25 321
Wijziging van de Les- en cursusgeldwet en van de Wet tegemoetkoming studiekosten in verband met het eerder laten ingaan van de lesplicht en met betaling van het lesgeld in termijnen

nr. 13
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 29 april 1998

In de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel Wijziging van de Les- en cursusgeldwet en van de Wet tegemoetkoming studiekosten in verband met het eerder laten ingaan van de lesgeldplicht en met betaling van het lesgeld in termijnen (25 321, nr. 5, blz. 5) heb ik uw Kamer toegezegd haar op de hoogte te brengen van de uitkomsten van het onderzoek naar de bepalingen inzake vrijstelling, vermindering dan wel terugbetaling van het les- en cursusgeld. Ook in het voorlopig verslag van de Eerste Kamer (25 321, nr. 170a, blz. 2) is naar dit onderzoek gevraagd. Middels deze brief wil ik graag aan deze toezegging voldoen.

In de Rijksbegroting voor 1997 heb ik dit – interne – onderzoek aangekondigd. Aanleiding daarvoor is onder meer een aantal brieven van mensen geweest, waarbij gebleken is dat de huidige regeling in sommige bijzondere situaties wel erg hard uitwerkt. Dat geldt temeer daar waar de regelgeving met betrekking tot het collegegeld in gelijksoortige situaties veel meer ruimte geeft om tot vrijstelling, vermindering dan wel terugbetaling van de onderwijsbijdrage over te gaan.

In het onderzoek zijn de regelingen, met name waar het gaat om de mogelijkheden van terugbetaling, op dit terrein bij college-, les- en cursusgeld met elkaar vergeleken.

De huidige situatie

In onderstaand schema 1 is de huidige situatie weergegeven.

Schema 1: Overzicht huidige situatie

 afstuderenstaken studietussentijds instromenoverlijden/(ernstige) ziektebijz. familie-omstandigheden
collegegeld1/10 terug x aantal resterende maanden in cursusjaar t/m juni1/12 terug x aantal resterende maanden in cursusjaar 1/12 terug x aantal maanden dat men niet stond ingeschreven1/12 terug x aantal resterende maanden in cursusjaar1/12 terug x aantal resterende maanden in cursusjaar
lesgeldgeen lesgeld te betalen wanneer uitschrijving voor 1/10 plaatsvindtna 1/11: niets terug
cursusgeldalles terug wanneer voor start cursus wordt uitgeschreven

Deze beschrijving van verschillen en overeenkomsten in college-, les- en cursusgeld hebben bij mij tot de volgende conclusie geleid: uitgangspunt is waar mogelijk de bestaande verschillen weg te werken. Dit betekent een belangrijke uitbreiding van de mogelijkheden voor het verlenen van vrijstelling, vermindering dan wel terugbetaling van les- en cursusgelden.

De harmonisatie in de toekomst

Een belangrijke randvoorwaarde daarbij is dat bij de voorstellen die betrekking hebben op het staken van de opleiding geen premie wordt gegeven op het verlaten van het onderwijs zonder diploma door terugbetaling van gelden.

In onderstaand schema 2 is weergegeven hoe de regelingen in de toekomstige periode kunnen gaan gelden.

Schema 2: Overzicht

 afstuderenstaken studietussentijds instromenoverlijden/(ernstige) ziektebijz. familie-omstandigheden
collegegeld1/10 terug x aantal resterende maanden in cursusjaar t/m juni1/12 terug x aantal resterende maanden in cursusjaar 1/12 terug x aantal maanden dat men niet stond ingeschreven1/12 terug x aantal resterende maanden in cursusjaar1/12 terug x aantal resterende maanden in cursusjaar
lesgeld1–8/1–10: 12/12 1–10/1–1: 7/12 1–1/1–4: 4/12 1–4/1–7: – 1–7/1–8: –geen restitutie of vermindering na 1/101–8/1–1: 12/12 1–1/1–8: 7/121–8/1–10: 12/12 1–10/1–1: 7/12 1–1/1–4: 4/12 1–4/1–7: – 1–7/1–8: –1–8/1–10: 12/12 1–10/1–1: 7/12 1–1/1–4: 4/12 1–4/1–7: – 1–7/1–8: –
cursusgeld1/10 terug x aantal resterende maanden in cursusjaar t/m 2 maanden voor einde cursusgeen restitutie of verminderingvermindering met 1/12 over niet ingeschreven maand in cursusjaar 1/12 terug x aantal resterende maanden in cursusjaar1/12 terug x aantal resterende maanden in cursusjaar

Zoals uit bovenstaand overzicht blijkt, bestaat het voornemen om in veel meer situaties dan nu het geval is, het mogelijk te maken dat scholieren of hun ouders niet met extra financiële gevolgen worden geconfronteerd.

Deze voornemens sluiten tevens aan bij de uitgangspunten van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB), waarin onderwijs als maatwerk voor individuele deelnemers wordt gevraagd en overstappen tussen de diverse onderwijstrajecten mogelijk moeten zijn.

De systematiek voor het lesgeld

Een van de in het oog springende – blijvende – verschillen tussen de restitutiemogelijkheid bij het collegegeld en cursusgeld enerzijds en die bij het lesgeld anderzijds is dat bij het college- en cursusgeld van een maandsystematiek sprake is, terwijl bij het lesgeld de sprake is van een kwartaalsystematiek. Alhoewel een maandsystematiek voor het lesgeld een (nog) grotere flexibiliteit mogelijk zou maken, wat ook uit de reactie van de BVE-Raad op bovenstaande voorstellen is gebleken, gaat toch ten aanzien van het lesgeld de voorkeur uit naar een kwartaalsystematiek.

Reden hiervoor is dat de huidige wetgeving ten aanzien van het lesgeld zich meer en meer naar een kwartaalsysteem ontwikkelt. Ik wijs in dit kader op de hantering van de kwartaalsystematiek in het wetsvoorstel Wijziging van de Les- en cursusgeldwet en van de Wet tegemoetkoming studiekosten in verband met het eerder laten ingaan van de lesgeldplicht en met betaling van het lesgeld in termijnen en de mogelijkheid om vanaf het cursusjaar 1998–1999 het lesgeld in termijnen te betalen (Stb. 1997, 210). Daarnaast spoort het systeem van het lesgeld met de systematiek van de Algemene Kinderbijslagwet. Voor dat kwartaalsysteem is bewust gekozen, onder meer om uitvoeringstechnische redenen. Overgang naar een maandsystematiek zou ook te grote financiële consequenties met zich meebrengen.

Het volledig volgen van de kwartaalsystematiek bij uitstroom uit het lesgeldonderwijs heeft tot gevolg dat degenen die tussen 1 april en 1 juli het onderwijs verlaten in aanmerking zouden kunnen komen voor een bedrag aan terugbetaling van 1/12 van het totaalbedrag aan verschuldigd lesgeld. Gelet op het feit dat juist in deze maanden het merendeel van de studenten afstudeert, zeker in het voortgezet onderwijs, zal echter in geval van tussentijdse uitstroom in de genoemde periode geen terugbetaling van het lesgeld plaatsvinden.

Daarnaast kent het lesgeld een afwijkende instroomsystematiek. Om te voorkomen dat leerlingen om budgettaire redenen zich pas na 1 oktober daadwerkelijk gaan inschrijven, geldt ten aanzien van de instroom in het lesgeldonderwijs een halfjaarsystematiek. Voor diegenen die tussentijds overstappen wordt wel vermindering of terugbetaling van les- en cursusgeld toegepast conform de systematiek bij het lesgeld bij afstuderen.

Tenslotte wordt een mogelijkheid van terugbetaling van les en cursusgeld in verband met bijzondere familie-omstandigheden gecreëerd. Wat onder bijzondere familie-omstandigheden in dit verband moet worden verstaan, wordt bij het lesgeld centraal geregeld, terwijl bij college- en cursusgeld de betrokken onderwijsinstellingen hier zelf een concrete invulling aan kunnen geven. Achtergrond hierbij is dat van de drie wettelijke onderwijsbijdragen alleen het lesgeld centraal geïncasseerd wordt.

Uit oogpunt van controleerbaarheid wordt bij het lesgeld bepaald dat onder deze bijzondere familie-omstandigheden wordt verstaan:

– het overlijden van of ernstige ziekte bij de partner van de studerende;

– het overlijden van of ernstige ziekte bij een familielid in de eerste graad van de studerende; of

– echtscheiding van de ouders van de studerende.

Vooruitlopend op een dergelijke harmonisatie, heeft het amendement De Vries (kamerstukken II 1997/98, 25 321, nr. 12) het wetsvoorstel Wijziging van de Les- en cursusgeldwet en van de Wet tegemoetkoming studiekosten in verband met het eerder laten ingaan van de lesgeldplicht en met betaling van het lesgeld in termijnen reeds in die zin gewijzigd dat bij inschrijving na het begin van het cursusjaar of bij uitschrijving met diploma voor het einde van het cursusjaar de lesgeldplichtige om terugbetaling van het lesgeld kan vragen over elk vol kalenderkwartaal dat de leerling niet is ingeschreven.

De lesgeldplichtige ontvangt dan het over dat kalenderkwartaal betaalde lesgeld terug.

Vindt uitschrijving van de leerling met diploma bijvoorbeeld plaats in november, dan kan de lesgeldplichtige om terugbetaling van 6/12 van het lesgeldbedrag verzoeken.

Een uitzondering hierop is dat wanneer de inschrijving vóór 1 januari van het schooljaar wordt beëindigd wegens overlijden of ernstige ziekte, het gehele lesgeld wordt terugbetaald. Vindt wegens een van deze redenen beëindiging van de inschrijving plaats tussen 31 december en 1 april, dan wordt de helft van het lesgeld terugbetaald. Geschiedt dit na 31 maart, dan wordt een kwart van het lesgeld terugbetaald.

De systematiek in het amendement De Vries wijkt af van de systematiek zoals die in schema 2 is geschetst. Op het moment van indiening van het amendement De Vries was er nog geen zicht op de onderlinge samenhang tussen de voorstellen. Het bewerkstelligen van de onderlinge samenhang zal dan ook tot een – kleine – aanpassing van het amendement de Vries leiden. De regeling voor tussentijdse afstuderen wordt overigens door de aanpassing gunstiger.

Het toekennen van vrijstelling, vermindering dan wel terugbetaling van lesen cursusgelden zal op verzoek van de betalingsplichtige plaatsvinden onder overlegging van relevante bewijsstukken bij degene die de onderwijsbijdrage int. Bij het lesgeld is dat de Informatie Beheer Groep, bij het cursusgeld zijn dat (net als bij het collegegeld) de onderwijs-instellingen.

Financiële gevolgen

Deze voorstellen hebben voor de Rijksbegroting tot gevolg dat er op jaarbasis f 2,5 mln. minder aan lesgeld-ontvangsten zullen zijn.

Dit bedrag wordt gedekt door het laten vervallen van de zgn. geprognosticeerde einddatum van 30 juni. Dit wordt hieronder toegelicht.

Op dit moment kennen de Wet op de studiefinanciering (WSF) en de Wet tegemoetkoming studiekosten (WTS) een geprognosticeerde einddatum in het eindexamenjaar van 30 juni. Dit betekent dat studerenden in het vo en mbo die na 1 januari uitstromen in dat eindexamenjaar (al dan niet met diploma) toch hun recht op studiefinanciering (SF) dan wel een tegemoetkoming in de studiekosten (TS) behouden tot 30 juni.

Als gevolg van de gepresenteerde voorstellen kan dit betekenen dat een student in het vo of mbo die in de loop van het cursusjaar eindexamen doet (en dus lesgeld terug krijgt) of gewoon stopt, toch voor de rest van het cursusjaar SF dan wel TS blijft ontvangen.

Voorgesteld wordt dan ook dit verschil met de les- en cursusgeld-systematiek op te heffen door de geprognosticeerde einddatum in het voortgezet onderwijs en het (middelbaar) beroepsonderwijs te laten vervallen. Hierdoor worden er minder uitgaven SF en TS gerealiseerd na 1 januari. In plaats van de SF dan wel de TS door te laten lopen tot 30 juni, kan het recht op SF dan wel TS beëindigd worden met ingang van de maand na beëindiging van de uitschrijving.

Juridische aspecten en uitvoerbaarheid

Het amendement De Vries heeft reeds geleid tot een wijziging van het in de aanhef van deze brief genoemde wetsvoorstel, ofschoon de datum van inwerkingtreding van dat wetsvoorstel nog niet definitief vaststaat. De genoemde – kleine – aanpassing van het amendement De Vries zal leiden tot een wijziging van de Les- en cursusgeldwet.

De overige voorstellen op het terrein van vrijstelling, vermindering en terugbetaling van les- en cursusgeld zullen worden aangebracht door middel van een een wijziging van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet. Deze wijziging van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet zal voorhangen bij uw Kamer. Het afschaffen van de geprognosticeerde einddatum vo/mbo betekent een wijziging van de WSF en WTS.

Deze mogelijkheden voor terugbetaling van het lesgeld zullen op zijn vroegst per 1 augustus 1999 in werking kunnen treden. Streven is uiteraard de regeling zo snel mogelijk als verantwoord is, in te voeren. Vooruitlopend daarop is reeds de regeling voor terugbetaling van lesgeld in geval van overlijden en ernstige ziekte voor het cursusjaar 1997–1998 verruimd. Zij zal worden verlengd voor het cursusjaar 1998–1999.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen

Naar boven