25 392
Wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, het Wetboek van Strafvordering, de Politiewet 1993 en andere wetten (reorganisatie openbaar ministerie en instelling landelijk parket)

nr. 27
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 6 april 1998

Heden is inzake het wetsvoorstel reorganisatie OM een gewijzigd amendement ingediend van de leden Rabbae en Kalsbeek-Jasperse betreffende het voorgestelde artikel 128, zesde lid, Wet RO (kamerstukken II 1997–1998, 25 392, nr. 26). Mede namens mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken bericht ik U daaromtrent het volgende.

In de toelichting op het amendement Rabbae/Kalsbeek wordt vermeld dat dit amendement niets afdoet aan het verschoningsrecht conform artikel 68 van de Grondwet. Deze passage zou zo gelezen kunnen worden dat na aanvaarding van het amendement, een beroep op «het belang van de staat» als bedoeld in artikel 68 Grondwet, nog steeds mogelijk zou zijn. Dit is echter naar de opvatting van de minister van Binnenlandse Zaken en mij geenszins het geval.

In de schriftelijke stukken is in verband met het genoemde artikel ingegaan op de betekenis van artikel 68 Grondwet. In het verslag (kamerstukken II 1997–1998, 25 392, nr. 6, p. 18) hebben de leden van de PvdA-fractie er – in reactie op de memorie van toelichting ter zake – terecht op gewezen dat artikel 68 Grondwet slechts ziet op door de Kamer gevraagde inlichtingen. In de nota naar aanleiding van het verslag heb ik aangegeven dit standpunt van de PvdA-fractie te delen (kamerstukken II 1997–1998, 25 392, nr. 7, p. 25). Artikel 68 Grondwet is immers niet van toepassing op de door het nieuwe artikel 128, zesde lid, Wet RO geregelde situatie, waarin de minister informatie uit eigen beweging verstrekt.

Gelet op de belangrijke betekenis van artikel 68 Grondwet en gelet op de onwenselijkheid van een onjuiste interpretatie daarvan in het kader van het voorgestelde amendement, moet ik het voorgestelde amendement derhalve, na overleg met mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken, ernstig ontraden.

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven