25 415
Aanpassing van een aantal wetten in verband met de invoering van de Wet premiedifferentiatie en marktwerking bij arbeidsongeschiktheidsverzekeringen, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 (Aanpassingswet nieuwe en gewijzigde arbeidsongeschiktheidsregelingen)

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 2 september 1997

De vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van het wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de regering tijdig op de vragen en opmerkingen zal hebben gereageerd, acht de commissie de openbare beraadslaging over het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Algemeen

Het wetsvoorstel voorziet in de noodzakelijke aanpassingen van wetten als gevolg van de invoering van het zogenoemde Pemba-complex, in een onderlinge aanpassing van die wetten en de (Invoeringswet) Organisatiewet sociale verzekeringen 1997, in herstel van een aantal omissies en vergissingen in die wetten en in een aantal wijzigingen van inhoudelijke aard.

De leden van de fracties van PvdA, CDA en D66 hebben behoefte om bij gelegenheid van de behandeling van dit wetsvoorstel te informeren naar de inkomensgevolgen van het Pemba-complex.

De leden van de PvdA-fractie menen zich te herinneren dat bij de behandeling van de Pemba-wetsontwerpen van de kant van de regering is toegezegd dat de doorvoering voor werknemers inkomensneutraal zou plaatsvinden. Volgens berekeningen van het FNV blijkt nu dat werknemers met een jaarinkomen tot ca. 7000 gulden toch sterke negatieve inkomenseffecten ondervinden, in verband met de verlaging van de overhevelingstoeslag.

De leden van de fractie van de PvdA gaan er vanuit dat dit een onbedoeld effect is en dat de regering bereid is passende maatregelen te treffen.

De leden van de CDA-fractie betreuren het ten zeerste dat de regering dit wetsvoorstel niet heeft aangegrepen om de beloften na te komen inzake het compenseren van de nadelige effecten van de invoering van de Pemba-wetgeving. Er zijn inmiddels problemen gesignaleerd bij de ouderen, de grensarbeiders en de kleine zelfstandigen. Waarom blijft de regering volharden in een stilzwijgen over deze problematiek, hoewel eerder beloofd was dat de Pemba-wetgeving inkomensneutraal zou plaatsvinden?

De leden van de fractie van D66 merken op dat invoering van de Pemba op 1 januari 1998 als gevolg heeft dat grensarbeiders die in België werken er fors op achteruit gaan. Deze leden vragen de regering of zij denkt aan compensatiemaatregelen en of dat zij denkt aan eenzelfde belastingovereenkomst met België als met Duitsland.

De leden van de fraktie van D66 vragen de regering eveneens om te reageren op de berichten (zie de Volkskrant van 15 augustus 1997) dat zelfstandigen met een erg laag inkomen en een meewerkende echtgenote de dupe worden als ze na 1997 een arbeidsongeschiktheidsuitkering nodig hebben, ondanks de toezegging van de regering dat een en ander voor niemand gevolgen zal hebben.

In de Wet Pemba wordt werkgevers de mogelijkheid geboden tot eigen risico dragen. De leden van de VVD-fractie hebben in het kader van de behandeling van het voorliggende wetsvoorstel de behoefte om in te gaan op zowel uit de pers als van verzekeraars vernomen problemen, die van grote invloed zijn op mogelijk eigen-risico-dragerschap.

Het betreft in de eerste plaats de problematiek rond de zekerstelling. Naar deze leden hebben begrepen is er sprake van twee tegenstrijdige wetten, waarbij de WAO uitsluiting op zekerstelling verbiedt en de Wet Toezicht Verzekeringsbedrijf verzekeraars verplicht bepaalde grote risico's uit te sluiten. Een tweede probleem wordt veroorzaakt door het feit, dat de zekerstelling ongelimiteerd dient te zijn, hetgeen er toe leidt, dat banken en verzekeraars geen zekerstelling dan wel herverzekering kunnen verstrekken.

Het derde probleem betreft het zgn. uitlooprisico. Het gaat daarbij om een situatie, waarin de werkgever het publieke stelsel wil verlaten en dan de uitkering van de reeds arbeidsongeschikte werknemers voor eigen rekening moet nemen, omdat de publieke verzekeraar dit niet meer dekt. Bovendien zijn deze «brandende huizen» ook niet bij een private verzekeraar onder te brengen. Omgekeerd nemen de private verzekeraars dit risico vaak wel voor hun rekening. Afgezien van de vraag waarom de publieke verzekeraar dit risico niet kan dekken, betekent het in ieder geval een extra belemmering voor kleinere werkgevers om de publieke verzekering te verlaten, hetgeen deze leden ongewenst achten.

De aan het woord zijnde leden verzoeken de regering om deze problematiek te wegen en in het voorliggende wetsvoorstel oplossingen daarvoor op te nemen.

De leden van de fractie van D66 vragen de regering te reageren op de waarschuwing van de directeur van het GAK aan het adres van de werkgevers om, althans voorlopig, niet uit de publieke WAO te stappen, in afwachting van duidelijkheid over de verhoudingen tussen het publieke en private stelsel.

Inhoudelijke wijzigingen

Zien de leden van de CDA-fractie het goed dan heeft de Raad van State geen oordeel kunnen geven over de inhoudelijke wijzigingen die in het voorliggende wetsvoorstel worden voorgesteld. Aangezien hier sprake is van ingewikkelde regelgeving inzake onder meer de samenloopregeling, hadden deze leden zich kunnen voorstellen dat alsnog advies hierover aan de Raad van State zou zijn gevraagd. Om welke reden is dit niet gebeurd?

De leden van de VVD-fractie begrijpen de gesignaleerde problematiek met betrekking tot de samenloop van uitkeringsrechten Waz en WAO. Hetzelfde geldt voor de gedachtengang ten aanzien van mogelijke oplossingen. Alvorens definitief te oordelen, vragen zij of nog eens kan worden aangegeven waarom voor de huidige, aan de AAW/WAO-systematiek ontleende constructie is gekozen met daarin het element, dat het looninkomen voor de Waz-premie als franchise fungeert, in plaats van een keuze voor autonome rechten en premies bij WAO voor het werknemersdeel en hetzelfde bij de Waz voor het werkgeversdeel, met waar nodig een anti-cumulatieregeling.

De uitwerking van de nieuwe voorstellen van de regering op dit onderdeel van de wetgeving leiden tot zeer verschillende, aanzienlijk hogere of lagere uitkomsten, afhankelijk van de concrete casuspositie. Alvorens tot hetzelfde oordeel over de bezwaarlijkheid ervan te komen als de regering, zien de leden van de VVD-fractie deze aanzienlijk lagere of hogere uitkomsten graag geconcretiseerd in enkele voorbeelden, naast het cijfervoorbeeld in de artikelsgewijze toelichting (art XXII, onderdeel B).

De leden van de fractie van D66 stemmen in met een delegatiebepaling om het ontwijkgedrag ten aanzien van premiedifferentiatie door kleine werkgevers en de mogelijkheid voor kleine werkgevers om twee jaren de maximumpremie te ontlopen door eigen risicodrager te worden, te voorkomen. Deze leden hebben ook met instemming kennis genomen van de versoepeling van de voorwaarde om een vrijwillige verzekering voor de WAO af te sluiten, van het opnemen van een middelingsregeling terzake van de premieheffing voor de Waz en van het ongedaan maken van een niet beoogde inperking van de reikwijdte van het instemmingsrecht van de ondernemingsraad.

Artikelsgewijze opmerkingen

Artikel XXII. Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen

Onderdeel B (Waz, artikel 8, twaalfde lid)

De leden van de D66 fractie vragen de regering of het mogelijk is dat, indien iemand uitvalt voor zijn Waz-werkzaamheden maar niet voor zijn WAO-werkzaamheden, waarmee hij meer dan het minimumloon verdient, hij toch nog voor een Waz-uitkering in aanmerking komt.

Onderdeel B (Waz, artikel 8, veertiende lid)

De leden van dezelfde fractie vragen de regering of de personen voor wie lid 11, 12 en 13 onredelijk uitwerken premie hebben betaald voor de Waz-verzekering die in verhouding staat met de Waz-uitkering die ze als gevolg van het veertiende lid krijgen?

Onderdeel R (Waz, artikel 59, zesde lid)

De leden van de D66- fractie stemmen in met de mogelijkheid om regels te stellen daar het niet uitgesloten kan worden geacht dat de regelingen in de eerste artikelleden in een aantal situaties niet voldoende voorzien. Deze leden vragen de regering of er niet een soort meldpunt moet komen waar deze omissies kunnen worden gemeld, zodat er direct iets mee gedaan kan worden. Het is immers niet ondenkbaar dat dit een aantal keren zal voorkomen.

Onderdeel U (Waz, nieuw artikel 72a)

De leden van de VVD-fractie realiseren zich dat het wijzigingsvoorstel gericht op het tot stand brengen van een middelingsregeling voordelen heeft voor met name de individuele premie. Zij stellen echter tevens vast dat er sprake is van een verhoging van de premie voor de collectiviteit. Deze leden vragen zich af of een dergelijk individueel voordeel opweegt tegen het nadeel van de collectieve premieverhoging. Zij ontvangen dienaangaande gaarne een toelichting.

Artikel XXVI Wet premiedifferentiatie en marktwerking bij arbeidsongeschiktheidsverzekeringen

Onderdeel A (Wet Pemba, artikel 1)

Het komt de leden van de VVD-fractie nog immer vreemd voor, dat instanties in het publieke gebied, die in feite «concurreren» met uitvoerders in het «private» gebied, betaald moeten worden voor een op zichzelf toch simpele beoordeling. Hoewel ook deze leden er wel van uit willen gaan dat het Lisv een correct gedrag zal bewerkstelligen, vragen zij zich toch af, of het afschaffen van deze betaling niet veel eenvoudiger is. In ieder geval willen zij graag vernemen wanneer de regering de situatie zodanig acht, dat er sprake is van een belemmering om eigen risico-drager te worden en er nadere regels zullen worden getroffen.

De voorzitter van de commissie,

Wolters

De griffier van de commissie,

Van Dijk


XNoot
1

Samenstelling Leden: Wolters (CDA), voorzitter, Van Nieuwenhoven (PvdA), Doelman-Pel (CDA), Biesheuvel (CDA), Vliegenthart (PvdA), ondervoorzitter, Scheltema-de Nie (D66), Van Middelkoop (GPV), Schimmel (D66), Rosenmöller (GroenLinks), Van Zijl (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Middel (PvdA), Van Hoof (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Adelmund (PvdA), Dankers (CDA), Giskes (D66), Marijnissen (SP), Essers (VVD), Van der Stoel (VVD), Van Dijke (RPF), Bakker (D66), Klein Molekamp (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD) en R.A. Meijer (Groep Nijpels).

Plv. leden: Terpstra (CDA), Oudkerk (PvdA), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Th.A.M. Meijer (CDA), Sterk (PvdA), vacature CDA, Van der Vlies (SGP), Fermina (D66), Rabbae (GroenLinks), Van der Ploeg (PvdA), G. de Jong (CDA), Dijksma (PvdA), M.M.H. Kamp (VVD), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Oudkerk (PvdA), Apostolou (PvdA), Ten Hoopen (CDA), Van Boxtel (D66), vacature CD, J.M. de Vries (VVD), B.M. de Vries (VVD), Leerkes (U55+), Van Vliet (D66), Hofstra (VVD), Hoogervorst (VVD) en Nijpels-Hezemans (Groep Nijpels).

Naar boven