nr. 11
AMENDEMENT VAN HET LID O. P. G. VOS
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I wordt – onder aanduiding van onderdeel A als onderdeel
Aa – een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
A
Onder aanduiding van de bestaande tekst van artikel 33 als eerste lid
worden aan dit artikel de volgende leden toegevoegd:
2. In afwijking van het eerste lid kan de verdachte de kennisneming van
processtukken worden onthouden indien de rechter-commissaris zulks hetzij
ambtshalve, hetzij op de vordering van de officier van justitie, heeft bepaald.
De rechter-commissaris kan uitsluitend aldus bepalen indien er een gegrond
vermoeden bestaat dat door de kennisneming van het processtuk:
a. een informant, infiltrant of getuige overlast zal ondervinden of in
de uitoefening van zijn ambt of beroep zal worden belemmerd, of
b. een zwaarwegend opsporingsbelang zal worden geschaad.
3. Onder informant wordt verstaan: een persoon niet zijnde een opsporingsambtenaar
die op verzoek van een opsporingsambtenaar informatie inwint.
4. De beschikking van de rechter-commissaris is schriftelijk en met redenen
omkleed. Zij wordt bij de processtukken gevoegd.
Toelichting
Mocht de officier van justitie van oordeel zijn dat bepaalde relevante
informatie niet aan de processtukken kan worden toegevoegd, dan dient hij
de rechter-commissaris daarvan in kennis te stellen. De rechter-commissaris
krijgt het recht te bepalen dat bepaalde processtukken alsnog aan het procesdossier
moeten worden toegevoegd. De officier kan in reactie daarop voor de zitting
besluiten de zaak niet te laten voorkomen. Met verwijzing naar artikel 315
Sv behoudt de zittingsrechter te allen tijde het laatste woord.
O. P. G. Vos