25 387
Spoedeisende medische hulpverlening bij ongevallen en rampen

nr. 10
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 15 december 1999

Inleiding

In het op 11 november jl. gehouden Algemeen Overleg inzake de spoedeisende medische hulpverlening bij ongevallen en rampen heb ik toegezegd de Kamer te informeren over de stand van zaken met betrekking tot de grensoverschrijdende ongevals- en rampenbestrijding. Hierbij voldoe ik aan deze toezegging.

Vooraf kan ik meedelen dat de Duitse en Belgische federale ministers van Binnenlandse Zaken en de staatssecretaris voor Vrouwen, Jeugd, Gezin en Gezondheid van Noordrijn-Westfalen mij steun hebben toegezegd bij mijn streven om de grensoverschrijdende samenwerking op het terrein van de ongevals- en rampenbestrijding te verbeteren.

Ik heb reeds bij verschillende gelegenheden dit jaar aan de Kamer meegedeeld dat het mijn streven is om knelpunten op korte termijn weg te nemen. Regelmatig bereiken mij berichten dat bij daadwerkelijke grensoverschrijdende hulpverlening en bij oefeningen wordt gestuit op zaken die een optimale hulpverlening in de weg staan. Het betreft in het bijzonder knelpunten met betrekking tot de ambulancehulpverlening, het gebruik van verbindingsmiddelen en het voeren van bijzondere optische en geluidssignalen.

Spoedeisende geneeskundige hulpverlening

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en ik hebben aan een extern adviesbureau opdracht gegeven om de knelpunten op het gebied van de grensoverschrijdende spoedeisende geneeskundige hulpverlening te inventariseren en daarvoor oplossingen aan te reiken. Op basis van een reeks gesprekken met functionarissen in de grensregio's en bestudering van de relevante stukken is een tussenrapportage opgesteld. Een van de conclusies is dat bestuurlijke en juridische knelpunten de samenwerkingmeer belemmeren dan de operationele en materiële verschillen. Bij zowel de brandweer als de GGD ontbreekt het veelal aan tijd en formatieplaatsen om een goed inzicht te krijgen in de knelpunten en te komen tot oplossingen. Materiële verschillen staan de samenwerking veelal in veel mindere mate in de weg, omdat deze, soms met veel creativiteit, in praktische zin worden opgelost. Het eindrapport zal naar verwachting eind februari volgend jaar gereed zijn. In dat rapport zullen oplossingen worden aangereikt met voorstellen voor wijzigingen in de wet- en regelgeving.

Hier en daar zijn reeds initiatieven genomen om op basis van de huidige (beperkte) mogelijkheden samen te werken. Zo is er onlangs in het verband van BENEGO (Belgisch-Nederlands Grens Overleg, een grensoverschrijdend samenwerkingsverband van 27 nabij de grens gelegen gemeenten in de provincies Noord-Brabant en Antwerpen) een administratieve afspraak inzake de spoedeisende geneeskundige hulpverlening tot stand gekomen. Het betreft een proefproject dat het tevens mogelijk maakt elementen op te sporen die een belemmering voor de grensoverschrijdende hulpverlening vormen en hiervoor structurele oplossingen uit te werken.

De provincies Zeeland, West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen hebben in het verband van de Euregio Scheldemond met elkaar afgesproken te komen tot een gestructureerde samenwerking op het terrein van onder meer de openbare veiligheid.

Ook aan de oostgrens zijn er op het terrein van de grensoverschrijdende geneeskundige zorg verschillende werkgroepen waarin informatie wordt uitgewisseld en grensoverschrijdende projecten worden gestimuleerd en gefaciliteerd. De euregio's spelen hierbij een belangrijke rol.

Millenniumovergang

Het tussenrapport besteedt ook aandacht aan de millenniumovergang. De functionarissen met wie is gesproken zien over het algemeen geen grote problemen. Millenniumproblemen met de apparatuur wordt niet voorzien omdat alle apparatuur millenniumproof is. Ook stroomuitval zal naar verwachting geen ernstige problemen geven omdat alle (Nederlandse) hulpverleningsinstanties over noodaggregaten beschikken. Ik heb ook met het oog op de millenniumovergang een enquête onder de aan de grens gelegen regionale brandweren en GGD's laten uitvoeren. Deze enquête bracht geen nieuwe aspecten aan het licht. Bij langdurige stroomuitval, gepaard gaande met het uitvallen van het telefoonverkeer, zou vaak geen communicatie met België en Duitsland mogelijk zijn. Om onder die omstandigheden grensoverschrijdende communicatie tussen brandweer en geneeskundige diensten mogelijk te maken, heb ik aan regionale brandweren die aan de grens zijn gelegen satellietcommunicatie-apparatuur ter beschikking gesteld. Ook aan de aan de grens gelegen provincies heb ik deze apparatuur ter beschikking gesteld. Deze apparatuur maakt communicatie tussen coördinatiecentra aan weerszijden van de grens mogelijk bij uitvallen van de openbare telefoon-voorzieningen of de normale stroomvoorziening, uiteraard indien ook het buurland over dergelijke apparatuur beschikt. Uit informatie van de betrokken regio's blijkt dat het merendeel van de hulpverleningsdiensten aan de andere kant van de grens deze apparatuur met het oog op de millenniumovergang aanschaft.

Communicatie na de millenniumovergang

Na de millenniumovergang zal de door mij verstrekte satellietcommunicatie-apparatuur, waarvan hierboven sprake is, in de VC's (verbindings-commandowagens) van de regionale brandweren worden ingebouwd, zulks ten behoeve van de mobiele communicatie tijdens calamiteiten. Dit zal met voorrang in de grensregio's gebeuren. Door deze voorziening blijft in noodsituaties operationele communicatie met het buurland mogelijk. Voorts wordt bezien welke andere mogelijkheden er zijn om die communicatie op de korte en op de lange termijn te verbeteren. Onderzocht wordt in hoeverre uitwisseling van randapparatuur (mobilofoons) gestimuleerd kan worden en of er meer dan de huidige twee vaste lijn-verbindingen, die onafhankelijk van het openbare net werken, ook in financiële zin kunnen worden gerealiseerd. Uiteindelijk zal invoering van de tetra-standaard in Nederland (C2000) de mogelijkheid geven het communicatieprobleem definitief op te lossen onder voorwaarde dat ook België en Duitsland dezelfde standaard invoeren. België is reeds begonnen met de implementatie van dezelfde standaard. Een definitieve Duitse standpuntbepaling over de te implementeren standaard zal onder andere afhangen van een proefproject dat omstreeks 2002 in de regio Aken zal worden gehouden.

Gebruik van bijzondere optische en geluidssignalen

Ook het grensoverschrijdend gebruik van bijzondere optische en geluidssignalen heeft mijn aandacht. Van Belgische zijde is mij bericht dat het voeren van die signalen door Nederlandse hulpverleningsvoertuigen in België geen juridische problemen geeft (de Belgische regelgeving is op dat punt minder gedetailleerd dan de Nederlandse), mits die hulpverleningsvoertuigen zich houden aan de in België voor prioritaire voertuigen geldende regels (onder meer eerst stoppen bij rood licht). Dit geldt niet voor Belgische hulpverleningsvoertuigen in Nederland en evenmin voor Nederlandse en Duitse hulpverleningsvoertuigen die zich in het andere land bevinden. De Duitse ambulances beschikken over een twee-tonig signaal, terwijl in Nederland ambulances een drie-tonig signaal moeten voeren. De Duitse regelgeving schrijft een «blaues Blinklicht» voor en voorts een «Warnvorrichtung mit einer Folge von Klängen verschiedener Grundfrequenzen». Volgens het Duitse federale verkeersrecht kunnen echter alleen Duitse voertuigen – en soms buitenlandse politievoertuigen – als voorrangsvoertuig worden aangemerkt. Op advies van het federale Duitse ministerie van Verkeer heb ik mij ter zake gewend tot de ministeries van Verkeer van Nedersaksen en Noordrijn-Westfalen. Ik streef ernaar dat in de eerste helft van 2000 de Nederlandse regelgeving op dit punt zodanig wordt gewijzigd dat Belgische en Duitse hulpverleningsvoertuigen in ons land hun eigen signalen mogen voeren. Ik zal bevorderen dat in de loop van 2000 de Duitse regelgeving wordt aangepast waardoor Nederlandse hulpverleningsvoertuigen hun signalen in Duitsland mogen voeren. Ook op dit terrein ben ik afhankelijk van de medewerking van (in dit geval alleen) Duitse zijde, waarbij ik overigens verwacht dat ik alle medewerking krijg om dit gemeenschappelijk probleem samen op te lossen.

Samenvatting

Zoals uit het bovenstaande blijkt staan vooral juridische knelpunten een adequate grensoverschrijdende hulpverlening in de weg. Daarnaast zijn er praktische problemen die moeten worden opgelost. Ik neem mij voor in de komende maanden waar mogelijk deze praktische knelpunten en problemen weg te nemen. Daar waar wet- en regelgeving in de drie landen een goede samenwerking in de weg staat, zal ik samen met de andere betrokken bewindspersonen nagaan hoe deze kan worden aangepast. Omdat met wijziging van de wet- en regelgeving in algemene zin veel tijd gemoeid kan zijn, zal ik bezien of het mogelijk is dat in afwachting van het in werking treden daarvan knelpunten op de middellange termijn op praktische wijze kunnen worden opgelost.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. M. de Vries

Naar boven