25 404
Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten (arbeidsvoorwaarden Rechterlijke Macht 1995/97)

A
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOORZOVER NADIEN GEWIJZIGD

I. Voorstel van wet

1. Aan de considerans onbraken de woorden «en de Aanvullende overeenkomst».

2. Artikel I, onderdelen D, H tot en met S, zijn nieuw. De oorspronkelijke onderdelen D, E, en F zijn verletterd tot E, F en G. De artikelen IV, V, VII tot en met XI zijn nieuw. De oorspronkelijke artikelen IV en V zijn vernummerd tot VI en XII.

3. Artikel XII (was: V) luidde oorspronkelijk:

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt ge- plaatst en werkt als volgt gedeeltelijk terug:

wat artikel I, onderdelen A, D, E en F, en artikel IV betreft: tot en met 1 april 1995;

wat artikel I, onderdeel B, betreft: tot en met 1 oktober 1995;

wat artikel I, onderdeel C, betreft: tot en met 1 oktober 1996.

II. Memorie van toelichting

1. De tekst van de memorie van toelichting is aangepast aan de invoeging van de nieuwe artikel(onderdel)en en aan de verlettering en vernummering van de oorspronkelijke onderdelen en artikelen.

2. Het algemeen gedeelte luidde oorspronkelijk:

1.1 Inleiding

Het voorliggende wetsvoorstel strekt in de eerste plaats tot forma- lisering van die onderdelen van de Overeenkomst arbeidsvoorwaarden sector Rechterlijke Macht (contractperiode 1 april 1995 t/m 31 maart 1997) (hierna: het Akkoord) die for- mele wetgeving vereisen. De artike- len I en IV van het wetsvoorstel hebben hierop betrekking. Het Akkoord is in het Sectoroverleg Rech- terlijke Macht, bedoeld in artikel 101 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra), op 21 november 1995 gesloten tussen de Minister van Justitie en de Nederlandse Vereni- ging voor Rechtspraak. Het Akkoord is als bijlage aan deze memorie van toelichting gehecht. Voor de onder- delen die regelgeving op het niveau van een algemene maatregel van be- stuur vergen zal een Koninklijk Besluit worden ontworpen. Aan onderdeel 2.2. van het Akkoord, betreffende de verhoging van de norm voor het aantal coördinerend vice-presidenten bij kleine rechtbanken, is reeds uitvoering gegeven bij Circulaire van de Minister van Justitie van 12 januari 1996, nr. 533228/896.

In de tweede plaats bevat het wetsvoorstel enkele wijzigingen die, wat omvang en belang betreft, te klein zijn om in een afzonderlijk wetsvoorstel neer te leggen. De artikelen II en III van het wetsvoorstel hebben hierop betrekking.

De afzonderlijke wijzigingsvoorstellen worden toegelicht in het artikelgewijze gedeelte.

1.2 Financiële gevolgen

De dekking van de aan het onderhavige wetsvoorstel verbonden kosten, wordt enerzijds gevonden in de voor de arbeidsvoorwaarden centraal beschikbare middelen en anderzijds door een herschikking binnen de voor de rechterlijke organisatie beschikbare budgetten.

1.3 Verhouding tot andere wetgeving

Bij het opstellen van dit wetsvoorstel en deze toelichting is ervan uitgegaan dat het Wetsvoorstel tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten (aanvulling van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren met onder meer de onderwerpen omvang van de taak, arbeidstijd, vakantie en verlof) (Kamerstukken I, 1994/95, 24 220, nr. 126) tot wet is verheven en in werking is getreden. Wetsvoorstel 24 220 leidt tot vernummering van diverse artikelen van ondermeer de Wrra. Waar nodig zijn hierna in de toelichting de huidige artikelnummers in voetnoten weergegeven.

3. Alle noten zijn vervallen.


XNoot
1

Na inwerkingtreding 24 220 (zie hierna): artikel 48.

Naar boven