25 412
Aanpassing van de Wet vervoer binnenvaart aan richtlijn nr. 96/75/EG (liberalisering van de binnenvaart)

A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 28 april 1997 en het nader rapport d.d. 11 juni 1997, aangeboden aan de Koningin door de minister van Verkeer en Waterstaat. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 17 februari 1997, no. 97.000771, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot aanpassing van de Wet vervoer binnenvaart aan richtlijn nr. 96/75/EG (liberalisering van de binnenvaart).

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 17 februari 1997, nr. 97.000771, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 28 april 1997, nr. W09.97.0076, bied ik U hierbij aan.

De Raad van State geeft in overweging het voorstel van wet aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden, nadat aan zijn advies aandacht zal zijn geschonken.

1. Ingevolge artikel 3 van richtlijn nr. 96/75/EG van de Raad van de Europese Unie van 19 november 1996 houdende voorschriften inzake bevrachting en prijsvorming in de sector nationaal en internationaal goederenvervoer over de binnenwateren in de Gemeenschap (PbEG L 304/12) (hierna: de richtlijn) mogen de lidstaten gedurende een overgangsperiode tot 1 januari 2000 een stelsel van verplichte minimumtarieven, alsmede bevrachtingssystemen volgens toerbeurt handhaven, mits de regels van de artikelen 4, 5 en 6 van de richtlijn worden nageleefd en ervoor wordt gezorgd dat de betrokken systemen onder dezelfde voorwaarden voor alle vervoerders in de lidstaten toegankelijk zijn.

De Raad van State constateert dat, waar de implementatie van de artikelen 4, 5 en 6 van de richtlijn bij ministeriële regeling zal plaatsvinden, niet uit de memorie van toelichting blijkt of aan de voorwaarde betreffende de inachtneming van het non-discriminatiebeginsel is voldaan. Hoewel uit artikel 35, tweede lid, juncto de artikelen 30 en 20, eerste lid, onder b, van de Wet vervoer binnenvaart kan worden afgeleid dat zulks het geval is, verdient het naar de mening van de Raad aanbeveling in de memorie van toelichting uitdrukkelijk hiervan melding te maken, nu het hierbij gaat om een belangrijke voorwaarde voor de instandlating van het vrachtverdelingsstelsel gedurende de in de richtlijn genoemde overgangsperiode.

Naar aanleiding van het advies overweeg ik als volgt.

1. In de implementatietabel in paragraaf 9 van het algemene deel van de memorie van toelichting is toegevoegd, dat in de implementatie van artikel 3, tweede gedachtenstreepje, reeds is voorzien in artikel 35, tweede lid, juncto de artikelen 30 en 20, eerste lid, onderdeel b, van de Wet vervoer binnenvaart.

2. Voor enkele redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

2. De redactionele kanttekeningen zijn verwerkt.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

W. Scholten

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 28 april 1997, no. W09.97.0076, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– In de aanhef met betrekking tot de vermelding van de vindplaats van de richtlijn aanwijzing 89 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar) in acht nemen.

– In paragraaf 2 van het algemeen deel van de memorie van toelichting bij de vermelding van de Regeling bevrachting en prijsvorming binnenvaart aanwijzing 86 Ar in acht nemen.

In paragraaf 3 van het algemeen deel van de memorie van toelichting, onder punt 2, «artikel 4 van de richtlijn» vervangen door: artikel 6 van de richtlijn.

– Het kopje van paragraaf 5 van de memorie van toelichting vervangen door: Relatie met andere communautaire regelingen.


XNoot
1

De tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven