25 392
Wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, het Wetboek van Strafvordering, de Politiewet 1993 en andere wetten (reorganisatie openbaar ministerie en instelling landelijk parket)

nr. 8
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 4 december 1997

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I wordt gewijzigd als volgt:

a. In onderdeel G vervalt: , eerste lid,.

b. Na onderdeel G worden twee nieuwe onderdelen toegevoegd die luiden als volgt:

Ga

In artikel 11a, eerste lid, wordt «De voor het leven benoemde leden van de rechterlijke macht» vervangen door: De met rechtspraak belaste leden van de rechterlijke macht.

Gb

In artikel 11c, eerste lid, wordt «een voor het leven benoemd lid van de rechterlijke macht» vervangen door: een met rechtspraak belast lid van de rechterlijke macht.

c. In onderdeel T komt in het tweede onderdeel de zinsnede «en het hoofd van het ressortsparket» te vervallen.

d. Onderdeel GG wordt gewijzigd als volgt:

1. De derde volzin van artikel 119, eerste lid, komt te luiden: Artikel 116, tweede lid, is op de plaatsvervangend advocaat-generaal van overeenkomstige toepassing.

2. In artikel 126, tweede lid, wordt «uit naam» vervangen door: in naam.

3. Artikel 128, vierde lid, komt te luiden:

4. Slechts indien de aanwijzing in verband met de vereiste spoed niet schriftelijk kan worden gegeven, kan zij mondeling worden gegeven. In dat geval wordt zij zo spoedig mogelijk doch in elk geval binnen een week daarna op schrift gesteld. Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing op het mededelen van een voorgenomen aanwijzing door Onze Minister en voor het geven van de zienswijze door het College.

4. Aan artikel 128 wordt een zesde lid toegevoegd dat luidt:

6. Indien het betreft een aanwijzing tot het niet of niet verder opsporen of vervolgen, stelt Onze Minister de Tweede Kamer der Staten-Generaal in kennis van de aanwijzing, de voorgenomen aanwijzing en de zienswijze van het College, voor zover het belang van de staat zich daartegen niet verzet en de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

5. In artikel 133, eerste lid, wordt na de zinsnede «waarop de bevoegdheid steunt» ingevoegd: of de aard van de bevoegdheid.

B

Artikel II wordt gewijzigd als volgt:

a. Na onderdeel G wordt een nieuw onderdeel toegevoegd dat luidt als volgt:

Ga

Indien het bij koninklijke boodschap van 18 juni 1997 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten (kamerstukken II, 25 404, 1996/97) tot wet wordt verheven en in werking treedt, vervalt het eerste onderdeel van onderdeel G.

b. Na onderdeel H wordt een nieuw onderdeel toegevoegd dat luidt als volgt:

Ha

Indien het bij koninklijke boodschap van 18 juni 1997 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten (kamerstukken II, 25 404, 1996/97) tot wet wordt verheven en in werking treedt, komt artikel 22, derde lid, te luiden:

3. Het hoofd van het parket verdeelt de werkzaamheden van de rechterlijke ambtenaren bij het parket.

C

Artikel XXV komt te luiden:

ARTIKEL XXV

Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt gewijzigd als volgt:

A

In de artikelen 56, vierde lid, 59, eerste lid, 415, tweede lid en 429, eerste lid wordt «het openbaar ministerie» telkens vervangen door: de procureur-generaal bij de Hoge Raad.

B

In artikel 999, tweede lid, wordt «procureur-generaal» vervangen door: advocaat-generaal.

D

Na artikel XXVII wordt een nieuw artikel ingevoegd dat luidt:

ARTIKEL XXVIIA

De Wet op de samenstelling op de burgerlijke gerechten wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 2, tweede lid, vervalt onder vernummering van het derde tot tweede lid.

B

Artikel 3, tweede lid, vervalt onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid.

C

In artikel 4 vervallen het tweede en vijfde lid onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid.

TOELICHTING

Algemeen

De onderhavige nota van wijziging wordt tegelijkertijd ingediend met de nota naar aanleiding van het verslag. Het betreft grotendeels wijzigingen van wetstechnische of redactionele aard. In de meeste gevallen zijn de voorgestelde wijzigingen reeds toegelicht in de nota naar aanleiding van het verslag. Hieronder zal steeds waar nodig naar het betreffende onderdeel van de nota naar aanleiding van het verslag worden verwezen.

Onderdeel A

a en b. Deze wetstechnische wijzigingen zijn toegelicht in het artikelsgewijze deel van de nota naar aanleiding van het verslag. Verwezen zij naar hetgeen is opgemerkt bij artikel 11 Wet RO.

c. Deze wijziging is toegelicht in het artikelsgewijze deel van de nota naar aanleiding van het verslag. Verwezen zij naar hetgeen is opgemerkt bij artikel 52 Wet RO.

d1. Het betreft hier een wetstechnische wijziging. Zie de hetgeen is opgemerkt bij artikel 119 Wet RO in de nota naar aanleiding van het verslag.

d2. Deze wetstechnische wijziging is aangebracht teneinde de terminologie in overeenstemming te brengen met de Awb. Voorts wordt aangesloten bij de formulering van het elders in het wetsvoorstel opgenomen artikel 133 Wet RO.

d3. Het gaat hier om verduidelijkingen van het betreffende lid naar aanleiding van suggesties van de leden van de PvdA-fractie. Zie verder de toelichting bij artikel 128 in de nota naar aanleiding van het verslag.

d4. Het betreft de toevoeging van een nieuw lid aan artikel 128. De wijziging is uitvoerig toegelicht in par. 3.2 van de nota naar aanleiding van het verslag.

d5. Evenals de wijziging onder d2 gaat het hier om een terminologische afstemming tussen de voorgestelde artikelen 126 en 133 Wet RO. Zie voorts de uiteenzetting in de nota naar aanleiding van het verslag voor zover betrekking hebbend op artikel 133.

Onderdeel B

Deze twee bepalingen zijn nodig in verband met wijzigingen die wetsvoorstel 25 404 in de betreffende artikelen aanbrengt. Zij krijgen betekenis op het moment dat laatstgenoemd wetsvoorstel kracht van wet krijgt en in werking treedt.

Onderdelen C en D

Het betreft hier aanvullingen op de bepalingen in bijzondere wetten die als gevolg van de reorganisatie OM noodzakelijk zijn.

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven