25 418
Verslag van de commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten over haar werkzaamheden in het jaar 1996

nr. 1
VERSLAG

Vastgesteld 24 juni 1997

De commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten1 heeft de eer verslag uit te brengen over haar werkzaamheden in het jaar 1996.

De voorzitter van de commissie,

Wallage

De griffier van de commissie,

Van der Windt

1. Samenstelling van de commissie

In de verslagperiode onderging de samenstelling van de commissie geen wijziging. Ten tijde van de vaststelling van dit verslag was de heer De Hoop Scheffer inmiddels de heer Heerma opgevolgd als lid van de commissie.

2. Beknopt overzicht van de in de verslagperiode verrichte werkzaamheden

De commissie kwam op 7 mei 1996 in vergadering bijeen, in tegenwoordigheid van de minister van Binnenlandse Zaken.

In deze vergadering werd de commissie ingelicht over het beleid ten aanzien van onderzoek van kwetsbare sectoren. Op verzoek worden onderzoeken uitgevoerd naar kwetsbare plekken binnen de openbare sector in verband met integriteitsaantastingen. De leiding van de betreffende instantie wordt steeds ingelicht omtrent de uitkomsten van het onderzoek.

Een ander punt van bespreking betrof de veiligheidsimplicaties in relatie tot het VN-Tribunaal voor Oorlogsmisdaden in voormalig Joegoslavië enerzijds, en maatregelen in dat kader met het oog op mogelijke uitstralende effecten daarvan. De mogelijke risico's en veiligheidsmaatregelen zijn regelmatig voorwerp van bespreking. Waar nodig verstrekt de BVD beveiligingsadviezen.

Ook werd ingegaan op mogelijke dreigingen die uitgaan van nieuwe religieuze bewegingen in Nederland en de gevolgen van activiteiten van religieuze bewegingen vanuit het buitenland. De meest recente ontwikkelingen zijn in kaart gebracht en – ofschoon er geen bijzondere reden tot zorg is – blijft waakzaamheid geboden. In dezen wordt nauw samengewerkt met buitenlandse zusterdiensten. De commissie werd ingelicht over enkele operationele aspecten in dit verband.

De commissie besteedde uitvoerig aandacht aan de op dat moment recente aanslagen en stelde vragen over aanslagen in het verdere verleden. De minister lichtte de commissie in over de ondernomen acties en over de resultaten tot dan toe.

Op 19 december 1996 vergaderde de commissie met de minister van Binnenlandse Zaken. Onderwerp van bespreking was de vraag of, en zo ja welke criteria dienen te gelden voor samenwerking met andere zusterdiensten. Dit onderwerp werd door verscheidene leden van de Kamer ter sprake gebracht tijdens de plenaire behandeling van het verslag van de commissie over het jaar 1995. Daarin werd toegezegd dit nader te bespreken met de minister van Binnenlandse Zaken.

Voor de regering is de Nederlandse wet- en regelgeving bepalend bij de samenwerking tussen de BVD en de buitenlandse zusterdiensten. Voordat echt sprake is van enige vorm van samenwerking wordt een inschatting gemaakt met betrekking tot de betrouwbaarheid en professionaliteit van de partner. Ook speelt de mogelijke mate van wederkerigheid een rol. De uitwisseling van informatie verschilt per land en per dienst.

In deze vergadering besprak de commissie de actuele stand van zaken rond mogelijke dreigingen van terroristische aard. Dit naar aanleiding van het aan de commissie toegezonden vertrouwelijke dreigingsdocument, opgesteld in het kader van de «JBZ-Raad» van de Europese Unie. De minister benadrukte dat nog steeds sprake is van reële dreigingen, zonder dat er aanwijzingen zijn voor concrete aanslagen.

Ook werd opnieuw aandacht besteed aan de verdere ontwikkeling van de Arubaanse veiligheidsdienst, mede in relatie tot het rapport-De Ruyter. Naar het zich laat aanzien, zal op 1 juli 1997 het hoofd ad interim kunnen worden vervangen door een nieuw aan te stellen hoofd van de Arubaanse dienst.

De minister lichtte de commissie in over de inhoud en verdere voortgang van het bij de Raad van State aanhangige wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten.

Ten slotte wisselde de commissie nog van gedachten met de minister over enkele operationele aangelegenheden.

3. Behandeling van ingekomen brieven

De commissie ontving in het jaar 1996 veertien brieven van burgers. Een aantal was onsamenhangend van inhoud en kon door de commissie schriftelijk worden afgehandeld. Enkele brieven werden afzonderlijk in de commissie besproken. Ten aanzien een aantal brieven werd eerst de minister verzocht te reageren op de inhoud. Deze brieven hadden alle betrekking op vermeende afluisterpraktijken door een «geheime dienst». In alle gevallen konden de adressanten worden gerust gesteld. Eén brief betrof een kwestie over vermeende opgebouwde pensioenrechten door een informant van een dienst. Onderzoek wees uit dat daarvan geen sprake was.


XNoot
1

Samenstelling: Bolkestein (VVD), Wallage (PvdA), voorzitter, Wolffensperger (D66) en De Hoop Scheffer (CDA).

Naar boven