25 311
Wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening

nr. 8
AMENDEMENT VAN HET LID VERSNEL-SCHMITZ

Ontvangen 9 april 1998

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel I vervalt onderdeel H.

Toelichting

Hiermee wordt het bestaande «inspraakartikel» 6a, anders dan bij nota van wijziging bedoeld, gehandhaafd. Uit de nota naar aanleiding van het verslag blijkt dat dit artikel een toegevoegde waarde heeft en geen herhaling van zetten betekent. Uit oogpunt van fatsoenlijk bestuur geldt het als vanzelfsprekend dat gemeenten zich inspannen om burgers en stakeholders bij de voorbereiding van ruimtelijke plannen of herziening daarvan te betrekken. Terecht wordt er vanuit gegaan dat hierdoor het draagvlak voor ruimtelijke projecten kan worden vergroot. Op lokaal niveau, waar in toenemende mate burgers wijkgericht bij de leefomgeving worden betrokken, is dit een belangrijk gegeven. Er mag echter niet vanuit worden gegaan dat dit in alle gevallen ook goed gebeurt. Bij projecten van nationaal belang wordt nu goed voorzien in een oriënterende fase waarin burgers in een vroeg stadium van planvoorbereiding hun visie kunnen geven. Aangezien met dit wetsvoorstel wordt beoogd de «projectlijn» door te trekken naar lokaal niveau, ligt het voor de hand dat wat betreft de verhouding burger-bestuur bij ruimtelijke planvoorbereiding eveneens aansluiting tussen beide wordt gezocht. Handhaving van artikel 6a, waarin de gemeente wordt gehouden haar beleid kenbaar te maken, ligt dan juist meer voor de hand dan opheffing.

Versnel-Schmitz

Naar boven