25 332
Wet Transportongevallenraad

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 28 november 1997

Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt:

1. In artikel 1, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. Onderdeel d komt te luiden:

d. schip: elke zaak, geen luchtvaartuig zijnde, die blijkens zijn constructie bestemd is om te drijven en drijft of heeft gedreven;

b. Onderdeel e komt te luiden:

e. zeeschip: schip dat blijkens zijn constructie uitsluitend of in hoofdzaak voor drijven in zee is bestemd;

c. De onderdelen f tot en met y worden geletterd g tot en met z en onderdeel z (oud) wordt geletterd ab;

d. Na onderdeel e wordt een nieuw onderdeel f ingevoegd, dat luidt:

f. Nederlands zeeschip: zeeschip dat op grond van de Nederlandse rechtsregels gerechtigd is de vlag van het Koninkrijk der Nederlanden te voeren;

e. In onderdeel i (oud: h) wordt na «schade van betekenis» ingevoegd: aan een schip of aan het mariene milieu.

f. In onderdeel n (oud: m) wordt het onderdeel 2° vervangen door:

2°. dat samenhangt met het functioneren van een schip en waarbij de veiligheid van het schip of van personen in gevaar is gebracht of waardoor ernstige schade aan het schip of het mariene milieu zou kunnen ontstaan, of.

g. Na onderdeel z (oud: y) wordt een onderdeel aa ingevoegd, dat luidt:

aa. staat met aanmerkelijk belang: in geval van een ongeval of incident met een zeeschip, staat die tot een van de bij ministeriële regeling aangewezen categorieën behoort;

2. Aan artikel 2 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt:

3. De raad is gevestigd te Den Haag.

3. Artikel 3, derde lid, wordt vervangen door:

3. De raad stelt een onderzoek in naar ongevallen met:

a. zeeschepen, varende in Europese wateren onder Nederlandse jurisdictie, tenzij met de staat waarvan het schip de vlag voert, wordt overeengekomen dat deze een onderzoek instelt;

b. Nederlandse zeeschepen, varende op volle zee of in wateren onder niet-Nederlandse jurisdictie, indien

1°. de Nederlandse Antillen of Aruba geen onderzoek instelt,

2°. niet met de met betrekking tot die wateren bevoegde staat wordt overeengekomen dat deze een onderzoek instelt en

3°. niet in geval van aanvaring met een schip dat de vlag voert van een andere staat, wordt overeengekomen dat die staat een onderzoek instelt;

c. andere schepen dan zeeschepen, varende in Europese wateren onder Nederlandse jurisdictie.

4. In artikel 11, onderdeel a, wordt «van de voorzitters en de overige leden van de kamers;» vervangen door: van de voorzitters, de overige leden en de plaatsvervangende leden van de kamers;

5. Artikel 14 wordt gewijzigd als volgt:

a. In het eerste lid worden de woorden «op voordracht» vervangen door: op verzoek

b. In het tweede lid wordt «benoemd op grond van het eerste lid» vervangen door: aangewezen op grond van het eerste lid

6. Aan artikel 18 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt:

3. Het eerste en het tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangende leden van de kamers.

7. Artikel 19 wordt gewijzigd als volgt:

a. Voor de bestaande tekst wordt het cijfer 1 geplaatst.

b. Aan het artikel wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt:

2. De goedkeuring, bedoeld in het eerste lid, kan worden onthouden wegens strijd met het recht of wegens het feit dat voorschriften van het reglement naar het oordeel van Onze Minister nadelig zouden zijn voor een doelmatig functioneren van de raad.

8. Artikel 22 wordt gewijzigd als volgt:

a. Voor de bestaande tekst wordt het cijfer 1 geplaatst.

b. Aan het artikel wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt:

2. Indien bijzondere omstandigheden dit noodzakelijk maken, kunnen aan de raad additionele middelen ter beschikking worden gesteld.

9. Aan artikel 23 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt:

3. De goedkeuring, bedoeld in het tweede lid, kan worden onthouden wegens strijd met het recht of wegens het feit dat middelen, uitgaande van het onderzoeksprogramma van de raad, naar het oordeel van Onze Minister niet doelmatig zouden worden besteed.

10. Artikel 27, derde lid, wordt vervangen door:

3. Onze Minister stelt een informatiestatuut vast. Het informatiestatuut bevat inhoudelijke en procedurele voorschriften met betrekking tot het informatieverkeer tussen Onze Minister en de raad dat voor een goede uitvoering van deze wet noodzakelijk is.

11. Aan artikel 28 wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt:

5. De verplichting tot melding, bedoeld in het eerste en tweede lid, is evenmin van toepassing in de bij algemene maatregel van bestuur aangeduide gevallen waarin reeds krachtens een andere wettelijke regeling een verplichting tot melding bestaat. Bij deze algemene maatregel van bestuur kan tevens worden bepaald dat de instantie waaraan de melding in die gevallen plaatsvindt, deze in de daarbij te bepalen mate van gedetailleerdheid moet doorgeven aan de raad. De raad geeft deze meldingen door aan Onze Minister.

12. Na artikel 29 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 29a

1. Indien een melding een ongeval of een incident met een zeeschip in de Europese wateren onder Nederlandse jurisdictie betreft, doet Onze Minister terzake zo spoedig mogelijk een melding toekomen aan de staat waarvan het schip de vlag voert. Hij vermeldt daarbij tevens welke actie door Nederland wordt voorgesteld.

2. Bij ministeriële regeling worden nadere voorschriften gegeven omtrent de in het eerste lid bedoelde melding.

13. Artikel 30 wordt gewijzigd als volgt:

a. In het eerste lid wordt na «van personen en dieren» ingevoegd: , van de bescherming van het milieu

b. Aan het derde lid wordt met weglating van de punt na het woord «wegenverkeersongeval» toegevoegd: en op een scheepvaartongeval.

14. Artikel 36, eerste lid, komt te luiden:

1. Een onderzoeker is bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, elke plaats te betreden, met inbegrip van het woongedeelte van een schip. Een woning niet aan boord van een schip wordt slechts betreden met toestemming van de bewoner.

15. Aan artikel 40 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt:

3. De raad stelt Onze Minister in kennis van het besluit tot het instellen van een onderzoek.

16. Na artikel 42 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 42a

1. Indien een onderzoek wordt ingesteld terzake van een ongeval met een zeeschip zendt de raad zo spoedig mogelijk een melding terzake aan de staten met aanmerkelijk belang.

2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gesteld omtrent de in het eerste lid bedoelde melding.

17. Aan artikel 43, vierde lid, wordt een volzin toegevoegd, die luidt: Bij ministeriële regeling wordt eveneens bepaald in welke gevallen de raad verplicht is een uitnodiging te doen tot een verzoek als bedoeld in het eerste lid.

18. In artikel 51, eerste lid, wordt «tenminste twee weken» vervangen door: ten minste twee weken

19. Artikel 52, eerste lid, tweede volzin, komt te luiden: Indien een getuige met gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke storing van zijn geestesvermogens, naar het oordeel van de raad, de betekenis van de eed of de belofte niet voldoende beseft, wordt hij op straffe van nietigheid, niet beëdigd of hem de belofte afgenomen, maar wordt hij aangemaand de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zeggen.

20. Aan artikel 55 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt:

4. In het rapport worden de gegevens, bedoeld in artikel 69, slechts opgenomen voorzover zij wezenlijk zijn voor de analyse van de toedracht van het ongeval of het incident.

21. Na artikel 58 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 58a

1. In geval van een onderzoek betreffende een ongeval of incident met een zeeschip zendt de raad het eindrapport in concept aan alle staten met aanmerkelijk belang met de uitnodiging zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen dertig dagen of een andere overeengekomen termijn, hun commentaar van betekenis te geven.

2. Indien het ingevolge het eerste lid ontvangen commentaar daartoe aanleiding geeft, kunnen de kamer en de raad zijn rapport onderscheidenlijk eindrapport aanpassen. Ingeval geen aanpassing conform de essentie van het commentaar plaatsvindt, wordt het commentaar bij het eindrapport gevoegd.

22. Artikel 60 wordt gewijzigd als volgt:

a. Het tweede lid komt te luiden:

2. De raad zendt in elk geval een afschrift van het eindrapport aan Onze Minister, het betrokken bestuursorgaan en de betrokkenen.

b. Met vernummering van het vierde lid tot vijfde lid, wordt een nieuw vierde lid ingevoegd, dat luidt:

4. Voorzover het een ongeval of een incident met een zeeschip betreft, zendt de raad een afschrift van het eindrapport tevens aan de Internationale Maritieme Organisatie.

23. Artikel 63 wordt gewijzigd als volgt:

a. Voor de bestaande tekst wordt het cijfer 1 geplaatst.

b. Aan het artikel wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt:

2. De raad stelt Onze Minister in kennis van het besluit tot heropening van het onderzoek.

24. Na artikel 64 wordt ingevoegd:

§ 6. Informatie ten behoeve van de Internationale Maritieme Organisatie

Artikel 64a

De raad verstrekt, indien een onderzoek een ongeval of een incident met een zeeschip betreft, desgevraagd Onze Minister binnen een door deze te bepalen redelijke termijn alle gegevens die deze nodig heeft om over dat ongeval of incident de Internationale Maritieme Organisatie in te lichten, voorzover de raad over deze gegevens beschikt.

25. Artikel 65, tweede en derde volzin, worden vervangen door: Indien het bestuursorgaan niet Onze Minister is, maakt het bedoeld standpunt kenbaar aan Onze Minister. Het zendt een afschrift van zijn bericht aan Onze Minister aan de raad. Indien het bestuursorgaan Onze Minister is, maakt deze bedoeld standpunt kenbaar aan de raad.

26. In artikel 68, eerste lid, worden de woorden «op voordracht van de raad» vervangen door: , gehoord de raad

27. Artikel 69 komt te luiden:

Artikel 69

1. Niet kunnen als bewijzen in een rechtsgeding worden gebruikt :

a. verklaringen van personen, afgelegd in het kader van het onderzoek van de raad;

b. in het kader van het onderzoek vastgelegde communicatie tussen personen die betrokken zijn geweest bij het laten functioneren van het bij een onderzoek betrokken vervoermiddel;

c. in het kader van het onderzoek vastgelegde medische of privé-informatie betreffende personen die betrokken zijn bij het ongeval of incident;

d. gegevens die zijn ontleend aan een vluchtrecorder, een cockpit voice recorder en de transscripten daarvan;

e. meningen geuit in het kader van het verrichten van het onderzoek.

2. Het eerste lid, aanhef en onder a, is niet van toepassing bij de vervolging van een getuige of deskundige terzake van meineed als bedoeld in artikel 207 van het Wetboek van Strafrecht, in verband met een door hem voor de raad afgelegde verklaring.

28. Het opschrift van hoofdstuk 8 komt te luiden: HOOFDSTUK 8. ONDERZOEK BUITEN NEDERLAND

29. Na artikel 73 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 73a

Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gegeven omtrent de aanwijzing door Onze Minister van een vertegenwoordiger als bedoeld in artikel 70, tweede lid, artikel 71, artikel 72, tweede lid, of artikel 73.

30. Artikel 78, derde lid, komt te luiden:

3. Op verzoek van de Nederlandse Antillen of Aruba kan Onze Minister de raad opdragen, binnen de grenzen van zijn mogelijkheden, bijstand te verlenen aan een vanwege de autoriteiten van een van die landen verricht onderzoek betreffende een scheepvaartongeval.

31. Artikel 79 komt te luiden:

Artikel 79

Onze Minister en de raad maken een ontwerp-rapport dat zij hebben verkregen gedurende een onderzoek, verricht door een andere staat, door de Nederlandse Antillen of door Aruba, niet openbaar tenzij zij daartoe uitdrukkelijk toestemming hebben gekregen van het betrokken land of het betrokken stuk door dat land reeds openbaar is gemaakt of is vrij gegeven.

32. Artikel 83 wordt gewijzigd als volgt:

a. Voor de bestaande tekst wordt het cijfer 1 geplaatst.

b. Aan het artikel wordt een tweede lid toegevoegd dat luidt:

2. Bij de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 27, derde lid, worden voorschriften gesteld omtrent de totstandkoming van het verslag en de betrokkenheid van de raad daarbij.

Toelichting

Onderdeel 1

De in het eerste lid van artikel 1 opgenomen definitie van zeeschip is toegevoegd aangezien elders in het wetsvoorstel dit begrip wordt gebruikt. Verwezen zij naar artikel 98 en artikel 3, zoals gewijzigd bij deze nota van wijziging.

De definitie van het begrip «zeeschip» is ontleend aan artikel 2 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek. Bij nader inzien kwam het ook beter voor de in het wetsvoorstel opgenomen definitie van het begrip «schip» te laten aansluiten bij de definitie daarvan in artikel 1 van dit boek. In verband daarmee wordt de in het wetsvoorstel opgenomen definitie van schip gewijzigd.

De in het eerste lid van artikel 1 opgenomen wijziging van het begrip «Nederlands schip» in «Nederlands zeeschip» beoogt, mede met het oog op de introductie van het begrip «zeeschip», ook reeds in de begripsbepalingen zelf duidelijker tot uitdrukking te brengen dat het bij Nederlandse schepen die de vlag van het Koninkrijk voeren, uitsluitend om zeeschepen gaat.

De wijziging van de begripsomschrijvingen van «scheepvaartongeval» en «incident» houdt verband met internationale afspraken. Ook indien schade wordt toegebracht aan of dreigt voor het mariene milieu moet een onderzoek plaatsvinden. De begripsomschrijving van incident is ook overigens meer in overeenstemming gebracht met de nieuwe IMO-code voor het onderzoek van maritieme ongevallen en incidenten.

Een omschrijving van het begrip «staat met aanmerkelijk belang» is toegevoegd in verband met even genoemde IMO-code.

Onderdeel 2

Aangezien aan de Transportongevallenraad rechtspersoonlijkheid wordt toegekend, komt het wenselijk voor in de wet de plaats van vestiging te bepalen.

Onderdeel 3

De wijzigingen van artikel 3, derde lid, vloeien voort uit meergenoemde IMO-code. Tevens is duidelijker tot uitdrukking gebracht in welke gevallen het om zeeschepen en in welke gevallen om binnenschepen gaat.

Onderdeel 4

De wijziging van artikel 11 strekt ertoe een omissie weg te nemen.

Onderdeel 5

De wijzigingen van artikel 14 strekken tot het aanbrengen van een tweetal verbeteringen van redactionele aard.

Onderdeel 6

De toevoeging aan artikel 18 strekt ertoe een omissie weg te nemen. De eerste twee leden dienen ook te gelden voor plaatsvervangende leden van de kamers.

Onderdeel 7

Aan artikel 19 wordt een lid toegevoegd in verband met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht.

Onderdeel 8

Het aan artikel 22 toegevoegde lid brengt tot uitdrukking dat, ingeval de raad voor het onderzoek van een of meer grote of moeilijk te onderzoeken ongevallen extra geld nodig heeft, daarvoor een voorziening kan worden getroffen.

Onderdeel 9

Aan artikel 23 wordt een lid toegevoegd in verband met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht.

Onderdeel 10

Het derde lid van artikel 27 wordt aangepast teneinde de mogelijkheid te openen dat in het informatiestatuut ook voorschriften kunnen worden opgenomen ten aanzien van in andere artikelen van het wetsvoorstel dan artikel 27 neergelegde informatieverplichtingen.

Onderdeel 11

Het aan artikel 28 toegevoegde lid strekt ertoe doublures bij de melding van ongevallen en incidenten te voorkomen.

Onderdeel 12

Artikel 29a wordt ingevoegd in verband met meer genoemde IMO-code.

Onderdeel 13

De toevoeging aan het eerste lid spreekt voor zich.

Door de in dit onderdeel geformuleerde toevoeging aan artikel 30, derde lid, wordt bereikt dat in het geval er sprake is van een scheepvaartongeval, niet de burgemeester de bevoegde autoriteit is die bepaalt dat de situatie ter plekke van het ongeval in het belang van het ongevallenonderzoek niet gewijzigd mag worden. Een en ander is om een aantal redenen nodig.

In de eerste plaats geldt voor de zeescheepvaart dat het overgrote deel van de Nederlandse territoriale zee niet gemeentelijk is ingedeeld. Slechts een strook van ongeveer één kilometer uit de kust valt onder de competentie van de gemeenten. In het overgrote deel van de territoriale zee heeft de burgemeester dus geen bevoegdheid.

In de tweede plaats is op grond van de Wet bestrijding ongevallen Noordzee geregeld dat wat betreft de in die wet opgesomde ongevallen de Kustwachtorganisatie de instantie is die eventueel maatregelen kan opleggen ter voorkoming van grotere schade, ook binnen de één-kilometerzone.

In de derde plaats zal het vaak in de praktijk gesproken niet mogelijk zijn om de situatie ter plaatse ongewijzigd te laten omdat schepen (zowel zeeschepen als binnenschepen) die betrokken zijn geweest bij een ongeval, nu eenmaal als gevolg van getijden of stromingen niet op hun plaats zullen blijven liggen.

Onderdeel 14

Dit onderdeel strekt ertoe om de binnentredingsbepalingen van het wetsvoorstel in overeenstemming te brengen met de bestaande binnentredingsbevoegdheid in de scheepvaartsector, zoals verwoord in artikel 12 van de Schepenwet en artikel 4 van de Binnenvaartrampenwet.

Onderdeel 15

Het komt wenselijk voor dat de raad de Minister van Verkeer en Waterstaat op de hoogte stelt van de instelling van een onderzoek.

Onderdeel 16

Artikel 42a wordt ingevoegd in verband met meergenoemde IMO-code.

Onderdeel 17

De toevoeging aan artikel 43, vierde lid, houdt verband met meergenoemde IMO-code.

Onderdeel 18

Deze wijziging strekt tot het aanbrengen van een taalkundige verbetering.

Onderdeel 19

De wijziging van artikel 52, eerste lid, strekt ertoe een omissie weg te nemen. In de oorspronkelijke tekst was maar ten dele rekening gehouden met de mogelijkheid dat in plaats van een eedaflegging een belofte plaatsvindt.

Onderdeel 20

De toevoeging aan artikel 55 houdt verband met bijlage 13 van het Verdrag van Chicago inzake de burgerluchtvaart en de meergenoemde IMO-code.

Onderdeel 21

Het ingevoegde artikel 58a houdt verband met meergenoemde IMO-code.

Onderdeel 22

Het komt wenselijk voor dat de raad ook een afschrift van zijn eindrapport zendt aan de Minister van Verkeer en Waterstaat.

Het nieuwe vierde lid houdt verband met meergenoemde IMO-code.

Onderdeel 23

Het komt wenselijk voor dat de raad de Minister van Verkeer en Waterstaat in kennis stelt van de heropening van een onderzoek.

Onderdeel 24

Deze bepaling wordt toegevoegd in verband met meergenoemde IMO-code.

Onderdeel 25

De wijziging van artikel 65 strekt ertoe een omissie weg te nemen.

Onderdeel 26

Deze wijziging strekt tot het aanbrengen van een redactionele verbetering.

Onderdeel 27

De aanpassing van artikel 69 houdt verband met meergenoemde IMO-code. Tevens wordt door deze wijziging het artikel nog meer in overeenstemming gebracht met bijlage 13 van het Verdrag van Chicago inzake de burgerluchtvaart.

Onderdeel 28

De wijziging van het opschrift van hoofdstuk 8 strekt ertoe tot uitdrukking te brengen dat het hoofdstuk ook betrekking heeft op onderzoeken in de Nederlandse Antillen en Aruba.

Onderdeel 29

Het komt wenselijk voor dat bij ministeriële regels voorschriften kunnen worden gesteld omtrent de in artikel 73a bedoelde aanwijzingen.

Onderdeel 30

Door de wijziging van het derde lid van artikel 78 wordt duidelijker aangegeven dat het de bevoegdheid van de Minister van Verkeer en Waterstaat is om te beslissen of de Transportongevallenraad medewerking moet verlenen aan een door de autoriteiten van de Nederlandse Antillen of van Aruba verricht onderzoek naar een scheepvaartongeval. Voor alle duidelijkheid wordt hier nog opgemerkt dat het bij deze bijstand uitsluitend gaat om bijstandsverlening bij het onderzoek naar ongevallen met zeeschepen.

Onderdeel 31

De nieuwe tekst van artikel 79 brengt mede dat ook indien een onderzoek naar een scheepvaartongeval wordt verricht door de autoriteiten van de Nederlandse Antillen of van Aruba de geheimhouding van het ontwerp-rapport gewaarborgd blijft.

Onderdeel 32

Het komt wenselijk voor dat bij ministeriële regeling nadere voorschriften kunnen worden gesteld omtrent de evaluatie.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Naar boven