25 403
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de regeling van enige bijzondere bevoegdheden tot opsporing en wijziging van enige andere bepalingen (bijzondere opsporingsbevoegdheden)

nr. 16
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID KALSBEEK-JASPERSE C.S. TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 10

Ontvangen 10 november 1998

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

Na artikel I, onderdeel C, wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, dat luidt:

Ca

Na artikel 140 wordt een artikel 140a toegevoegd, dat luidt:

Artikel 140a

Het College van procureurs-generaal stemt vooraf en schriftelijk in met een bevel als bedoeld in artikel 126ff, onderscheidenlijk een overeenkomst als bedoeld in de tweede afdeling van titel VA van het Eerste Boek, een wijziging of een verlenging daarvan.

II

Na artikel II wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IIA

In de Wet op de rechterlijke organisatie wordt aan artikel 131, vijfde lid, toegevoegd: , daaronder zijn in ieder geval begrepen de beslissingen bedoeld in artikel 140a van het Wetboek van Strafvordering.

Toelichting

Onderhavig amendement strekt er toe wettelijk vast te leggen dat het College van procureurs-generaal verplicht is te toetsen of er een zo zwaarwegend opsporingsbelang is dat moet worden overgegaan tot het achterwege laten van inbeslagneming van daarvoor vatbare voorwerpen (het zgn. doorlaten). Tevens bepaalt het amendement dat het College zijn toestemming moet geven voor een infiltratie door een persoon die geen opsporingsambtenaar is. Voor beide onderdelen geldt tevens dat vooraf overleg moet plaatsvinden met de Minister van Justitie.

Kalsbeek-Jasperse

O. P. G. Vos

Dittrich

Naar boven