nr. 10
NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 3 december 1997
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, onderdeel C, worden de punten 1 en 2 vernummerd tot 2 en
3, en wordt ingevoegd een punt 1, luidende:
1. In het eerste lid wordt «het vierde lid» vervangen door:
het vijfde lid.
B
Artikel III komt te luiden:
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 augustus 1999, tenzij bij
koninklijk besluit anders wordt bepaald. De voordracht voor een zodanig besluit
wordt niet gedaan voordat vier weken zijn verstreken nadat het ontwerp-besluit
is overgelegd aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
TOELICHTING
In onderdeel A wordt een omissie hersteld.
In onderdeel B is bepaald dat de wet op 1 augustus 1999 in werking treedt,
tenzij bij koninklijk besluit anders wordt bepaald. Het uitstel tot 1 augustus
1999 vindt plaats om uitvoeringstechnische redenen. De wet kan namelijk niet
meer op verantwoorde wijze per 1 augustus 1998 worden ingevoerd. Ik verwijs
daarvoor naar mijn brief van 27 november 1997, kenmerk SFB/1997/34014, aan
de voorzitter van de Tweede Kamer. De formulering «tenzij bij koninklijk
besluit anders wordt bepaald» biedt de mogelijkheid om als gevolg van
politieke heroverweging tot nader uitstel te komen. Politieke heroverweging
kan ook leiden tot de conclusie dat de wet ingetrokken dient te worden.
Het uitstel tot 1 augustus 1999 betekent een besparingsverlies van f 28
miljoen in 1998 en f 50 miljoen in 1999. Dekking hiervan zal plaatsvinden
binnen de onderwijsbegroting. Over de precieze verwerking zal de Tweede Kamer
worden geïnformeerd bij eerste suppletoire wet 1998.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
J. M. M. Ritzen