nr. 9
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 11 februari 1998
De leden van uw Kamer, de heren Van de Camp en Van Boxtel vroegen een
reactie op het artikel getiteld «De gouden oorlog» in NRC-Handelsblad
van 7 februari 1998. Ik heb van dat bericht kennis genomen. Behalve de schets
van de wijze waarop tegen de beroeps- en bedrijfsmatige illegale hasjhandel
strafrechtelijk wordt opgetreden en de complicaties die zich daarbij voordoen,
acht ik de conclusie: «en geen enkele politieman of magistraat vindt
dat de strijd moet worden opgegeven» van belang. Ik onderschrijf dat
standpunt.
Naar aanleiding van de in het artikel vermelde opvattingen over de bestaande
strafmaten voor Opiumwetdelicten, wijs ik er op dat het door de Minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport en mij ingediende wetsvoorstel 25 325
strekkende tot de verhoging van de strafmaat voor illegale beroeps- en bedrijfsmatige
hennepteelt en hasjhandel brede steun geniet in uw Kamer en gereed is voor
de plenaire behandeling. Ik herinner er voorts aan dat in het kader van de
schriftelijke behandeling van dat wetsvoorstel op vragen van het CDA over
de mogelijke noodzaak verhoging van de strafmaat voor grootschalige illegale
in- en uitvoer van hennep, werd geantwoord dat ik de voorkeur geef aan verhoging
van de strafmaat voor en het expliciet strafbaar stellen van het leiding geven
aan een criminele organisatie en dat het daartoe strekkende wetsvoorstel tot
wijziging van onder andere artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht reeds
was ingediend. Ik verwijs naar Kamerstukken II, 1997/98. 25 325, nr. 6.
Ook laatstbedoeld wetsvoorstel (Kamerstukken II, 1997/98, 25 638),
zo bleek mij inmiddels uit het verslag, geniet steun in uw Kamer.
Het effect van laatstbedoeld wetsvoorstel voor bijvoorbeeld de strafmaat
voor het illegaal invoeren van hasj in georganiseerd verband komt geheel overeen
met hetgeen in het bovenvermelde krantenartikel als wenselijk wordt genoemd.
Tot slot spreek ik de hoop uit dat de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel
tot verhoging van de strafmaat voor bedrijfs- en beroepsmatige hennepteelt
en hasjhandel (wetsvoorstel 25 325) spoedig doorgang kan vinden.
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager