A
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN
TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOORZOVER NADIEN GEWIJZIGD
I. Voorstel van wet
1. Aan de considerans onbraken de woorden «en de Aanvullende overeenkomst».
2. Artikel I, onderdelen D, H tot en met S, zijn nieuw. De oorspronkelijke
onderdelen D, E, en F zijn verletterd tot E, F en G. De artikelen IV, V, VII
tot en met XI zijn nieuw. De oorspronkelijke artikelen IV en V zijn vernummerd
tot VI en XII.
3. Artikel XII (was: V) luidde oorspronkelijk:
Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand na
de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt ge- plaatst en werkt
als volgt gedeeltelijk terug:
wat artikel I, onderdelen A, D, E en F, en artikel IV betreft: tot en
met 1 april 1995;
wat artikel I, onderdeel B, betreft: tot en met 1 oktober 1995;
wat artikel I, onderdeel C, betreft: tot en met 1 oktober 1996.
II. Memorie van toelichting
1. De tekst van de memorie van toelichting is aangepast aan de invoeging
van de nieuwe artikel(onderdel)en en aan de verlettering en vernummering van
de oorspronkelijke onderdelen en artikelen.
2. Het algemeen gedeelte luidde oorspronkelijk:
1.1 Inleiding
Het voorliggende wetsvoorstel strekt in de eerste plaats tot forma- lisering
van die onderdelen van de Overeenkomst arbeidsvoorwaarden sector Rechterlijke
Macht (contractperiode 1 april 1995 t/m 31 maart 1997) (hierna: het Akkoord)
die for- mele wetgeving vereisen. De artike- len I en IV van het wetsvoorstel
hebben hierop betrekking. Het Akkoord is in het Sectoroverleg Rech- terlijke
Macht, bedoeld in artikel 101 van de Wet rechtspositie
rechterlijke ambtenaren (Wrra), op 21 november 1995 gesloten tussen de Minister
van Justitie en de Nederlandse Vereni- ging voor Rechtspraak. Het Akkoord
is als bijlage aan deze memorie van toelichting gehecht. Voor de onder- delen
die regelgeving op het niveau van een algemene maatregel van be- stuur vergen
zal een Koninklijk Besluit worden ontworpen. Aan onderdeel 2.2. van het Akkoord,
betreffende de verhoging van de norm voor het aantal coördinerend vice-presidenten
bij kleine rechtbanken, is reeds uitvoering gegeven bij Circulaire van de
Minister van Justitie van 12 januari 1996, nr. 533228/896.
In de tweede plaats bevat het wetsvoorstel enkele wijzigingen die, wat
omvang en belang betreft, te klein zijn om in een afzonderlijk wetsvoorstel
neer te leggen. De artikelen II en III van het wetsvoorstel hebben hierop
betrekking.
De afzonderlijke wijzigingsvoorstellen worden toegelicht in het artikelgewijze
gedeelte.
1.2 Financiële gevolgen
De dekking van de aan het onderhavige wetsvoorstel verbonden kosten, wordt
enerzijds gevonden in de voor de arbeidsvoorwaarden centraal beschikbare middelen
en anderzijds door een herschikking binnen de voor de rechterlijke organisatie
beschikbare budgetten.
1.3 Verhouding tot andere wetgeving
Bij het opstellen van dit wetsvoorstel en deze toelichting is ervan uitgegaan
dat het Wetsvoorstel tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren
en enige andere wetten (aanvulling van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren
met onder meer de onderwerpen omvang van de taak, arbeidstijd, vakantie en
verlof) (Kamerstukken I, 1994/95, 24 220, nr. 126) tot wet is verheven
en in werking is getreden. Wetsvoorstel 24 220 leidt tot vernummering
van diverse artikelen van ondermeer de Wrra. Waar nodig zijn hierna in de
toelichting de huidige artikelnummers in voetnoten weergegeven.
3. Alle noten zijn vervallen.