nr. 8
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 23 maart 1998
Met het oog op de aanstaande plenaire behandeling van de wijziging van
de Wet vervoer binnenvaart in de Tweede Kamer (in verband met de implementatie
van de richtlijn 96/75/EG tot afschaffing van de vrachtverdelingssystemen
en minimumtarieven in de binnenvaart met ingang van 1-1-2000) informeer ik
u over de laatste ontwikkelingen terzake.
Tijdens het Algemeen Overleg Binnenvaart op 11 februari 1998 heb ik medegedeeld
dat enkele concept-ministeriële regelingen die betrekking hebben op de
liberalisering in de binnenvaart, nog aan het Overlegorgaan Goederenvervoer
zouden worden voorgelegd.
Deze regelingen hebben betrekking op de fasegewijze invoering van de liberalisatie
van de binnenvaart in Nederland, en zijn als bijlage aan deze brief toegevoegd.1
In concreto betreft het een regeling om:
met ingang van 1 april 1998 op de Noord-Zuid-markt het milieuvervoer en
50% van het door samenwerkingsverbanden verworven vervoer vrij te geven, en
een regeling om met ingang van 30 november 1998 op zowel de Noord-Zuid-markt
als de binnenlandse markt circa 50% van het beursvervoer vrij te geven, door
het periodevervoer en vervoer op basis van tonnagecontracten niet langer via
de toerbeurt te laten bevrachten.
Het Overlegorgaan Goederenvervoer had zich op 23 januari 1998 aangesloten
bij de mening van het Deelorgaan binnenvaart, dat in meerderheid voor vervroeging
van de volledige liberalisering was.
Bezwaren van het bedrijfsleven hadden met name te maken met de vraag of
een en ander wel controleerbaar zou zijn, en de concurrentieverhoudingen op
de markt niet te veel verstoord zouden worden. Vervolgens zijn genoemde concept-regelingen
opgesteld, en ter bespreking aan het Deelorgaan binnenvaart en Overlegorgaan
Goederenvervoer voorgelegd.
Op 10 maart jl. heeft het bedrijfsleven in het Deelorgaan binnenvaart
nogmaals de gelegenheid gehad zich uit te spreken over de mogelijkheid van
een gefaseerde afbouw van de toerbeurtsystemen. Het betreft de bespreking
van de twee hiervoor genoemde concept-ministeriële regelingen. Het rapport
van bevindingen van het Deelorgaan binnenvaart is op 12 maart overgenomen
in het Overlegorgaan Goederenvervoer, en is aan deze brief toegevoegd.1
Uit dit rapport blijkt dat de overgrote meerderheid van het bedrijfsleven
onverkort van mening is gebleven, dat de voorgestelde maatregelen met betrekking
tot periodevervoer en tonnagecontracten controletechnisch problematisch zullen
blijven en tot marktverstoring zullen leiden.
Met uitzondering van de ASV, die alleen akkoord wil gaan met een gelijktijdige
liberalisering in België, Frankrijk en Nederland, komt men daarom wederom
met het advies de ingangsdatum van de volledige liberalisatie te vervroegen
tot 30 november 1998. Wel adviseert het Overlegorgaan met ingang van 1 april
aanstaande de milieutransporten in het Noord-Zuid-vervoer vrij te geven.
Overigens hebben wij onzerzijds bij het opstellen van deze regelingen
uiterst zorgvuldig rekening gehouden met de controleerbaarheid en is veel
aandacht besteed aan de berekening van de tonnagegrenzen.
Mijn beleid in de binnenvaart is er steeds op gericht geweest om de liberalisering
gefaseerd en ondersteund door flankerend beleid, te realiseren. Uw Kamer heeft
dit beleid steeds gesteund. Zoals ik tijdens het AO van 11 februari jl. al
heb aangegeven wens ik hiermee zeer zorgvuldig en consistent om te gaan. Tegelijkertijd
kan ik een zo breed gedragen advies van het Overlegorgaan Goederenvervoer
om de tweede fase die de richtlijn 96/75 EG voorschrijft – namelijk
het vrijgeven van periodevervoer en tonnagecontracten – over te slaan,
niet negeren. Ik kijk dan ook uit naar de opvattingen van uw Kamer hierover
bij het binnenkort te houden plenaire debat over de wijziging van de Wet vervoer
binnenvaart.
Voor het voorliggende voorstel tot wijziging van de Wet vervoer binnenvaart,
heeft volledige liberalisering eerder dan 1 januari 2000 geen inhoudelijke
consequenties; in artikel III is immers opgenomen dat onderdelen van de (gewijzigde)
wet bij koninklijk besluit eerder dan 1 januari 2000 in werking kunnen treden.
Met het oog op de in de Tijdelijke wet vrachtverdeling Noord-Zuid-vervoer
genoemde einddatum van 1 januari 2000 is een nota van wijziging bij het voorstel
tot aanpassing van de wet vervoer binnenvaart aan deze brief toegevoegd. Deze
wijziging maakt de liberalisatie op de Noord-Zuid markt wetstechnisch eveneens
mogelijk voor 1 januari 2000. Daartoe wordt artikel 31, tweede lid, van de
Tijdelijke wet vrachtverdeling Noord-Zuid-vervoer gewijzigd in:
Deze wet vervalt met ingang van 1 januari 2000 of wordt ingetrokken op
een bij koninklijk besluit te bepalen eerder tijdstip.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
A. Jorritsma-Lebbink