25 403
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de regeling van enige bijzondere bevoegdheden tot opsporing en wijziging van enige andere bepalingen (bijzondere opsporingsbevoegdheden)

nr. 14
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 28 oktober 1998

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I, onderdeel B, wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid van de artikelen 126h, 126j en 126p wordt onderdeel b vervangen door:

b. een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 141, onderdeel c, of artikel 142, mits deze opsporingsambtenaar voldoet aan bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels terzake van opleiding en samenwerking met opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 141, onderdeel b.

2. In het derde lid van de artikelen 126m en 126t komt onderdeel c telkens als volgt te luiden:

c. het nummer waarmee de individuele gebruiker van telecommunicatie wordt geïdentificeerd, alsmede, voor zover bekend, de naam en het adres van de gebruiker;.

3. Aan het tweede lid van artikel 126aa wordt een zin toegevoegd, die luidt: Bij algemene maatregel van bestuur worden hieromtrent voorschriften gegeven.

4. In artikel 126bb, tweede lid, onderdeel b, wordt «de houder van de aansluiting» vervangen door: de gebruiker van telecommunicatie.

5. In artikel 126ee, onderdeel a, wordt «de opslag en de verstrekking van de technische hulpmiddelen» vervangen door: de opslag, verstrekking en plaatsing van de technische hulpmiddelen.

B

Artikel I, onderdeel J, wordt als volgt gewijzigd:

In onderdeel a wordt «de telecommunicatie-infrastructuur of via een telecommunicatie-inrichting die wordt aangewend voor dienstverlening aan het publiek» vervangen door: een openbaar telecommunicatienetwerk, dan wel met gebruikmaking van openbare telecommunicatiediensten.

Toelichting

Algemeen

In deze nota van wijziging wordt het wetsvoorstel op enkele onderdelen aangevuld.

Ten eerste betreft het een aanvulling van de regeling van de infiltratie en het under cover stelselmatig verzamelen van informatie, in die zin dat de officier van justitie een bevel daartoe ook aan een opsporingsambtenaar van de Koninklijke marechaussee kan geven. Gebleken is dat het nodig kan zijn dat aan een opsporingsambtenaar van de Koninklijke marechaussee in de uitoefening van zijn wettelijke taken, waaronder de politietaak op burgerluchtvaartterreinen een dergelijk bevel kan worden gegeven.

Ten tweede wordt de regeling van het onderzoek aan telecommunicatie aangescherpt in die zin dat een meer nauwkeurige omschrijving wordt gegeven van de gegevens die in het bevel tot het opnemen van telecommunicatie moeten worden vermeld. Zie hierna de toelichting op de punten 2 en 4.

Ten derde bevat de nota van wijziging een aanvulling van de regeling betreffende het vernietigen van materiaal dat is verkregen door de toepassing van bijzondere opsporingsbevoegdheden, voor het geval dit mededelingen behelst door of aan een persoon die zich met betrekking daartoe als getuige zou kunnen verschonen. Zie hierna punt 3.

De vierde en laatste aanvulling betreft een aanvulling van de onderwerpen die nadere regeling zullen krijgen in de algemene maatregel van bestuur betreffende de technische hulpmiddelen die bij observatie en het opnemen van vertrouwelijke communicatie kunnen worden gebruikt. Zie hierna punt 5.

Onderdeel A, punt 1

Dit betreft de hiervoor genoemde aanvulling van de regeling van de infiltratie en het under cover stelselmatig verzamelen van informatie, ten behoeve van de Koninklijke marechaussee.

Bij algemene maatregel van bestuur zullen regels gesteld worden terzake van opleiding en samenwerking tussen ambtenaren van de Koninklijke marechaussee en ambtenaren van de politiekorpsen. Voor ambtenaren van de Koninklijke marechaussee zullen gelijke opleidingseisen gelden als voor ambtenaren van de politiekorpsen. Terzake van de samenwerking valt in het bijzonder te denken aan samenwerking met de politiële infiltratieteams en met het KLPD.

Onderdeel A, punten 2 en 4

Artikel 126m, derde lid, onderdeel c, strekt ertoe dat in het bevel tot het opnemen van telecommunicatie een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding wordt gegeven van de af te tappen persoon. Voorgesteld wordt in onderdeel c op te nemen: het nummer waarmee de individuele gebruiker van telecommunicatie wordt geïdentificeerd. Nummers waarmee de individuele gebruiker van telecommunicatie wordt geïdentificeerd, zijn, voor zover het gaat om vaste telefonie, het aansluitnummer en, in geval van mobiele telefonie, het IMEI-nummer (International Mobile Equipment Identity), het IMSI-nummer (International Mobile Subscriber Identity) en het MSISDN-nummer (Mobile Station Integrated Services Digital Network Number). Onderdeel c strekt ertoe het bevel tot het opnemen van telecommunicatie te beperken tot een of meer bepaalde personen die gebruik maken van een aan hen ter beschikking staand apparaat. Het kan ook gaan om personen die gebruik maken van een aan het publiek ter beschikking gesteld apparaat in een telefooncel. Een dergelijk apparaat heeft een aansluitnummer.

Onderdeel A, punten 2 en 4, strekken ertoe het wetsvoorstel op alle daarvoor in aanmerking komende plaatsen hierop aan te passen

Onderdeel A, punt 3

De memorie van toelichting op het wetsvoorstel vermeldt dat de bijzondere opsporingsbevoegdheden slechts na een zorgvuldige procedure ten aanzien van geheimhouders zullen worden gehanteerd (blz. 61 en 83). Ook vermeldt de memorie van toelichting dat in gevallen waarin een geheimhouder verdachte is, het oordeel van de deken wordt ingewonnen over de vraag welke gesprekken of gedeelten daarvan mededelingen behelzen die onder de geheimhoudingsplicht van de advocaat vallen. Voorgesteld wordt deze procedure neer te leggen in een algemene maatregel van bestuur. Daartoe strekt de nu voorgestelde aanvulling van artikel 126aa, tweede lid. Artikel 126aa, tweede lid, bepaalt dat processen-verbaal of andere voorwerpen, voor zover zij mededelingen bevatten gedaan door of aan een persoon die zich op grond van artikel 218 zou kunnen verschonen indien hem als getuige naar de inhoud van die mededelingen zou worden gevraagd, worden vernietigd. In de nu voorgestelde algemene maatregel van bestuur kan tevens worden bepaald welke functionaris met het selecteren en vernietigen van dergelijke mededelingen wordt belast. Dit draagt eraan bij dat de wettelijke regeling van de bijzondere opsporingsbevoegdheden voldoet aan de eis van forseeability, zoals deze recent is uitgewerkt in de uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Kopp vs. Switzerland, van 25 maart 1998.

Het wetsvoorstel voorziet er in artikel 126cc, vierde lid, reeds in dat er bij algemene maatregel van bestuur voorschriften worden gegeven voor de algemene regeling inzake het bewaren en vernietigen van materiaal, verkregen door tappen, opnemen van vertrouwelijke communicatie en observatie met technische hulpmiddelen. De aanvulling van artikel 126aa strekt er toe ook voor de specifieke regeling inzake het vernietigen van mededelingen door of aan een verschoningsgerechtigde gedaan, bij algemene maatregel van bestuur nadere voorschriften te stellen.

Onderdeel A, punt 5

Artikel 126ee, onderdeel a, wordt aangevuld. Voorgesteld wordt bij algemene maatregel van bestuur niet alleen regels te stellen over de opslag en verstrekking van technische hulpmiddelen, maar ook voor de plaatsing van dergelijke hulpmiddelen. Voor de plaatsing in bijvoorbeeld besloten ruimten kunnen namelijk bijzondere voorzieningen nodig zijn, in verband met het risico van ontdekking. In het bijzonder nu de regeling van het opnemen van vertrouwelijke communicatie bij eerste nota van wijziging is uitgebreid in die zin dat het mogelijk is vertrouwelijke communicatie in woningen op te nemen, is het gewenst voor de plaatsing van technische hulpmiddelen bij algemene maatregel van bestuur nadere voorschriften te kunnen stellen. Het kan hierbij in ieder geval gaan om de aanwijzing van ambtenaren en de kwaliteit en het beheer van de materialen die nodig zijn om op deskundige wijze een besloten pand binnen te gaan. Zoals is vermeld op blz. 79 van de memorie van toelichting zullen op basis van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 45 en 47 Politiewet 1993 specifieke eisen worden gesteld aan de opsporingsambtenaren die kunnen worden belast met de tenuitvoerlegging van een bevel tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie. Daarin zullen ook eisen worden opgenomen die worden gesteld aan de opsporingsambtenaar die belast kan worden met het plaatsen van technische hulpmiddelen op besloten plaatsen, in het bijzonder in woningen.

Onderdeel B

Dit onderdeel van de nota van wijziging brengt een technische correctie aan in artikel I, onderdeel J, onderdeel a. In artikel 19.12 van het wetsvoorstel Telecommunicatiewet, dat thans aanhangig is bij de Eerste Kamer (Kamerstukken I 1997/98, 25 533, nr. 309), wordt artikel 552o Wetboek van Strafvordering aangepast aan de nieuwe terminologie van de Telecommunicatiewet. Dit dient door te werken in de aanpassing van artikel 552o in artikel I, onderdeel J, onderdeel a, van het onderhavige wetsvoorstel. Nu in deze doorwerking niet is voorzien in artikel 19.19 van het wetsvoorstel Telecommunicatiewet, welk artikel de beide wetsvoorstellen op elkaar afstemt, is het aangewezen dit in het onderhavige wetsvoorstel te corrigeren.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven