25 403
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de regeling van enige bijzondere bevoegdheden en wijziging van enige andere bepalingen (bijzondere opsporingsbevoegdheden)

A
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOOR ZOVER NADIEN GEWIJZIGD

I. VOORSTEL VAN WET

In het opschrift van het wetsvoorstel ontbraken de woorden «en wijziging van de regeling van het horen van getuigen». De considerans luidde: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het Wetboek van Strafvordering aan te vullen met enige bijzondere bevoegdheden tot opsporing.

ARTIKEL I Onderdeel B

In het tweede lid van artikel 126g, en het eerste lid van de artikelen 126h, 126l en 126m ontbraken de woorden «met andere door de verdachte begane misdrijven».

In het tweede lid van de artikelen 126g, 126l, 126o en 126s ontbraken de woorden «in het belang van het onderzoek».

Het negende lid van artikel 126g ontbrak.

In het vierde lid van de artikelen 126j en 126p ontbrak onderdeel b.

In het eerste lid van de artikelen 126k en 126r stonden de woorden «die plaats» vóór de dubbele punt.

In het zevende lid van de artikelen 126l en 126s, ontbraken de woorden «vierde en».

In het tweede lid van de artikelen 126n en 126t ontbrak onderdeel b.

In artikel 126o, eerste lid, en in artikel 132a ontbraken de woorden «die in dat georganiseerd verband worden beraamd of gepleegd».

In artikel 126o ontbrak het zesde lid.

In artikel 126v, tweede lid, ontbrak onderdeel e.

In artikel 126aa, tweede lid, zijn de woorden «gedaan door of aan een persoon die zich, in de plaats gekomen van de woorden, ten aanzien van welke een persoon zich». In het vierde lid van dit artikel is het woord «Indien» in de plaats gekomen van de woorden «Voor zover op grond van het eerste lid».

In artikel 126ff ontbraken de woorden «die binnen die verzamelingen van personen worden beraamd of gepleegd».

ARTIKEL I Onderdeel J

Het gestelde onder b en c is in de plaats gekomen van de woorden «b. Het derde lid vervalt; het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid».

ARTIKEL I Onderdeel K

Aan het vijfde lid van artikel 552oa ontbraken de laatste twee zinnen.

ARTIKEL II

Dit artikel luidde:

De Wet politieregisters wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 1, onderdeel j, en artikel 13, eerste lid, wordt na «geval» telkens ingevoegd: of voor zover het betreft een verkennend onderzoek als bedoeld in artikel 126ff van het Wetboek van Strafvordering.

ARTIKEL III

De woorden «van deze wet» zijn in de plaats gekomen van de woorden «van dit wetsvoorstel».

ARTIKEL IV

De woorden «van kracht» zijn in de plaats gekomen van de woorden «van toepassing».

II. MEMORIE VAN TOELICHTING

Algemeen deel

Paragraaf 2.5.

De drie alinea's die beginnen met de woorden «Voor de beantwoording van de vraag of de «interference» een «legitimate aim» heeft», luidden:

Voor de beantwoording van de vraag of de «interference» een «legitimate aim» heeft, is vooral van belang de vraag of de opsporingsbevoegdheid noodzakelijk is voor «the prevention of disorder and crime». De woorden «necessary in a democratic society» impliceren dat voor de inmenging een dringende sociale noodzaak bestaat en in het bijzonder dat de inmenging proportioneel is voor het beoogde doel. De voorgestelde bevoegdheden worden in de praktijk gehanteerd en zijn door de rechtspraak aanvaard. De vraag of aan deze criteria is voldaan, is door de rechtspraak bevestigend beantwoord. De PEC heeft blijkens haar voorstellen tot normering van deze bevoegdheden deze vragen eveneens bevestigend beantwoord. Ik sluit me hierbij aan. Per bevoegdheid wordt uitdrukkelijk bepaald in welke geval en onder welke voorwaarden zij mogen worden gehanteerd. Voor ingrijpende bevoegdheden, zoals infiltratie, tappen en opnemen van vertrouwelijke communicatie (waaronder is begrepen direct afluisteren), wordt bovendien als eis gesteld dat deze bevoegdheden slechts mogen worden gehanteerd indien het onderzoek dit dringend vordert.

Paragraaf 2.8.4

Aan het slot ontbrak de alinea die begint met «Toepassing van».

Paragraaf 3.1.1.

Voorafgaande aan de alinea die begint met «Bij enkele in titel V geregelde bevoegdheden», is de volgende passage vervallen:

In geval van een verdenking van een misdrijf is het doel van het opsporingsonderzoek de waarheidsvinding omtrent het misdrijf. In geval er sprake is van het nieuwe criterium is het doel van het onderzoek de waarheidsvinding omtrent het in georganiseerd verband beramen of plegen van misdrijven.

Paragraaf 3.1.2.

In de alinea die begint met «Het vereiste dat» ontbraken de tweede en de laatste zin.

In de alinea die begint met «Het meest wezenlijke verschil» ontbraken de laatste drie zinnen.

Paragraaf 3.2

De passage die begint met «Een bijzonderheid in» en eindigt met «kunnen worden voortgezet» ontbrak.

Paragraaf 3.3.

In de alinea die begint met «In het bovenstaande» stond de zin die begint met «Indien het openbaar ministerie de infiltrant zou willen vervolgen» aan het slot.

Aan het slot van paragraaf 3.3. ontbrak de passage die begint met «Denkbaar is.»

Paragraaf 3.8

In de alinea die begint met «Naast de bevoegdheid tot opneming van de plaats» luidden de laatste twee zinnen:

Kasten mogen niet worden geopend, omdat dit niet is begrepen onder het «zoekend rondkijken». Onderzocht mag slechts worden wat voor de hand wordt aangetroffen.

Aan het slot van paragraaf 3.8. ontbrak de passage beginnend met «De interpretatie van het Nederlandse begrip».

Paragraaf 4.1.

In de alinea die begint met «Het hierbedoelde gericht sturen van een informant» ontbraken de laatste zes zinnen.

Paragraaf 4.2.

In de eerste alinea ontbrak de laatste zin.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel B

Artikel 126g en artikel 126l

In de toelichting op het tweede lid ontbrak de zin «De officier van justitie moet afwegen of het betreden nodig is in het belang van het onderzoek».

Artikel 126g

De toelichting op negende lid ontbrak.

Artikel 126n

Aan het slot van de tweede zin ontbrak de volgende zinsnede: , zoals dit luidt na inwerkingtreding van de Wet van 21 februari 1997, houdende wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen en het Wetboek van Strafvordering in verband met de volledige wederzijdse erkenning van goedkeuringen van randapparatuur en van apparatuur voor satellietgrondstations (Stb. 1997, 124) .

Artikel 126bb

De vierde alinea luidde:

Bij een aantal bevoegdheden, zoals bijvoorbeeld bij infiltratie, zal de betrokkene niet altijd te individualiseren zijn.

Infiltratie vindt plaats in een groep van personen of in een criminele organisatie. Doorgaans zal vooraf noch achteraf kunnen worden bepaald wie daartoe allemaal behoren en dus in beginsel als betrokkenen van de infiltratie zouden kunnen worden aangemerkt. Derhalve wordt voorgesteld een uitzondering te maken op deze plicht voor het geval uitreiking van de mededeling redelijkerwijs niet mogelijk is. Die uitzondering is ook van toepassing als het adres van de betrokkene niet bekend of te achterhalen is.»

Artikel 126ff

De passage na de eerste zin ontbrak.

Artikel I, Onderdelen C tot en met L

Artikel 552o

De laatste twee alinea's luidden:

Het schrappen van het derde lid vloeit uit dezelfde oorzaak voort. Dit wijzigingsvoorstel gaat er van uit dat de Reparatiewet 1997 eerder in werking treedt dan het onderhavige wetsvoorstel; is dat niet het geval dan wordt het beoogde doel eveneens bereikt doch dient de Reparatiewet op dit punt te worden aangepast.

Artikel 552oa

In de tweede alinea, na de eerste zin, luidde de tekst:

Het vierde lid bouwt voort op het huidige tweede lid van artikel 552p, en wordt bij de wijziging van dat lid toegelicht. Het vijfde lid stelt buiten twijfel dat de regeling inzake meedelen, bewaren en vernietigen van overeenkomstige toepassing is. De mededeling zal eerst kunnen plaatsvinden indien het belang van het buitenlandse onderzoek dat toelaat.

De officier van justitie is gehouden ervoor te zorgen dat de rechten van de betrokkene niet worden verkort doordat de bevoegdheidstoepassing in het kader van rechtshulp plaatsvindt. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat, desgevraagd, inzage wordt verleend in kopieën van naar het buitenland gezonden processen-verbaal. Voorts kunnen bij de afgifte aan de buitenlandse autoriteiten voorwaarden worden bedongen, die beogen deze rechten te waarborgen.

Er is van afgezien expliciet te bepalen, dat bevoegdheidsuitoefening die op een verdenking van een strafbaar feit gebaseerd is, slechts plaats kan vinden als zulks buiten het kader van rechtshulp mogelijk zou zijn als het feit in Nederland was begaan. Artikel 552o lid 3 bevat thans een voorschrift van die strekking voor de telefoontap. Deze voorwaarde ligt naar ons oordeel reeds besloten in de eisen die in de artikelen 126g en volgende zijn opgenomen.

Artikel II

De toelichting luidde:

In dit artikel wordt voorgesteld de Wet Politieregisters aan te vullen met het register verkennend onderzoek. Dit is toegelicht in paragraaf 5 van het algemeen deel.

Aannemelijk is dat tegen de tijd dat het onderhavige wetsvoorstel kracht van wet krijgt, het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet Politieregisters in werking is getreden.

Naar boven