25 337
Regels inzake plannen op het terrein van het verkeer en het vervoer (Planwet verkeer en vervoer)

nr. 9
MOTIE VAN HET LID REMKES C.S.

Voorgesteld 4 februari 1998

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

kennisgenomen hebbende van het voornemen tot overheveling van de gelden ten behoeve van de kleine infrastructuur (gdu) naar het provinciefonds en het gemeentefonds op basis van een 50/50-verdeling;

overwegende, dat dit kan leiden tot een versnippering van de financiële middelen, hetgeen de meest wenselijke regionale prioriteitsstelling in het kader van het verkeers- en vervoersbeleid kan belemmeren, terwijl tegelijkertijd niet de zekerheid wordt geboden dat deze middelen blijvend voor infrastructurele doeleinden worden aangewend;

voorts overwegende, het terzake uitgebrachte advies van de Raad voor de Financiële Verhoudingen;

is van mening dat bedoelde middelen vooralsnog in de vorm van gebundelde doeluitkering aan de provincies en kaderwetgebieden dienen te worden uitgekeerd, waarbij de jaarlijkse prioriteitsstelling van de provincies in het kader van de besteding van het beschikbare budget nadrukkelijk tot stand komt na overleg met de betrokken gemeentebesturen en de provincies ook de mogelijkheid hebben de middelen gedeeltelijk door te decentraliseren naar de inliggende grote gemeenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

Remkes

Van 't Riet

Reitsma

Naar boven