongeval werden toegepast: zo worden bij de kerncentrale Borssele sinds de jaren ’80 periodieke veiligheidsevaluaties uitgevoerd, zijn procedures en apparatuur aanwezig om ook in ongevalsituaties adequaat te kunnen handelen (severe accident management guidelines), zijn maatregelen getroffen om, bij een ongeval, explosies te helpen voorkomen die de integriteit van het reactorgebouw zouden kunnen ondermijnen, etc. De overige bevindingen worden de komende jaren al grotendeels door lopende maatregelen (bijvoorbeeld naar aanleiding van de stresstest) gerealiseerd. Voor Nederland zijn slechts een beperkt aantal onderwerpen geïdentificeerd waarvoor aanvullende actie ondernomen worden. Belangrijkste daarbij is de ontwikkeling van een nationale strategie voor de laatste fase van een crisissituatie (de herstelfase). Hiervoor zullen internationale ontwikkelingen op dit onderwerp worden bestudeerd, in het bijzonder die afkomstig van het IAEA/OECD-NEA en van landen die al stappen op dit terrein hebben ondernomen.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Kamerstuk 25 422, nr. 108

Naar boven