nr. 8
NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 4 december 1997
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel I wordt gewijzigd als volgt:
a. In onderdeel G vervalt: , eerste lid,.
b. Na onderdeel G worden twee nieuwe onderdelen toegevoegd die luiden
als volgt:
Ga
In artikel 11a, eerste lid, wordt «De voor het leven benoemde leden
van de rechterlijke macht» vervangen door: De met rechtspraak belaste
leden van de rechterlijke macht.
Gb
In artikel 11c, eerste lid, wordt «een voor het leven benoemd lid
van de rechterlijke macht» vervangen door: een met rechtspraak belast
lid van de rechterlijke macht.
c. In onderdeel T komt in het tweede onderdeel de zinsnede «en het
hoofd van het ressortsparket» te vervallen.
d. Onderdeel GG wordt gewijzigd als volgt:
1. De derde volzin van artikel 119, eerste lid, komt te luiden: Artikel
116, tweede lid, is op de plaatsvervangend advocaat-generaal van overeenkomstige
toepassing.
2. In artikel 126, tweede lid, wordt «uit naam» vervangen
door: in naam.
3. Artikel 128, vierde lid, komt te luiden:
4. Slechts indien de aanwijzing in verband met de vereiste spoed niet
schriftelijk kan worden gegeven, kan zij mondeling worden gegeven. In dat
geval wordt zij zo spoedig mogelijk doch in elk geval binnen een week daarna
op schrift gesteld. Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing op het
mededelen van een voorgenomen aanwijzing door Onze Minister en voor het geven
van de zienswijze door het College.
4. Aan artikel 128 wordt een zesde lid toegevoegd dat luidt:
6. Indien het betreft een aanwijzing tot het niet of niet verder opsporen
of vervolgen, stelt Onze Minister de Tweede Kamer der Staten-Generaal in kennis
van de aanwijzing, de voorgenomen aanwijzing en de zienswijze van het College,
voor zover het belang van de staat zich daartegen niet verzet en de persoonlijke
levenssfeer van de betrokkenen daardoor niet onevenredig wordt geschaad.
5. In artikel 133, eerste lid, wordt na de zinsnede «waarop de bevoegdheid
steunt» ingevoegd: of de aard van de bevoegdheid.
B
Artikel II wordt gewijzigd als volgt:
a. Na onderdeel G wordt een nieuw onderdeel toegevoegd dat luidt als volgt:
Ga
Indien het bij koninklijke boodschap van 18 juni 1997 ingediende voorstel
van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en
enige andere wetten (kamerstukken II, 25 404, 1996/97) tot wet wordt
verheven en in werking treedt, vervalt het eerste onderdeel van onderdeel
G.
b. Na onderdeel H wordt een nieuw onderdeel toegevoegd dat luidt als volgt:
Ha
Indien het bij koninklijke boodschap van 18 juni 1997 ingediende voorstel
van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en
enige andere wetten (kamerstukken II, 25 404, 1996/97) tot wet wordt
verheven en in werking treedt, komt artikel 22, derde lid, te luiden:
3. Het hoofd van het parket verdeelt de werkzaamheden van de rechterlijke
ambtenaren bij het parket.
C
Artikel XXV komt te luiden:
ARTIKEL XXV
Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt gewijzigd als volgt:
A
In de artikelen 56, vierde lid, 59, eerste lid, 415, tweede lid en 429,
eerste lid wordt «het openbaar ministerie» telkens vervangen door:
de procureur-generaal bij de Hoge Raad.
B
In artikel 999, tweede lid, wordt «procureur-generaal» vervangen
door: advocaat-generaal.
D
Na artikel XXVII wordt een nieuw artikel ingevoegd dat luidt:
ARTIKEL XXVIIA
De Wet op de samenstelling op de burgerlijke gerechten wordt gewijzigd
als volgt:
A
Artikel 2, tweede lid, vervalt onder vernummering van het derde tot tweede
lid.
B
Artikel 3, tweede lid, vervalt onder vernummering van het derde en vierde
lid tot tweede en derde lid.
C
In artikel 4 vervallen het tweede en vijfde lid onder vernummering van
het derde en vierde lid tot tweede en derde lid.
TOELICHTING
Algemeen
De onderhavige nota van wijziging wordt tegelijkertijd ingediend met de
nota naar aanleiding van het verslag. Het betreft grotendeels wijzigingen
van wetstechnische of redactionele aard. In de meeste gevallen zijn de voorgestelde
wijzigingen reeds toegelicht in de nota naar aanleiding van het verslag. Hieronder
zal steeds waar nodig naar het betreffende onderdeel van de nota naar aanleiding
van het verslag worden verwezen.
Onderdeel A
a en b. Deze wetstechnische wijzigingen zijn toegelicht in het artikelsgewijze
deel van de nota naar aanleiding van het verslag. Verwezen zij naar hetgeen
is opgemerkt bij artikel 11 Wet RO.
c. Deze wijziging is toegelicht in het artikelsgewijze deel van de nota
naar aanleiding van het verslag. Verwezen zij naar hetgeen is opgemerkt bij
artikel 52 Wet RO.
d1. Het betreft hier een wetstechnische wijziging. Zie de hetgeen is opgemerkt
bij artikel 119 Wet RO in de nota naar aanleiding van het verslag.
d2. Deze wetstechnische wijziging is aangebracht teneinde de terminologie
in overeenstemming te brengen met de Awb. Voorts wordt aangesloten bij de
formulering van het elders in het wetsvoorstel opgenomen artikel 133 Wet RO.
d3. Het gaat hier om verduidelijkingen van het betreffende lid naar aanleiding
van suggesties van de leden van de PvdA-fractie. Zie verder de toelichting
bij artikel 128 in de nota naar aanleiding van het verslag.
d4. Het betreft de toevoeging van een nieuw lid aan artikel 128. De wijziging
is uitvoerig toegelicht in par. 3.2 van de nota naar aanleiding van het verslag.
d5. Evenals de wijziging onder d2 gaat het hier om een terminologische
afstemming tussen de voorgestelde artikelen 126 en 133 Wet RO. Zie voorts
de uiteenzetting in de nota naar aanleiding van het verslag voor zover betrekking
hebbend op artikel 133.
Onderdeel B
Deze twee bepalingen zijn nodig in verband met wijzigingen die wetsvoorstel
25 404 in de betreffende artikelen aanbrengt. Zij krijgen betekenis op
het moment dat laatstgenoemd wetsvoorstel kracht van wet krijgt en in werking
treedt.
Onderdelen C en D
Het betreft hier aanvullingen op de bepalingen in bijzondere wetten die
als gevolg van de reorganisatie OM noodzakelijk zijn.
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager