25 369
Wijziging van de Wet bevordering evenredige arbeidsdeelname allochtonen in verband met het vergroten van de effectiviteit van de wet (Wet stimulering arbeidsdeelname minderheden)

B
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 28 april 1997 en het nader rapport d.d. 23 mei 1997, aangeboden aan de Koningin door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 11 april 1997, no.97.001698, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende wijziging van de Wet bevordering evenredige arbeidsdeelname allochtonen.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 11 april 1997 nr. 97.001.698, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 28 april 1997, nr. W12.970190 bied ik U hierbij aan.

1. In paragraaf 1 van het algemeen deel van de memorie van toelichting is aangegeven dat voor een versnelde integratie van leden van etnische minderheden op de arbeidsmarkt verschillende wegen moeten worden bewandeld. Die wegen moeten zowel gericht zijn op het verruimen van de vraag, als op het versterken van de concurrentiepositie van werkzoekenden uit minderheidsgroepen. Gewezen wordt op een aantal algemene maatregelen dat is ingezet om de onderkant van de arbeidsmarkt te stimuleren.

De Raad van State is van oordeel dat in het algemeen deel van de memorie van toelichting ook aandacht zou moeten worden besteed aan het voorstel van wet inburgering nieuwkomers (kamerstukken II 1996/97, 25 114), mede in het licht van de vraag in hoeverre dat wetsvoorstel de realisering van de doelen van het onderhavige wetsvoorstel kan ondersteunen. Inburgering is immers een eerste stap in het integratieproces: door inburgering worden nieuwkomers in de gelegenheid gesteld aansluiting te vinden op educatie en arbeidsmarkt.

1. Allereerst wil ik de Raad bedanken voor het feit dat hij het advies zo snel heeft uitgebracht.

Conform het oordeel van de Raad is nu in het algemeen deel van de memorie van toelichting ook aandacht besteed aan het voorstel van Wet inburgering nieuwkomers. Het wetsvoorstel inburgering nieuwkomers beoogt nieuwkomers die in een achterstandspositie dreigen te geraken een eerste stap te doen zetten in het integratieproces. De beoogde Wet inburgering nieuwkomers kan worden gerekend onder de maatregelen gericht op het versterken van de concurrentiepositie van (een specifieke groep van) werkzoekenden uit minderheidsgroepen en is in die zin ondersteunend aan de algemene doelstelling van de huidige Wet Bevordering Evenredige Arbeidsdeelname Allochtonen (WBEAA), namelijk het bevorderen van een evenredige arbeidsdeelname van allochtonen.

2. Voor enkele redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

2. De redactionele kanttekeningen van de Raad zijn in het voorstel van wet verwerkt. Hierdoor zijn een aantal nieuwe artikelen in het voorstel van wet ingevoegd. Nu de opschriften boven de artikelen niet meer met hoofdletters worden geschreven, moesten ook de in de wet niet aangepaste opschriften, die ook in hoofdletters waren geschreven, vanwege de uniformiteit in kleine letters worden geschreven.

3. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om nog twee technische wijzigingen in het wetsvoorstel aan te brengen die niet uit het advies van de Raad voortvloeien. Het betreft de volgende punten:

a. In de memorie van toelichting was onder punt 4.2 «Administratieve lasten voor werkgevers» reeds aangekondigd, dat de verplichting tot het indienen van een accountantsverklaring, met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 1997, zou worden afgeschaft. Ik was voornemens dit voorstel op te nemen in de nog in voorbereiding zijnde Veegwet 1997. Nu het zich laat aanzien dat het onderhavige wetsvoorstel eerder in het parlement kan worden behandeld dan de Veegwet 1997, ligt het voor de hand genoemd voorstel niet in de Veegwet 1997 maar in het onderhavige wetsvoorstel mee te nemen. Deze wijziging is opgenomen in artikel I, onderdeel J, onder 1, en artikel IV, tweede lid. Ook de memorie van toelichting is op dit punt aangepast.

b. Het tweede lid van artikel 8 is gewijzigd, omdat in de bestaande formulering niet tot uitdrukking kwam dat de informatievoorziening van het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het aantal werkgevers per regio dient te omvatten.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

W. Scholten

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. P. W. Melkert

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 28 april 1997, no. W12.97.0190, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– Bij de formulering van het opschrift aanwijzing 107, eerste lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar) in acht nemen.

– De opschriften boven de artikelen niet met hoofdletters schrijven.

– In artikel I, onderdeel B, wordt het opschrift boven artikel 2 «Het bevorderen van evenredige vertegenwoordiging» vervangen door: Het stimuleren van de arbeidsdeelname van minderheden. Het opschrift en de inhoud van artikel 2, eerste lid, dekken elkaar niet meer voldoende, nu in artikel 2 «naar evenredige vertegenwoordiging» is gehandhaafd.

– In het in artikel I, onderdeel C, voorgestelde artikel 2, eerste lid, «artikel 4, eerste lid,» vervangen door: artikel 3.

– In het in artikel I, onderdeel G, voorgestelde artikel 4, eerste lid, «, teneinde te voldoen aan artikel 5,» schrappen.

– Het in artikel I, onderdeel G, voorgestelde artikel 4, derde lid, is onbegrijpelijk geformuleerd en daardoor voor de betrokken werkgevers niet of nauwelijks uit te voeren. Artikel 4, derde lid, herformuleren.

– In het in artikel I, onderdeel G, voorgestelde artikel 4, vierde lid, «tenzij hij schriftelijk aan zijn werkgever verklaart tegen bovengenoemde gegevensverstrekking bezwaar te hebben» vervangen door: tenzij hij schriftelijk heeft verklaard daartegen bezwaar te hebben.

– In het in artikel I, onderdeel G, voorgestelde artikel 4, vijfde lid, «bij de werkgever» schrappen.

– In het in artikel I, onderdeel I, voorgestelde artikel 5, tweede lid, onderdeel d, wordt bij het bezwaar maken verwezen naar artikel 4, derde of vierde lid, terwijl het in artikel 4, derde lid, niet gaat om het maken van bezwaar. Artikel 5, tweede lid, onderdeel d, aanpassen.

– Nader bezien of in het in artikel I, onderdeel I, voorgestelde artikel 5, tweede lid, onder f, «op minderheden» vervangen zou moeten worden door: op de doelgroep.

– In het in artikel I, onderdeel J, voorgestelde artikel 6, eerste lid, «in wiens werkgebied» vervangen door: in welks werkgebied.

– In het in artikel I, onderdeel P, voorgestelde artikel 10, eerste lid, «uit het toezicht, bedoeld in artikel 9,» schrappen.

– In artikel I, onderdeel T, met inachtneming van aanwijzing 185, tweede lid, Ar «Deze wet kan worden aangehaald» vervangen door: Deze wet wordt aangehaald.

– In paragraaf 2.2, tweede alinea, van de toelichting «van het akkoord naar het meest cruciale beleidsniveau, in casu het microniveau» vervangen door: van het akkoord naar het microniveau.

– In paragraaf 3.1, eerste alinea, van het algemeen deel van de memorie van toelichting de wet aanhalen overeenkomstig haar citeertitel.

– In paragraaf 3.1, derde alinea, van het algemeen deel van de toelichting «ISEO» voluit schrijven.

– In paragraaf 3.6, vierde alinea, van het algemeen deel van de memorie van toelichting «artikel 5 lid f» vervangen door: artikel 5, tweede lid, onder f.

– In de toelichting op artikel I, onderdeel A, in de laatste zin «het huidige tweede lid» vervangen door: het huidige artikel 1, tweede lid.

– In de toelichting op artikel I, onderdeel I, aangeven waarom in artikel 5, tweede lid, onderdeel g, niet tevens wordt verwezen naar de in onderdeel d genoemde gegevens.

Naar boven