25 379
Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de plaats van dienst van telecommunicatiediensten

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 27 juni 1997

De vaste commissie voor Financiën1, belast met het voorbereidend onderzoek over bovenstaand wetsvoorstel, brengt als volgt verslag uit van haar bevindingen. Met een tijdige beantwoordding van de onderstaande vragen en opmerkingen acht de commissie de openbare beraadslaging voldoende voorbereid.

1. Inleiding

De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij onderschrijven de doelstelling van het gelijkschakelen van aanbieders van telecommunicatiediensten van binnen en buiten de Europese Unie. Vanuit overwegingen van concurrentie is het ongewenst dat aanbieders van telecommunicatiediensten die buiten de Unie zijn gevestigd hun diensten zonder BTW kunnen aanbieden.

Deze leden zetten echter vraagtekens bij de handhaafbaarheid van de wetswijziging. Ook stellen zij de vraag in hoeverre er straks sprake zal zijn van eerlijke concurrentieverhoudingen. Dit is immers de doelstelling van het wetsvoorstel.

De leden van de fractie van de VVD hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij vragen de staatssecretaris om een reactie op de desbetreffende column van prof. dr. B. G. van Zadelhoff in het Weekblad voor fiscaal recht van 26 juni 1997.

De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. De heffing van BTW op telecommunicatiediensten vindt nu plaats in het land waar de aanbieder van prestatie is gevestigd. Zij lezen in de memorie van toelichting dat administratieve complicaties en prikkels voor aanbieders om zich buiten de EU te vestigen een gevolg zijn van dit systeem. Met het onderhavige wetsvoorstel wordt de neutraliteit van het BTW-regime voor telecommunicatie in de internationale verhoudingen hersteld. Het BTW-regime wordt vereenvoudigd en voorkomen wordt dat de heffing van BTW door zowel aanbieders van telecommunicatiediensten als door afnemers wordt ontgaan.

De leden van de fractie van D66 hebben hierbij nog een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de SGP-fractie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel en de daarbij behorende toelichting. Deze leden zijn met de regering van mening, dat de fiscale behandeling van telecommunicatiediensten moet worden aangepast aan de technische mogelijkheden. In dat kader zijn tevens ontwikkelingen als toenemende mobiliteit van gebruikers en mondialisering van de handel van belang. De door de regering geconstateerde hiaten in de bestaande BTW-wetgeving dienen ook naar het oordeel van de leden van de SGP-fractie te worden gedicht. In dat opzicht kunnen zij instemmen met de doelstelling van de regering. Nochtans hebben zij op enkele onderdelen nog behoefte aan een nadere verduidelijking of toelichting.

2. Het Europese kader

De Europese Commissie vestigt de aandacht op het feit dat de beschikkingen, zoals zij door de Raad zijn gewijzigd, niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 27 van de zesde BTW-richtlijn om te kunnen afwijken van de bepalingen van deze richtlijn. De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering nader kan toelichten wat de bezwaren zijn van de Commissie voor zover deze niet de harmonisering van de BTW-regels betreffen. Zijn er juridische procedures vanuit de markt te verwachten? Wat zullen de gevolgen zijn van het feit dat de wetswijziging niet per 1 juli in werking kan treden?

De leden van de fractie van D66 merken op dat een wijziging van de Zesde BTW-richtlijn noodzakelijk is om het huidige regime te wijzigen. Om dit op korte termijn te bewerkstelligen wordt op basis van een derogatiebeschikking van de Ecofin Raad voorzien in een van de Zesde richtlijn afwijkende wijziging van de nationale wetgeving. De Commissie vestigt de aandacht op het feit dat de beschikking niet voldoet aan de voorwaarden van art. 27 van de Zesde BTW-richtlijn. Vindt het kabinet het verantwoord het risico te lopen dat onderhavige regeling geen rechtskracht heeft? Hoe denkt het kabinet hier dan mee om te gaan? Valt een en ander in dat geval met terugwerkende kracht te herstellen? De leden van de fractie van D66 lezen in de memorie van toelichting dat er afspraken met de EU-lidstaten zijn gemaakt wat betreft de synchronisatie van de invoering van het nieuwe regime ter voorkoming van dubbele belasting. Kan het kabinet aangeven welke afspraken er zijn gemaakt?

De leden van de fractie van D66 vernemen graag van het kabinet hoe de opvatting van de Commissie, heffing bij het land van oorsprong, zich verhoudt tot het voorstel van wet, in het bijzonder of dit kan inhouden dat op afzienbare termijn het BTW-regime op telecommunicatiediensten opnieuw gewijzigd dient te worden.

De leden van de SGP-fractie wijzen op het oordeel van de Europese Commissie ter zake van de toepassing van artikel 27 van de Zesde Richtlijn. De Raad van State heeft de regering gevraagd de eventuele gevolgen van een bevestiging van het oordeel van de Commissie door een nationale of communautaire beroepsinstantie aan te geven. De regering gaat hieraan voorbij door te stellen, dat niet gespeculeerd wordt over een weging van aspecten, die door geen enkele lidstaat worden gedeeld. Dit is naar het oordeel van de aan het woord zijnde leden al te gemakkelijk. Het gaat in dit geval niet aan dat er aspecten aan de orde zijn, die al dan niet door de lidstaten worden ondersteund, maar het betreft een toetsing door rechterlijke instanties van die aspecten. Daarom nodigen zij de regering uit alsnog de mogelijke consequenties van bevestiging van het standpunt van de Commissie aan te geven. Daarbij dient naar het oordeel van deze leden tevens te worden aangegeven welke extra belasting voor de rechterlijke macht zal optreden ten gevolge van procedures waarin het standpunt van de Commissie voor toetsing zal worden aangedragen.

3. Uitvoeringsaspecten

Voor de uitvoering van de wet zullen ondernemers, die telecommunicatiediensten afnemen buiten de Unie, zelf aangifte moeten doen van de verschuldigde BTW. Voor levering aan particulieren zullen de buitenlandse telecommunicatiebedrijven zich hier moeten registreren en zullen zij de BTW moeten innen en afdragen. Voor deze registratie en de controle op het gebruik van diensten van buitenlandse telecommunicatiebedrijven zullen via de beheerders van de Nederlandse telecommunicatie-infrastructuur de nodige maatregelen worden genomen. De leden van de PvdA-fractie vragen of dit niet strijdig is met de doelstelling van eerlijke concurrentieverhoudingen. De Nederlandse telecommunicatiebedrijven krijgen dan immers inzicht in de bedrijfsgegevens van hun concurrenten.

Zoals de regering schrijft behoeft het controle-aspect nader onderzoek. In het volgende beschrijven deze leden een voorbeeld van een mogelijk probleem: De huidige techniek maakt het mogelijk om faxen gedeeltelijk via internet te versturen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de service van een, meestal in de VS gelegen, bedrijf die de via e-mail verstuurde fax via een lokale telefoonverbinding bij de geadresseerde aflevert. Op deze manier worden internationale telefoonkosten bespaard. De verstuurder betaalt alleen het telefoontarief naar zijn internet access-provider. Voor de fax-service betaalt de verstuurder direct via bijvoorbeeld een creditkaart of vooraf via de aanschaf van benodigde software. In beide gevallen wordt volgens het wetsvoorstel een telecommunicatiedienst verricht en is BTW verschuldigd. In de praktijk zal het ondoenlijk zijn dit gebruik te controleren. De fax-service-verlener zal in veel gevallen niet eens weten waar de afnemer zich op de wereld bevindt. (Het gebruikte e-mail adres heeft namelijk geen noodzakelijk verband met het land van afkomst van het bericht.) Hoe denkt de regering in dit soort gevallen op te treden? Ongetwijfeld zullen er nu en in de toekomst nog andere vergelijkbare situaties zijn.

De leden van de PvdA-fractie zijn dan ook erg benieuwd naar de in 1998 verwachte uitkomsten van de EU- en OESO-onderzoeken terzake. Kan de regering vooruitlopend op deze onderzoeken de Kamer inlichten over haar inzichten op dit moment? Denkt de regering niet dat op termijn afgezien zal moeten worden van heffing van BTW op goederen en diensten die niet tastbaar en plaatsgebonden zijn? Kan de regering in dit kader ook ingaan op de gevolgen van elektronische handel in bijvoorbeeld software en muziek, voor zover deze gedownload wordt en dus niet bij import door de douane kan worden herkend?

De leden van de fractie van D66 merken op dat per 1 januari 1998 de telecommunicatie-overeenkomsten in het kader van de World Trade Organisation van kracht worden. De huidige regeling kan geïnterpreteerd worden als ongelijkheid tussen de EU en de rest van de wereld. Vanuit de EU kan belastingvrij worden geleverd, terwijl de leveranciers van buiten de EU altijd moeten betalen. Deze leden vernemen graag van het kabinet of zij terzake verwacht dat uit deze overeenkomsten opnieuw aanpassingen kunnen voortvloeien.

Deze leden lezen dat de registratie van aanbieders uit derde landen vanzelfsprekend controle behoeft. Wat is de status van deze registratie? Is het kabinet van plan een sanctie in te voeren als niet aan de BTW-verplichtingen wordt voldaan en hoe verhoudt zich dat met de garanties in de Europese verdragen ten aanzien van de informatie en communicatievrijheid?

De leden van de fractie van D66 merken tot slot op dat onderhavig wetsvoorstel raakt aan het belang van informatie en communicatievrijheid en dat toegankelijkheid van deze media door het hanteren van lage tarieven kan worden gegarandeerd. Het BTW-tarief op telecommunicatiediensten raakt dus een maatschappelijk en economisch belang. Ook wordt de toegankelijkheid van door de overheid verstrekte electronische informatie beter gegarandeerd als dit tegen lage kosten voor de afnemer kan. Kan het kabinet aangeven waarom indertijd in EU-verband is gekozen voor het onderbrengen van telecommunicatiediensten onder het hoge BTW-tarief? Wil het kabinet toelichten of de diensten van Internet ook onder de omschrijving van telecomdiensten vallen? Welke ruimte bestaat er om in dat geval de informatie die via Internet wordt geleverd onder het lage BTW-tarief te laten vallen?

De leden van de SGP-fractie vragen naar de effecten van het wetsvoorstel in de situatie dat er met een bepaald land op belastingterrein geen bijstandsverdrag is afgesloten. Kan de in het wetsvoorstel bedoelde heffing in een dergelijke geval geïnd worden? Kan de regering aangeven voor welk aantal en welke landen deze mogelijke situatie opgaat? Welk aandeel hebben deze landen in de levering van telecommunicatiediensten?

De voorzitter van de commissie,

Ybema

De griffier van de commissie,

Van Overbeeke


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Van Rey (VVD), Terpstra (CDA), Smits (CDA), Reitsma (CDA), Vliegenthart (PvdA), Ybema (D66), voorzitter, Schimmel (D66), Van Gijzel (PvdA), Witteveen-Hevinga (PvdA), Hillen (CDA), Hoogervorst (VVD), ondervoorzitter, Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Voûte-Droste (VVD), Adelmund (PvdA), Giskes (D66), H. G. J. Kamp (VVD), Zonneveld (CD), Van Dijke (RPF), Van der Ploeg (PvdA), B. M. de Vries (VVD), Van Zuijlen (PvdA), Van Walsem (D66), Ten Hoopen (CDA).

Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Van Hoof (VVD), Visser-van Doorn (CDA), Van der Linden (CDA), Wolters (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Jeekel (D66), Van Zijl (PvdA), Liemburg (PvdA), De Jong (CDA), Rijpstra (VVD), Verkerk (AOV), Rosenmöller (GroenLinks), Hofstra (VVD), Crone (PvdA), Assen (CDA), M. M. H. Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Leerkes (U55+), Verspaget (PvdA), Hessing (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), Van Boxtel (D66), De Haan (CDA).

Naar boven