nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
Algemeen
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het
zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard
bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).
Tijdens het najaarsoverleg op 4 december 1996 tussen het kabinet en een
delegatie van de Stichting van de Arbeid is onder meer afgesproken dat de
overgangsregeling van de vermindering onderwijs in de Wet vermindering afdracht
loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen met een jaar verlengd zou
worden. De vermindering onderwijs bevat een toetsloon van 130% van het wettelijk
minimumloon. Voor leerlingen die meer verdienen dan het toetsloon komt men
niet in aanmerking voor de vermindering onderwijs. De overgangsregeling voor
de verlenging houdt in dat het toetsloon boven 130% mag uitkomen zonder dat
het recht op de afdrachtvermindering vervalt tot en met 31 december 1997 voor:
a. degene die niet onder een CAO valt en op 31 december 1995 in dienstbetrekking
was;
b. degene die onder een CAO in dienst is getreden die uiterlijk op 31
december 1996 tot stand is gekomen.
De achtergrond van de overgangsregeling was destijds dat werkgevers in
staat gesteld moesten worden de loonschalen aan te passen. Voor wie niet onder
een CAO viel konden de loonschalen direct vanaf 1 januari 1996 aangepast worden
voor alle nieuwe leerlingen. Voor wie wel onder een CAO viel kon dat pas bij
de totstandkoming van de eerstvolgende nieuwe CAO. Bij de overgangsregeling
is ermee rekening gehouden dat sommige CAO's een looptijd hebben van twee
jaar.
In de praktijk blijkt dat de 130%-grens voor sommige groepen een probleem
vormt. Dat geldt bijvoorbeeld voor leerlingen die in ploegendienst werken
en een ploegendiensttoeslag ontvangen. Afgesproken is deze problematiek te
bezien en in de loop van 1997 tot een definitieve oplossing hiervoor te komen.
In de tussentijd zou de bestaande overgangsregeling dan echter voor alle leerlingen
door moeten lopen.
Gekozen is daarom voor een verlenging van de overgangsregeling die er
toe leidt dat de afdrachtvermindering van toepassing is op iedereen (zonder
onderscheid naar toepasselijkheid van een CAO of niet) die in 1997 een leerarbeidsplaats
heeft of krijgt en een loon boven 130%-minimumloon ontvangt in dat jaar. Dat
betekent een verruiming voor degenen die een leerarbeidsplaats hebben buiten
een CAO om en voor leerlingen die in dienst treden onder een CAO
die na 31 december 1996 in werking treedt. Deze uitwerking sluit aan bij de
afspraak dat het kabinet in 1997 een definitief standpunt zal bepalen over
de 130%-grens.
Budgettaire aspecten
Met de verruiming van de overgangsmaatregel is een incidenteel budgettair
beslag gemoeid van f 18 mln in 1997, waarvan f 6 mln belasting en
f 12 mln premie voor de volksverzekeringen en wordt opgevangen binnen
de bestaande raming voor 1997.
Inwerkingtreding
Het wetsvoorstel werkt terug tot en met 1 januari 1997.
De Staatssecretaris van Financiën,
W. A. F. G. Vermeend