25 404
Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten (arbeidsvoorwaarden Rechterlijke Macht 1995/97)

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 17 september 1997

De vaste commissie voor Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

Het wetsvoorstel strekt er in hoofdzaak toe, wijzigingen aan te brengen in de rechtspositie van de rechterlijke macht. Nadat de Raad van State (instemmend) over het wetsvoorstel had geadviseerd, heeft de regering het wetsontwerp uitgebreid. Hierbij heeft de regering – naar zij stelt: om redenen van wetgevingseconomie – van de gelegenheid gebruik gemaakt om enige later opgekomen wetswijzigingen mee te nemen (zie nader rapport, onder 2).

Bij sommige van die wijzigingen kunnen kanttekeningen worden geplaatst, zo stellen de leden van de fracties van PvdA, CDA en GPV. De voorgestelde artikelen VII en VIII betreffen een overgangsregeling inzake onder meer de bevoegdheid van advocaten en procureurs in een deel van Brabant dat bij een gemeentelijke herindeling was betrokken. Bij de wet tot gemeentelijke herindeling is destijds verzuimd een overgangsregeling te treffen (memorie van toelichting, p. 8).

De voorgestelde artikelen VII en VIII hangen op geen enkele wijze inhoudelijk samen met het eigenlijke onderwerp van het wetsvoorstel: de rechtspositie van de rechterlijke macht. Dit is in strijd met afspraken die hierover begin 1997 zijn gemaakt tussen de Kamer en de Minister-President. Afgesproken is dat, ten behoeve van inzichtelijke wetgeving en een efficiënte wetgevingsprocedure, in één wetsvoorstel in beginsel slechts onderwerpen worden opgenomen waartussen inhoudelijke samenhang bestaat; dit ligt alleen anders bij reparatiewetten of leemtewetten. Dit laatste doet zich hier niet voor. Het is dus zeer de vraag of bedoelde bepalingen in dit wetsvoorstel thuishoren. Hieraan kan niet afdoen dat het om kleine wijzigingen van merendeels technische aard zou gaan (zie nader rapport), dat de wijzigingen wat omvang en belang betreft te klein zouden zijn om in een afzonderlijk wetsvoorstel neer te leggen (memorie van toelichting, p. 2) of dat ze spoedshalve in het onderhavige wetsvoorstel zijn opgenomen (memorie van toelichting, p. 9).

De leden van de fracties van PvdA, CDA en GPV vragen of de regering hierop kan ingaan. Had het niet meer voor de hand gelegen om de betreffende bepalingen in de (nog bij de Kamer in te dienen) algemene reparatiewet 1997 op te nemen?

De leden van de VVD-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Het wetsvoorstel geeft deze leden aanleiding tot het stellen van de volgende vragen. Het wetsvoorstel bevat onder meer een uitgebreide bijlage met salariscategorieën en salarisschalen voor rechterlijke ambtenaren per 1 oktober 1995 t/m 1997. De leden van de VVD-fractie wensen van de regering te vernemen hoe – in grote lijnen – het salarisniveau van de Nederlandse rechterlijke ambtenaren zich verhoudt tot de ons omringende landen, te weten Duitsland, Engeland, België en Frankrijk. Wordt in Nederland meer of minder verdiend door rechterlijke ambtenaren?

Voorts hebben deze leden kennisgenomen van artikel 20 van het wetsvoorstel waarin de arbeidsduur wordt vastgesteld op ten hoogste 36 uur per week. Zij vragen hoe dat gegeven moet worden geïnterpreteerd. Wordt van de rechterlijke ambtenaren daadwerkelijk verwacht dat zij 36 uur per week werken? Zijn gegevens beschikbaar over de urenbelasting van rechterlijke ambtenaren per rechterlijke instantie? Worden rechterlijke ambtenaren in staat gesteld overuren in rekening te brengen? Hoeveel bedraagt het gemiddeld aantal overuren per rechterlijke ambtenaar? Is informatie bekend over de gemiddelde wekelijkse tijdsbesteding van rechterlijke ambtenaren in opleiding? Hoe wordt voorzien in vervanging c.q. ondersteuning bij zwangerschaps- of ouderschapsverlof?

Tot slot merken de leden van de VVD-fractie met betrekking tot de voorgestelde artikelen VII en VIII op dat op geen enkele wijze een inhoudelijke samenhang bestaat met het eigenlijke onderwerp van het wetsvoorstel: de rechtspositie van de rechterlijke macht. Dit is in strijd met afspraken die hierover begin 1997 zijn gemaakt tussen de Kamer en de Minister-President. Afgesproken is dat, ten behoeve van inzichtelijke wetgeving en een efficiënte wetgevingsprocedure, in één wetsvoorstel in beginsel slechts onderwerpen worden opgenomen waartussen inhoudelijke samenhang bestaat; dit ligt alleen anders bij reparatiewetten of leemtewetten. Waarom is in dit geval van dat uitgangspunt afgeweken? Kan de regering daarop ingaan? Had het niet meer voor de hand gelegen om de betreffende bepalingen in de (nog bij de Kamer in te dienen) algemene reparatiewet 1997 op te nemen, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij wensen over het wetsvoorstel slechts een aantal vragen te stellen.

In de eerste plaats merken deze leden op dat in de Aanvullende overeenkomst Arbeidsvoorwaarden sector Rechterlijke Macht afspraken zijn gemaakt over de invoering van een 36-urige werkweek. Kan de regering uiteenzetten wat de gevolgen zijn van de invoering van de 36-urige werkweek voor het efficiënt afhandelen van zaken, zo vragen deze leden.

In de tweede plaats vragen deze leden de regering of de voorgestelde artikelen VII en VIII in dit wetsvoorstel thuishoren, nu deze op geen enkele wijze inhoudelijk samenhangen met het eigenlijke onderwerp van het wetsvoorstel. Had het niet meer voor de hand gelegen om de betreffende bepalingen in de algemene reparatiewet 1997 op te nemen, zo vragen de leden van de D66-fractie.

De voorzitter van de commissie,

V. A. M. van der Burg

De griffier van de commissie,

Pe


XNoot
1

Samenstelling: Leden: V. A. M. van der Burg (CDA), voorzitter, Schutte (GPV), Korthals (VVD), Janmaat (CD), Koekkoek (CDA), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Van de Camp (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), ondervoorzitter, M. M. van der Burg (PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Aiking-van Wageningen (Groep Nijpels), Rabbae (GroenLinks), Koekkoek (CDA), J. M. de Vries (VVD), Van Oven (PvdA), Van der Stoel (VVD), Dittrich (D66), Verhagen (CDA), Dijksman (PvdA), De Graaf (D66), Rouvoet (RPF), B. M. de Vries (VVD), O. P. G. Vos (VVD), Van Vliet (D66).

Plv. leden: Smits (CDA), Van den Berg (SGP), Van Blerck-Woerdman (VVD), Marijnissen (SP), Biesheuvel (CDA), Bremmer (CDA), Doelman-Pel (CDA), Van Traa (PvdA), Van Heemst (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Rehwinkel (PvdA), Vliegenthart (PvdA), Meijer (Groep Nijpels), Sipkes (GroenLinks), Biesheuvel (CDA), Rijpstra (VVD), Middel (PvdA), Passtoors (VVD), Van Boxtel (D66), Van der Heijden (CDA), Apostolou (PvdA), Roethof (D66), Leerkes (U55+), Van den Doel (VVD), Weisglas (VVD), De Koning (D66).

Naar boven