nr. 9
AMENDEMENT VAN HET LID KALSBEEK-JASPERSE C.S.
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
In artikel I, onderdeel B, wordt, onder vernummering van artikel 126ff
tot artikel 126gg, na artikel 126ee een afdeling ingevoegd, die luidt:
VIJFDE AFDELING: VERBOD OP DOORLATEN
Artikel 126ff
1. De opsporingsambtenaar die handelt ter uitvoering van een bevel als
omschreven in de titels IVA tot en met V, is verplicht van de hem in de wet
verleende inbeslagnemingsbevoegdheden gebruik te maken indien hij de vindplaats
weet van voorwerpen waarvan het aanwezig hebben of voorhanden hebben ingevolge
de wet verboden is. Deze verplichting geldt niet in het geval de officier
van justitie op grond van een zwaarwegend opsporingsbelang anders beveelt.
2. Een bevel als omschreven in de tweede volzin van het eerste lid is
schriftelijk en vermeldt:
a. de voorwerpen waar het betrekking op heeft,
b. het zwaarwegend opsporingsbelang.
II
In artikel I, onderdeel HH, wordt «artikel 126ff» vervangen
door: artikel 126gg.
III
In artikel II wordt «artikel 126ff» vervangen door: artikel
126gg.
IV
In artikel IV, eerste lid, wordt «alsmede artikel 126ff» vervangen
door: alsmede de artikelen 126ff en 126gg.
Toelichting
Onder doorlaten wordt verstaan het onder regie van politie en justitie
bewust op de markt laten komen van illegale goederen. Tijdens het debat van
13 juni 1996 over het rapport van de parlementaire enquêtecommissie
opsporingsmethoden heeft de Tweede Kamer in een motie (24 072, nr. 52)
uitgesproken dat ten aanzien van het doorlaten een algemeen verbod geldt,
waarvoor slechts op grond van een zwaarwegend opsporingsbelang ontheffing
kan worden verleend. Onderhavig amendement zorgt ervoor dat dit uitgangspunt
in het Wetboek van Strafvordering zal worden opgenomen.
Kalsbeek-Jasperse
O. P. G. Vos
Dittrich